Vara - Gids
Ronald Snijders

En weer doorgaan



8 mrt 2025
Herman van Veen-fan (en theatercollega) Ronald Snijders duidt zijn idool - en stelt her en passant ook nog een paar vragen.


Als een wervelwind, als een explosie op het podium: ‘Ais het moet stamp ik het toneel in elkaar’. Zo kwam het wonderkind Herman van Veen (22 jaar) in 1967 de theaterwereld binnen, met haar. Want dat had hij toen nog, denk je als je nu die foto’s uit eind jaren 60 ziet. Toen het haar direct in de jaren 70 razendsnel uitviel, liet hij aanvankelijk zij-en achterkant krullend groeien tot op zijn rug. Later zou hij zijn kaalheid accepteren vanuit de gedachte dat ‘bij clowns de haren naar binnen groeien’.

Op mijn vijftiende werd ik gediagnostiseerd als Herman van Veen-fan. Ik kende tot dan toe wel ‘Hilversum 3’, ‘Anne’ en ‘Toveren’ maar toen hoorde ik op de radio zijn liedje ’De tijd tikt’(‘de tijd de kippen van de stok, de ruiten van je rok, tikt je voor en tikt je tegen’), waarbij ik specifiek getroffen werd door die kenmerkende manier van zingen. Zelfs medeklinkers krijgen nadruk, hij articuleert bijna meer afzonderlijke letters dan er in de woorden zitten. Iedere ‘tikt’ die hij zingt, kun je horen als een klok die de tijd wegtikt. Wie is deze zanger? Wat zingt hij nog meer? Ik ontdekte platen, boeken, voorstellingen, ging Herman van Veenistiek studeren. En dan valt op dat maar een beperkt deel van wat Herman zo goed maakt de media haalt. Dat hij zes-honderdzoveel keeT in Carré heeft gespeeld, zich voor kinderrechten inzet en ook populair is in het buitenland, dat weet iedereen wel. Ivo Niehe zal het, omdat Herman deze weck 80 wordt, in een driedelige documentaire allemaal weer uit de doeken doen en hem zelfs nareizen om te fact-checken of het inderdaad echt zo is. Vaak wordt in de media hetzelfde beeld bevestigd, spctter-pieter-pater en opzij-opzij, en ja ik heb me ook bezondigd aan hem imiteren, zelfs in zijn vrolijke bijzijn, maar hij is zoveel meer dan die stem. Hij is allround muzikant, dichter en danser, heeft, om maar eens een voorbeeld te noemen, meer letterlijk in zijn blote kont op het podium gestaan dan Freek de Jonge, Hans Teeuwen en Claudia de Breij bij elkaar. En dat is niet eens een grap. Tegenwoordig heeft hij in navolging van Elvis Presley en Michael Jackson zijn eigen Graceland, zijn eigen Never-land in beheer, landgoed De Paltz in Soest, met een heel bos, een eigen theater, een villa met bibliotheek, en er zijn vrijwilligers die af en aan over dat landgoed rijden in wagentjes met het logo ‘Herman van Veen Arts Center’daarop.

Hij is vanaf vrijdag 80 jaar, maar hij danst, grapt en rock-’n-rollt nog altijd weken achtereen in Carré, met een stem die niets aan kracht heeft ingeboet. En dat na zeventig jaar onafgebroken zingen. Want de allereerste keer dat een optreden van Herman van Veen de pers haalde was al in 1959 toen Utrechts Nieuwsblad schreef over een presentatie van de muziekschoolaf-deling van het Conservatorium: ‘Een opvallend leuke rol bracht Herman van Veen (14), die zowel als zanger als acteur zijn mannetje staat.’ Een jaar later in dezelfde krant: ‘Vooral de jeugdige troubadour, Herman van Veen (15 jaar!), zong voortreffelijk zijn voorname rol.’

De pers had hem dus al vroeg in de gaten. Na het conservatorium, klassiek geschoold, maar ook beďnvloed door The Beatles, Toon Hermans, Jacques Brei en Ramses Shaffy werd Van Veen met zijn muzikanten in 1967 groots gelanceerd met het theaterprogramma Harlekijn: hij slingerde aan kroonluchters, danste, zong en sprong. ‘Ik vond het daarbij het allermooiste om zo lang mogelijk in de lucht te blijven’, zei Van Veen daar later over. ‘Als ik zijn regisseur was hakte ik zijn armen en benen eraf zei Wim Sonneveld daar dan weer over.

Zijn liedteksten gingen in die begintijd het liefst over weinig, zoals in het bekende Harlekijn-lied: ‘Floebclcgab stobelegab flop flop flee floebelagabba / Hobelegabba stobelegabba flibele-gabba stikke dikke hop stop / Snee reldeldee ge stikke dikke floep stikke flak stikke / Flee geflam-flam flik flak flik flak stikke dikke dropdreep / Stikke stikke drab drab floebelegabba stobelegam flabclcgam / Dro drab dree drabba floebelegabba stobeligam dee’. De tekst is tijdloos gebleken. Hij zou tegenwoordig bijvoorbeeld ook kunnen slaan op het huidige kabinetsbeleid.

Of hij bezong‘De neus.’‘Er is een reuze keuze neuzen in de kleuren rood en paars, de kwaliteit laat minder keuze, goede neuzen zijn zeer schaars’. Ook daar is nog steeds geen speld tussen te krijgen. Wat in dat eerste programma pers en publiek met name overrompelde was zijn enorme levensvreugde, hij zong het uit van geluk en leek als podiumpersoonlijkheid meteen helemaal af te zijn.

En toen ging Herman van Veen ook ineens in een film spelen. En wat voor eentje: Princess (1969), een schieten-en-tieten-film vol heerlijke sixtiesseks en -geweld: overal explosies veroorzaakt door dames met openvallende leren hesjes, hotpants, hoge zwarte laklaarzen en ratelende stenguns, met de jonge Haarman die het allemaal fotografeert. Je moet het zien om het te geloven. Deze Vlaamse cultfilm flopte formidabel, maar dat kon je niet zeggen over zijn theatercarričre.

In korte tijd vestigde Herman zijn naam als fenomeen. Hij tartte alle thea-terwetten die er waren; hij kwam vanachter uit de zaal op, klauterde over stoelen heen, keerde daarbij de inhoud van menig damestas leeg, gebruikte voor het eerst in het Nederlandse cabaret stroboscoop- en andere lichteffecten, ging als eerste in de cabaret- en klein-kunsthoek popmuziek maken en werd prompt op zijn 26ste maar liefst drie weken in Theater Carré geboekt, de Amsterdamse thea-tertempel met 1600 stoelen. De eerste avond zaten er echter, om precies te zijn, 168 mensen in de zaal. Een groot probleem, maar niet voor Van Veen. In de laatste week had hij middels mond-tot mondreclame Carré vol gezongen. Hij sloeg daarin wel door.

Zelfs in de pauze bleef Van Veen de zaal vol zingen. Zat driekwart van het publiek inmiddels aan de koffie in de foyer, zette hij prompt met zijn band een nieuw nummer in: ‘Enkel en alleen’. ‘Langzaamaan begin ik te begrijpen waar het allemaal om draait: alles draait om jou en mij en wij, we draaien overal omheen.’ Dat op de proef stellen en uit de tent lokken van het publiek, hoort ook bij Van Veen. Toen in 1994, op het hoogtepunt van zijn roem in Duitsland, volgens de laatste peiling aldaar het racisme weer de kop op stak, kwam hij het toneel op met de woorden ‘Hallo, vijftien procent fascisten in de zaal!’ Dat getuigt wel van lef. En dan moet je nog een avond voor dat publiek spelen. Als dan aan het eind van de avond duizend Duitsers staan te schreeuwen om nog een vijfde toegift, ben je niet bepaald een ‘boerenpummel van wereldklasse’ zoals The New York Times ooit over hem schreef Commercieel kon je hem, zeker in de jaren 70, beslist niet noemen. Hij was niet bezig om hits te scoren. Misschien wel zijn beste album vind ik Bloesem uit 1972. Rob Chrispijn schreef zijn beste teksten die ruimte lieten voor eigen interpretaties. Geen hangers maar ‘Ze boog zover voorover’ (dat ik bang was dat ze brak), ‘Windstil’ en ‘Arm’ met een magistrale vioolsolo over opzwepende drums. Een ingetogen album met een hoofdrol voor het warme Rhodespianogeluid van Erik van der Wurff Een vrij onbekend gebleven meesterwerk. Toen ik Herman ooit vroeg naar zijn herinnering aan het album zei hij: ‘Bloesem? Dat was onze minst verkochte plaat!’

In die jaren gaat hij persoonlijk een moeilijke periode door. De vrije, blije explosie waarmee hij begon, keert zich naar binnen, hij gaat scheiden, en raakt met zichzelf in de knoop. Het publiek krijgt mede hierdoor niet de gemakkelijkste kost. Hij wordt poëtischer, cryptischer, soberder en somberder in teksten en liedjes die hij brengt. Critici spreken van Herman van Veenzaamheid. Het publiek dat desondanks nog steeds massaal toestroomt en vanaf 1974 ook een enthousiast Duitsland beslaat, wordt getrakteerd op een programma met de veelzeggende titel De pijnshow. Met een grimmig nummer als ‘Wisse hachie’ waarin het Van Veen serieus is en de humor ver te zoeken: ‘Dood te koop / heerlijke verse dood te koop / dood als een kusdood als een omhelzing / deze dood is als de zon / als mandarijnen / nog zachter dan witte konijnen / ik heb zelfs een dood van dons’, schreeuwt hij het uit. Als ik hem er nu naar vraag zegt Herman over die periode: ‘Ik was de weg kwijt, door het al te veel. Vond hem sprokkelend terug. Een klassieke midlifecrisis.’ Maar wel eentje van een jongeman die toen nog amper dertig jaar was. In de jaren 80 komt Van Veen er in elk geval opgeruimder uit. Zijn voorstellingen worden luchtiger, bevatten meer humor en worden toegankelijker. De introspectie maakt plaats voor meer maatschappelijk engagement En dan begint hij ook zijn hits te scoren, die we inderdaad allemaal kennen: ‘Opzij’ ‘Hilversum III’,‘Toveren’,‘Zo vrolijk’, ‘Anne’. De grootste hit, zijn enige nummer 1-hit zingt hij ironisch genoeg niet zelf,

‘Ik voel me zo verdomd alleen’ wordt gezongen door Danny de Munk als Ciske de Rat. Herman van Veen schreef de muziek.

Tussendoor maakt hij in het geheim nóg een meesterwerk dat vrijwel niemand kent: In moment bewogen (1982). Muziek voor een balletvoorstelling, een instrumentale plaat die tientallen jaren moeilijk te verkrijgen is, maar inmiddels gewoon op Spotify staat. Licht melancholische muziek die je opzet om tot rust te komen of om bij te gaan slapen. Tevens ook de perfecte soundtrack om baby’tjes bij in bad te doen of stresshormonen mee te kalmeren. Gevraagd naar de totstandkoming en de inspiratie voor In moment bewogen zegt Herman: ‘In die tijd raakten we een gitarist kwijt. (Chris Loo-kers, RS). Slopende ziekte. Het was een ode aan een laatste samenspelen. Noem het berusting.’ Van Veen heeft dan inmiddels als enige Nederlandse liedkunstenaar op Broadway gestaan en is succesvoller dan ooit in Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Zuid-Afrika... Legendarische acts van Van Veen worden zijn stripteasedanseres waarin hij geheel terecht naakt tot het slipje gaat en een fenomenale tenniswedstrijd gespeeld in enorme slow-motion, waarin hij laat zien over een perfecte lichaamsbeheer-sing en een flinke fluim speeksel te beschikken. En dan zijn er nog de niet-aflatende stroom aan boeken, toneelstukken en 190 (!) uitgebrachte albums, waarbij met name Kersvers (2014) opvalt als hij zich ineens bedient van een nieuw, meer elektronisch geluid, dat geheel voor rekening komt van de jonge producer Mamix Dorrestein, zoon van zijn vaste gitariste Edith Leerkes. Eén ding is in elk geval zeker: Van Veen is voorlopig niet van plan om te stoppen.

Maar, vraag ik me dan toch af, wat is nou de verklaring voor die onuitputtelijke bron van waaruit Herman van Veen maar blijft produceren? En wat verklaart die niet-aflatende belangstelling van zijn publiek, wat blijft zijn aantrekkingskracht? Misschien toch dat vat vol tegenstrijdigheden tussen vaag en concreet, plat en poëtisch, serieus en onzinnig, tussen vijftien procent fascisten in de zaal en spetter-pieter-pater, nummer 1-hit en slaapmuziek, tussen wervelwind en bedaard, maar vooral ook omdat er altijd iets onbegrijpelijk aan hem blijft. Ik zou bijna willen zeggen: hij probeert ons de hele tijd iets onduidelijk te maken. Wacht, ik vraag het hem zelf. Iedere schrijver heeft maar een thema, zei Gerard Reve ooit. Wat is het onderzoek dat jij al je hele leven doet? Kun je iets gemeenschappelijks ontdekken in al die verhalen die je vertelt, in liedjes, in voorstellingen, boeken et cetera? Wat maakt dat je op je 80ste nog niet uitonderzocht bent? ‘Wat mij overeind houdt, is de liefde die ik voel en krijg van mensen om ons heen. Als er dan een zin als doel zou bestaan is die wat mij betreft: ‘Geniet het!’ En dat doe ik waar en hoe dat kan.’ Weet jij inmiddels ook al wat je gaat doen na de dood? ‘De weg terugvinden.’ Ikzelf word eind deze maand 50. Zijn er nog dingen die ik moet weten voor de komende dertig jaar? ‘Denk nu aan wat Judith Herzberg ooit schreef: Reken erop dat het anders zijn zal, dan je denkt, ook als je denkt het zal wel anders zijn dan je denkt, dan is het toch nog anders dan je denkt. Dus, seewhat happens! <-

Wacht, ik vraag het hem zelf. Iedere schrijver heeft maar een thema, zei Gerard Reve ooit. Wat is het onderzoek dat jij al je hele leven doet? Kun je iets gemeenschappelijks ontdekken in al die verhalen die je vertelt, in liedjes, in voorstellingen, boeken et cetera? Wat maakt dat je op je 80ste nog niet uitonderzocht bent?

‘Wat mij overeind houdt, is de liefde die ik voel en krijg van mensen om ons heen. Als er dan een zin als doel zou bestaan is die wat mij betreft: ‘Geniet het!’ En dat doe ik waar en hoe dat kan.’

Weet jij inmiddels ook al wat je gaat doen na de dood?

‘De weg terugvinden.’

Ikzelf word eind deze maand 50. Zijn er nog dingen die ik moet weten voor de komende dertig jaar?

‘Denk nu aan wat Judith Herzberg ooit schreef: Reken erop dat het anders zijn zal, dan je denkt, ook als je denkt het zal wel anders zijn dan je denkt, dan is het toch nog anders dan je denkt



Ronald Snijders