Gooi- en Eemlander (editie Soest) Marco Willemse | Welkom op landgoed De Paltz en in de wonderlijke wereld van Herman van Veen
|
24 augustus 2025 |
Of het nu kwam door de uitbundig schijnende zon, de cabrio met open dak of de vorstelijke oprijlaan: de Thuistoeristen maakten bij hun bezoek aan het Herman van Veen Arts Center op landgoed Den Paltz een valse start. Voor lawaaiverkeer is immers geen plek in de serene wereld die ’s lands beroemdste kleinkunstenaar vormgaf. Niemand heeft er, om met hem te spreken, nog ongelooflijke haast.
We hebben de Saab nog niet geparkeerd naast het flonkerend witte landhuis-annex-expositiegebouw, of Herman van Veens persoonlijk assistente Letja Verstijnen schrijdt gedecideerd de trappen af van het bordes. Of we het bord bij de toegang wel hebben gezien? Alleen bezoekers die slecht ter been zijn, mensen met een andere beperking, genodigden of vertegenwoordigers van instellingen mogen het landgoed oprijden, luidt de uitleg. De Thuistoeristen staan er bedremmeld bij – er valt in de verste verte inderdaad geen bewegend blik te bespeuren – maar in de beminnelijke geest van haar patroon strijkt Verstijnen over het hart. „Laat de auto deze keer maar staan. En wees welkom in ons paradijs, want dat is het.’’ Over geluk hebben we vandaag toch niet te klagen, want op het koffieterras aan de achterzijde van het landhuis – zíjn landhuis – is de eigenaar geanimeerd in gesprek met twee bezoeksters. Ook al zien we hem van een afstandje op de inmiddels tachtigjarige rug: met zijn zwarte pantalon, wijdvallende witte blouse en zwierige armgebaren is Herman nog altijd onmiskenbaar Herman. De Thuistoeristen nemen lezers in de regio Amersfoort bij de hand in een zomerse serie over de verborgen schatten in eigen stad en dorp. Vandaag in aflevering 7: Magische momenten op landgoed De Paltz. De onaangekondigde verslaggever krijgt met zijn 64 lentes dan ook een onvervalst Utrechts welkom. „Zeg het eens jôchie, wat kan ik voor je doen? Veel tijd is er niet. We repeteren voor een nieuwe voorstelling”. Een paar minuten stilstaan bij de pleisterplek - ‘Ik woon hier niet hoor, ook al denken veel mensen dat’ - die hij realiseerde voor wandelaars, liefhebbers van speelse kunst, theater en muziek, wil Herman echter best. „Toen wij (Van Veen en zakelijk partner Edith Leerkes, red.) het landhuis in 2012 aankochten, was het compleet vervallen. Er is heel veel tijd, energie en geld, dat ook natuurlijk, geïnvesteerd om het te maken tot wat het nu is. Ik ben er buitengewoon trots op. Het is een juweel van een gebouw, zowel van buiten als van binnen, in een prachtige en bijzondere omgeving.’’ Herman moet weer aan de slag en beëindigt het misschien wel kortste vraaggesprek in zijn lange carrière licht vertwijfeld. „Eigenlijk wil ik dat Den Paltz, het Arts Center, een Geheimtipp blijft, zoals de Duitsers dat noemen. Je moet het weten te vinden. Tegelijkertijd willen we iedereen laten genieten van al het moois. Daar hebben we het voor gedaan, tenslotte.’ ’ Achter het landhuis staat een oude schuur die kunstig is verbouwd tot een theater- en muziekpodium dat plek biedt aan vijftig bezoekers. Voor de optredens en voorstellingen die er geregeld plaatsvinden, geldt volgens Verstijnen dat minderbedeelden in de samenleving per definitie voorrang hebben en voor niets of voor weinig welkom zijn. „Dat is onderdeel van het concept van het Art Center. We willen mensen voor wie dat normaal niet is weggelegd in aanraking laten komen met kunst en cultuur. Dan kun je denken aan gezinnen op bijstandsniveau, aan ouderen, asielzoekers, lichamelijk of verstandelijk beperkten, jongeren in moeilijke leefomstandigheden en ga zo maar door. Iedereen is hier welkom, zoals gezegd, maar dát zijn onze belangrijkste gasten.” In het lommerrijke park achter het landhuis is het niet alleen genieten van de natuur, maar ook van de artistieke uitingen van veelal jonge kunstenaars en van de meester zelf. We volgen de route ‘Je neus achterna’ en vallen van de ene verbazing in de andere. Al te veel spoilen zou zonde zijn, maar een levensgrote elandkop die zomaar uit het gebladerte steekt, een mysterieuze kluizenaarsgrot, een reusachtige boomstam waarin een niet te tellen aantal dieren is uitgekerfd, én de originele woonklomp van Hermans geesteskind Alfred Jodocus Kwak zijn alvast niet te missen. Langs een van de paden dragen zes bomen een bordje met een mannennaam. Het verhaal wil dat een oude barones op het landgoed trouwziek was en mannen versleet bij de vleet. Ze kregen na de scheiding een boom naar zich vernoemd, als dank voor bewezen diensten. In de wereld van Herman van Veen zou het zomaar waar kunnen zijn. Gevluchte soldaten en rijke jonkheren Landgoed Den Paltz ontleent zijn naam aan gedeserteerde soldaten uit het leger van de Pruisische koning Frederik de Grote (1740-1786). Ze kwamen uit de Duitse regio Palts en streken neer in het groene niemandsland tussen Soesterberg en Soest. De deserteurs, die niet meer huiswaarts konden, verdienden de kost als dagloners. Een slordige eeuw later, omstreeks 1860, verwierf de vermogende burgemeester van Breukelen, jonkheer Jacob Ram, voor 9000 gulden het eigendom over het gebied van destijds 100 hectare. De arbeiderswoningen op zijn nieuw verworven landgoed maakten plaats voor een statig landhuis met fraaie opstallen. De in zijn tijd vermaarde tuinarchitect Hendrik Copijn tekende voor het oorspronkelijke ontwerp van het park. Er volgden andere eigenaren, onder wie de excentrieke Louis van Rozenburg. Hij kocht Den Paltz in 1908 en gaf opdracht tot de aanleg van een doolhof van beukenhagen en een mystieke kluizenaarsgrot uit sintels en keien. In de grot, die alleen via de doolhof was te bereiken en die ruim honderd jaar later nog steeds bestaat, zit een stenen kluizenaar met een opengeslagen boek op schoot met, in het Latijn, de woorden ‘Zo vergaat de wereld’. De wonderlijke folly van Van Rozenburg past naadloos in de door magie omgeven wereld van kleinkunstenaar Herman van Veen, de tegenwoordige eigenaar van het landhuis en het park. Van Veen bezit 5 hectare van het uitgestrekte Den Paltz (nu 80 hectare), dat verder wordt beheerd door stichting Het Utrechts Landschap. Dankzij een oude afgraving omvat het behalve bossen, velden en lanen ook glooiende elementen waardoor fraaie vergezichten ontstaan. Marco Willemse |