Jan Vriend Algemeen Dagblad | "Speel ik in Amsterdam, dan speel ik in Carre" Herman van Veen speelt 600 keer in Amsterdams Theater |
27 juni 2025 |
Theaterdirecteur Wunnink had zijn twijfels. Het was 5 mei 1971 toen de 26-jarige Herman van Veen voor het eerst optrad in het theater aan de Amstel. Vlak voor de debutant op die eerste
avond zijn entree van achter uit de zaal maakte, ving hij in de hal nog nét een gesprekje op tussen Wunnink en zijn rechterhand Dekker.
Wunnink zei: „Meneer Dekker, ik heb er een hard hoofd in.” Zijn twijfel was begrijpelijk, want die eerste avond zat de zaal lang niet vol: van de (toen nog) 1.850 plaatsen waren er 271 bezet. Herman van Veen weet nog precies wie er zaten: „Wat familie, mijn oude buren, een paar verdwaalde dwazen en een handjevol studenten en journalisten die waren uitgenodigd.” Maar het kwam goed. Lovende recensies en reacties van het publiek deden al snel hun werk, zodat de kaartverkoop meteen aantrok. Na een week was Carré zelfs uitverkocht. Hij is er nooit meer weggegaan. „Speel ik in Amsterdam, speel ik in Carré.” Inmiddels stond hij meer dan 600 avonden op het toneel aan de Amstel. 600 voorstellingen over kwetsbaarheid, liefde en zo veel meer dat mensen bindt. Ook de jubileum avond was weer indrukwekkend. En aanleiding om zijn Carré-herinneringen nog eens op een rijtje te zetten. Het theater van ontmoetingen: „Altijd kwamen in Carré na het slotapplaus wel even collega’s en vrienden om bij te praten. Wim Kan, Toon Hermans en Wim Sonneveld bijvoorbeeld. Per speelserie kwam Simon Carmiggelt minstens vier keer. De ene keer voor een praatje, de ander keer had hij een liedje mee dat hij voor me had geschreven. Willem Wilmink stapte binnen met de mooiste teksten en Mies Bouwman hield me in die kleedkamer met twee handen tegelijk vast. Nog altijd is spelen in Carré voor mij de gelegenheid om met collega’s bij te praten. Door kleedkamergesprekken met Wende Snijders, Daniël Lohues, Huub van der Lubbe en Claudia de Breij hou ik die banden intact.” Het theater van tranen: Op 8 september 1983, de sterfdag van cabaretgrootheid Wim Kan, vloeiden zijn tranen in Carré. Nico Knapper, de tv-regisseur die bevriend was met zowel Wim Kan als Herman van Veen, kwam het bericht over het overlijden na de voorstelling in de kleedkamer vertellen. „Ik was stuk van verdriet. Meteen stond ik aan de grond genageld. Ik kon geen woord uitbrengen.” Alle herinneringen kwamen boven: hoe Kan hem steeds steunde. Diens aanmoedigende brieven. Het vertrouwen dat Kan hem gaf door hem in 1976 de Louis Davidsring uit te reiken. De bezoeken aan Wim Kan en Corry Vonk in hun huis in Kudelstaart. Alle vaderlijke adviezen van de oude meester. „Dat hij er niet meer was, voelde als een leegte.” Het theater van de springplank: Carré was voor hem een etalage en een springplank tegelijk. „Carré was mijn affiche. Daar kwamen de buitenlandse theatermensen kijken wat ik deed. Bezoek uit Londen, uit Berlijn, uit Parijs en uit New York. En overal mochten we daarna komen om onze voorstelling in hun eigen taal te spelen.” Het theater van de herinneringen: Zijn herinnering is aan kleurrijke lieden, onder zijn Carrépubliek. Zoals Ramses Shaffy. „Hij zat ergens op de achtste rij rechts van het middenpad, in zo’n rafelende, uit elkaar vallende bontjas. Halverwege de voorstelling stond hij op en riep hij door de zaal: ’Mensen, dit is toch geweldig?”’ De herinnering van de verslaggever gaat over die eerste Carré-voorstelling zonder zijn pianist Erik van der Wurff. In 2014 overleed hij aan kanker, 69 jaar. Voor het eerst zag ik Herman van Veen in Carré zonder de man die hem een halve ieeuw nad begeleid, zijn vleugel stond verlaten op het toneel. Geruisloos. Van Veen streek halverwege de voorstelling over het zwijgende instrument. En liet zien hoe je vriendschap kan aanraken. Het theater van de invallen: Geen Carré-voorstelling is hetzelfde. „In grote lijnen hebben we een raamwerk, maar verder spelen we wat er past bij de sfeer van die dag. Toch heeft een show bij mij wel vaste wetmatigheden. Als je een verhaal wilt laten aankomen, moet je het voor negen uur vertellen. Naarmate de avond vordert, raakt de zaal de scherpte kwijt en groeit de behoefte aan liedjes.” Het theater van de toegiften: Nooit een artiest gezien die zó vaak op het toneel terugkwam, als het publiek daar met aanhoudend applaus op aandrong. Bij Carré gebeurt het keer op keer. En hup dan zingt hij nóg een liedje. Dus ook bij die zeshonderdste. Maar nu ging het anders. Hij bracht een voorstelling met liedteksten van onder anderen Annie M.G. Schmidt, Jacques Brel, Freek de Jonge en Judith Herzberg. Een uitverkochte zaal zag hem spelen met gitarist Edith Leerkes, bassist Kees Dijkstra, violist Jannemien Cnossen en jonge talenten van de Frank Sanders Akademie. Waarna de jubilaris zijn dierbaren op het toneel op rozen trakteerde. Als besluit nam Carré-directeur Madeleine van der Zwaan het woord. Ze onderstreepte dat we getuige waren van een uniek moment: „Carré omarmt tradities. Maar een artiest die hier 600 keer optreedt, dat is in de 138-jarige geschiedenis van Carré nog nooit gebeurd. En dat gaat ook nooit meer gebeuren.” Herman van Veen viert 600 keer in Carré'. Zaterdag 28 juni (21,25 uur) bij Max op NP01 „Dit gaan we nooit meer meemaken”, zei de directeur van Carré na afloop. De zeshonderdste voorstelling van Herman van Veen in het Amsterdamse theater was daarom uniek. „Want geen artiest " Halverwege de voorstelling stond Ramses Shaffy op en riep hij door de zaal: ’Mensen, dit is toch geweldig?’" Jan Vriend |