Zutphens Dagblad

LAURENS VAN ROOYEN:

"De show daar gaat het om, daar moet ook alles voor wijken"

Vleugeladjudant van Harlekijn voorspelt succes

25 juni 1969

De man achter Herman van Veen. de pianist achter het fenomeen: Laurens van Rooyen, Utrechtse kruidenierszoon, misdienaar op non-actief gewezen kerkorganist en nu mild glim lachende mede-eigenaar en vleugeladjudant van de weldoortimmerde cabaretgroep „Harlekijn Holland". „Weet je, dat ik er nog vaak van droom", zegt hij, „dan zie ik me weer in een toogje op de onderste altaartrede knielen. We hadden toogjes in allerlei kleuren, zwart voor het normale werk, rood voor de keren dat er flink uitgepakt moest worden. Dan zat je midden tussen de flakkerende kaarsen en overal dreven de wierookgeuren. Man, dat heeft een waanzinnige indruk op me gemaakt. Als zoon van een katholieke middenstander kon je er eenvoudig niet langs, het was gewoon een bekeken zaak, dat je allerlei klussen in de kerk moest opknappen. Ik werd ook om de haverklap van school gehaald om orgel te spelen bij trouwmissen en rouwdiensten. DiesIrae en Veni Creator, ik stampte het er allemaal uit. Hoe oud zal ik toen helemaal geweest zijn, dertien, veertien misschien. Ik verdronk tussen al die orgelpijpen en registers en speciaal voor mij moest er een kussentje op de bank worden gelegd, want anders kon ik niet eens bij de toetsen.


Het mooiste vond ik altijd de galm, die rollende donder langs de gewelven. Vijf minuten hield dat aan en als je flink doordrukte, dan zag je de muren trillen. Op zo'n moment dacht ik: „Dat is nou allemaal jouw werk Laurens". Prachtig vond ik het. De kapelaan kwam altijd speciaal naar school om me te halen. We zitten weer omhoog, zei ie dan tegen de directeur. „Kan Laurens effe meekomen". Ik ging achterop zijn fiets naar de kerk. Ik vond het een uiterst vreemde sensatie, die voor een jongen van twaalf nauwelijks te dragen was.


Muzikaal baasje


Ik zou aanvankelijk tussen de grutterswaren een mooie toekomst opbouwen, maar vader had al gauw door, dat het geen haalbare kaart was. Toen ik zes was liet ie al een piano thuis komen, want hij vond, dat ik zo'n muzikaal baasje was. Ze droegen die zwarte kist de huiskamer binnen en ik was op hetzelfde moment verpletterd. Die Koperen pedalen, al dat ivoor, ik vond het een ongelooflijk instrument.
Vanaf dat moment liep de muziek als een dikke, rode draad door mijn leven. Ïk had volgens vader een begenadigd talent en als hij jarig was, dan werden alle ooms en tantes geprest om hun glaasje advocaat neer te zetten en eerbiedig te luisteren naar die dekselse Laurens, die zo mooi de kinderstukjes van Mozart speelde.


De sigaar


Herman heb ik leren kennen op het Utrechts conservatorium en vanaf het eerste moment klikte het tussen ons. We maakten persiflages op de klassieke reuzen en de keren, dat Bach de sigaar was, waren op het laatst niet meer te tellen. Zelfs een doodserieus vak als de harmonieleer vormde voor ons nog voldoende aanleiding voor een krankzinnige stunt. Als Herman aan de beurt was om wat akkoorden te maken, begon ie altijd met lang en uiterst geconcentreerd uit het raam te staren.
„Meneer Van Veen", zei de leraar dan, „maakt u eens een dominant septiem akkoord op f". „Juist", zei Her- man, „een dominant septiem akkoord op f, ik geloof waarachtig, dat ik begrijp, waar u heen wilt. U verwacht van mij een dominant septiem akkoord op f. Goed dat gaan we dan nu maken".
Vervolgens draaide hij zich om en begon uit het raam te staren. Dat hele akkoord interesseerde hem geen bliksem, waarschijnlijk dacht ie op dat moment alleen aan het feest van de vorige dag, maar na vijf minuten kwam ie toch voor de draad met een werkstukje. Alle anderen maakten zo'n akkoord vanaf de basis, maar Herman startte bovenaan en sukkelde dan via es, C en A naar de grondtoon. Hij had daar een waanzinnige techniek in ontwikkeld. Hij schreef toen ook al de meest krankzinnige teksten, die ik op muziek zette.
„Als we daar later wat mee kunnen doen", dacht ik, „hoef ik geen concertpianist te worden.


Cabarettoer


Na vijf jaar kwamen we van het conservatorium. Herman had als hoofdvak viool gehad. Ik piano. We zijn daarna meteen begonnen met die cabarettoer, we wilden gewoon het bewijs leveren, dat je met een goeie klassieke ondergrond ook in de kleinkunst een eind kunt komen. Ik zag me trouwens niet de hele dag Beethoven en Schubert spelen.

Eigenlijk heb ik gloeiend de pest aan al die romantische jongens, die een labyrinth van stemmingen en sentimenten hebben getimmerd. Ik heb geen enkele affiniteit me dat soort zwijmelarij en de enige componist uit die periode, die voor mij te pruimen is, is Bach. Bach .heeft diezelfde strakheid als de grote Italianen: Vivaldi, Scarletti, dat is pure muziek. Daarna komt er wat mij betreft een hele tijd niks en dan begint het weer bij Strawinsky, Schönberg en Weber. Dat is de muziek, waar ik mij persoonlijk jofel bij voel".


Waanzinnige ambities


Laurens van Rooyen heeft er achteraf geen spijt van, dat hij zijn talent heeft geïnvesteerd in de kleinkunst. Hij zegt: „Ik geloot voor 100 procent in Harlekijn. Ik wil ook nog wel uitleggen, waarom. Wij vormen geen losvaste groep schnabbelaars, die voortdurend aan de poen loopt te denken. Elke cent, die we tot nog toe verdienden, hebben we gelijk weer in de zaak gestoken, we -zijn gewoon waanzinnig ambitieus en zijn bereid om ons kapot te werken. Bij ons wordt niet op de klok gekeken en met een collectieve arbeidsovereenkomst gewerkt. De show, daar gaat het om en daar moet alles voor wijken.

Ik vergelijk Harlekijn altijd met de commune-gedachte van Frederik van Eeden. Die probeerde ook met een gemeenschap van gelijkgestemden zijn doel te bereiken. Dat hij het achteraf niet gehaald heeft, is voor ons nog geen reden om het ook niet eens te proberen. We hebben nu een groep van tien man en dat zijn ook tien vrienden. Wij beschouwen dit ook niet als een vak, maar als een roeping. En wij zijn er met zijn allen van overtuigd, dat het zal lukken. Dingen, waar je voor 100 procent achter staat, gebeuren gewoon. Dat houdt geen mens tegen.
Wij zijn bijvoorbeeld nu serieus bezig met een internationale opbouw. De show, die wij brengen, leent zich daar helemaal voor, het is geen typische Nederlandse humor, die wij brengen. We beginnen in september met een aantal proefvoorstellingen voor buitenlanders, die in Nederland werken en als dat lukt, dan springen we de grens over. Er wordt al gesleuteld aan een show voor de wereldtentoonstelling in Tokio, er zijn al contacten gelegd met Duitsland en Scandinavië.


Gloeilampjes


Zeg nou niet, dat we met onze kop in de wolken lopen. Want meneer Philips heeft ook nooit geweten, dat hij in de schuur achterin zijn tuin werkte aan een internationaal imperium. Dat gebeurde gewoon, die man was bezeten van zijn gloeilampjes.

Wij zijn nu toevallig bezeten van Harlekijn en ik beloof je, dat ze over een paar jaar in New York zullen weten, wie we zijn en wat wij doen. Er is geen mens, die dat uit onze koppen praat".