de Volkskrant
Max Pam (Column)

Herman van Veen begon aan zijn eerste lied en ik vroeg mij af wat me tegenhoudt in hem



Meningen en bewijzen

3 juli 2024

Herman van Veen begon aan zijn eerste lied en ik vroeg mij af wat me tegenhoudt in hem Hoewel je af en toe een regendruppel voelde, bleef het steeds aangenaam zomerweer. Plaats van handeling was het openluchttheater Caprera, dat niet op een eilandje ten noorden van Sardinië ligt, maar tussen de duinen en het bos van Bloemendaal. Er hing de gemoedelijke stemmingvan welgestelde burgers die zich opmaken voor een avond van artistiek verantwoord amusement.

Caprera is een amfitheater, rond een overdekt podium. Er kunnen zo’n elfhonderd mensen in en het was vrijwel uitverkocht. Dat het soms werkelijk dreigde te gaan regenen, deerde de bezoekers niet. Dan hulden zij zich snel in regenjassen of in de poncho’s die bij de ingang waren uitgedeeld. Vanaf het podium moeten de artiesten dan de indruk hebben gekregen dat het theater gevuld was met rode kabouters en blauwe smurfen, maar gelukkig zette de regen niet door en verschenen de hemdsmouwen weer, zodra de neerslagdreiging was verdwenen.

Alles wees, om met de dichter Nijhoff te spreken, op een weemoedige avond ‘met sublieme momenten en het sentiment daartussen’. Herman van Veen zou die avond met zijn band optreden in een voorstelling, die in al haar eenvoud Een voorstelling heette. Terwijl het langzaam begon te schemeren en een onontkoombare intimiteit van het theater bezit nam, kwam de zanger op in een kleine kegel van licht. Een perfect gerangschikte avond lag in het verschiet en eigenlijk was er slechts één probleem: ik houd niet van Herman van Veen.

De zanger begon aan zijn eerste lied, een evergreen die door iedereen gekend en meegezongen kan worden. Hier was duidelijk een groot muzikaal talent aan het werk en daarom vroeg ik mij af wat me in Herman van Veen tegenhoudt. Is er misschien iets mis met mij? Intussen zong hij de regels ‘op elke steiger klonk een lied van Paljas of Jeruzalem’, en vreemd genoeg moest ik aan Harry Mulisch denken.

Is Herman een zingende Harry Mulisch?

Net als Mulisch is Herman van Veen iemand die steeds een grote ijdelheid wordt verweten. Altijd gaat het over hem en zelfs als het niet over hem gaat, gaat het toch over hem. Dat vinden veel mensen irritant en ik heb het meegemaakt dat Mulisch al agressie opriep als hij alleen maar door de Leidse-straat liep. Nee, niet liep. Flaneerde, zeiden zijn tegenstanders.

Wellicht heeft Mulisch daardoor zijn eigen vergetelheid versneld, maar dan moet u toch eens De aanslag oppikken uit zo’n straatboekenkast. Dat is nog steeds een steengoede roman, spannend, wervelend geschreven, met een begin, een midden en een eind. Op het podium was Herman van Veen onderwijl begonnen aan Alles doet ertoe, een nummer dat ik niet kende, maar dat behalve in al zijn muzikaliteit ook qua tekst sprankelend en meeslepend bleek te zijn.

Intussen was het bijna donker geworden, maar nog altijd licht genoeg om te zien dat op een van de eerste rijen zich een vrouw van middelbare leeftijd verhief en voorlangs de trap aan de zijkant van de tribunes probeerde te bereiken. Trede voor trede tilde zij zich moeizaam omhoog en toen zij mijn rij passeerde, zag ik dat zij de dikke brillenglazen droeg van een bijziende. Aangezien de treden door de regenspetters nat waren geworden, hield ik mijn hart vast en ik was niet de enige, want ook om mij heen keek men gespitst toe hoe de vrouw een uitglijder zou maken.

Herman zong uiteraard door alsof er niets aan de hand was, maar uit mijn gedachten verdween Harry Mulisch en kwam een Kronkel op van Simon Carmiggelt. Dat stukje gaat over een dikke man, die een declamatie-avond bezoekt en neerzijgt op een stoel, waarvan alle andere aanwezigen met zekerheid vermoeden dat hij hem niet dragen kan. En inderdaad zakt de man erdoorheen, zij het niet op het moment dat je zou verwachten. Van Kooten en De Bie hebben dat stukje eens vertolkt als een ode op Carmiggelt.

Inmiddels had de vrouw tot ieders opluchting de bovenste rij van het amfitheater bereikt, maar een rilling ging door de rijen toen zij even later aan haar terugweg begon. Gelukkig kwam de vrouw veilig aan en herhaalde het onheil uit de Kronkel zich niet in de werkelijkheid. Snel werden we allemaal weer beetgepakt en ondergedompeld in de compositie van d e wereld, zoals Herman van Veen die zich voorstelt. ‘Ik ben vandaag zo vrolijk, zo vrolijk, zo vrolijk’, zong hij, maar ook dat de tijd je leven zo voorbij tikt, ‘heel verdrietig en heel blij.

Aan het eind van de voorstelling vertelde hij dat de gemiddelde Nederlandse man 79 jaar wordt, maar dat hij als 79-jarige nog lang niet van plan is te stoppen. Dat beurde mij ontzettend op en ik betrok het onmiddellijk op mijzelf. Tot de volgende week!



Max Pam (column)