Nieuwsblad van het Zuiden
Jan Naaijkens

Herman van Veen met niemand vergelijkbaar

13 mei 1978
Herman van Veen;
Muzikale medewerking van Erik van de Wurff, Harry Sacksioni, Martijn Alsters, Hans Koppes, Ger Smit.
Stads schouwburg Tilburg, 11 mei, 1978.


Herman van Veen begint steeds meer te lijken op de Christusfiguur van Van Meegerens beruchte schilderij „De Emmausgangers", maar voor het overige blijkt hij in zijn nieuwste show geheel zichzelf te zijn gebleven. Dat wil dus zeggen, dat zijn unieke talent dat met niets of niemand vergelijkbaar is, in al zijn facetten is blijven schitteren. Men kan dus opnieuw zijn bijzondere muzikaliteit bewonderen, niet alleen vocaal, maar ook instrumentaal.


Zijn vermogen om in een handomdraai van een daverende explosie over te gaan in een fase vol subtiele verstilling. Zijn geweldige greep op de zaal vol jonge mensen, op wie hij een bijna magische werking uitoefent. De beheersing over zijn lichaam, dat even expressief is als van de meest geraffineerde mime-speler.
De superbe clownerieën, zoals in het prachtige nummer over de ontwikkelingshulp, waarin hij uiterst virtuoos, begeleid door een klankvolle steelband, de tamtams „bespeelt". Ironische en gewoon gevoelig menselijke teksten wisselen elkaar af. Deze teksten zijn niet altijd even helder. Soms zijn ze bepaald te lang, soms ook vervalt hij tot flarden en uitroepen, die een logische samenhang schijnen te missen en nog slechts werken bij de gratie van hun klank en hun kleur.
Maar hij is niet meer zo schimmig en abstract als hij in zijn voorgaande show was, toen het soms erg moeilijk bleek binnen de totale chaos nog enige rationele of emotionele lijnen te ontdekken.

Iets van het chaotische is gebleven, maar dat heeft zijn aantrekkelijke kanten. Men kan bij Herman van Veen onmogelijk voorspellen wat het volgende moment zal brengen. Dat levert veel verrassingen op. Mede bijvoorbeeld door de intelligente manier waarop hij manipuleert met de toneelknecht en zijn begeleiders, in de parodie bijvoorbeeld op de moderne muziek. De muzikaliteit vormt in deze show trouwens een verhaal apart.

De begeleiders zijn stuk voor stuk rasartiesten, die niet alleen perfect op Van Veen en op elkaar zijn ingespeeld, maar ook als solisten een geduchte partij meeblazen. De ongewone keuze van de instrumenten en hun merkwaardige combinaties (een tuba met een piccolo bijvoorbeeld) levert ongehoorde en hoogst boeiende resultaten op, zonder dat er nochtans sprake is van effectbejag, dat immers de dood betekent voor de waarachtige muzikaliteit.

De uitgekiende verlichting was ook nu weer vermeldenswaard zodat door deze wonderlijke eigenzinnige samensmelting van uiteenlopende theatrale gegevens Herman van Veen 's uitzonderlijke faam voor de vele fans, die kregen wat zij verwachtten, opnieuw bevestigd.



Jan Naaijkens