HET VADERLAND
Arno gelder

Van rebelse washand tot Goethes "Erlkonig"

12 maart 1979
Herman van Veen is bij zijn collega-cabaretiers altijd een geliefd onderwerp van spot geweest, hoewel hij, gezien zijn alternatieve opvattingen over wat theater zou moeten zijn, cabaretiers allerminst tot zijn vakgenoten beschouwt. Zo poneerde Don Quishocking eens het subtiele grapje „Eenzaamheid, Gemeenzaamheid, Herman van Veenzaamheid", zong Ivo de Wijs in een lied met wel zeer vergezochte associaties a la van Veen „Is 't van zand? is 't van klei? welnee 't is van Veen!" en konden we nog niet zo lang geleden op de buis heer Bie van het Simplistisch Verbond bewonderen in een schitterende parodie op Herman van Veen, daarbij in een toiletgelegenheid druk citerend uit een muziekblad waarin een interview met Neerlands enige onvervalste troubadour stond afgedrukt.


Toen Herman van Veen, eveneens op de televisie, werd gevraagd naar zijn reactie op deze laatste persiflage, wist hij werkelijk niets anders te melden dan droogjes: „Nou ja, wel leuk". Een dergelijk antwoord past precies bij de man, want Herman van Veen is allerminst een humorist, maar veeleer één ogenschijnlijk zeer serieuze entertainer. Zo heb ik dat altijd bij Herman van Veen ervaren, al zijn er tallozen die met klem het tegendeel beweren en bij het horen van zijn teksten in een beschaafd schaterlachen uitbarsten.

Toch moet Herman van Veen een bepaalde persoonlijkheid, een zekere uitstraling bezitten die hem zo geliefd maken bij zijn wel zeer specifieke publiek. Is het zijn vcrtedering of ongecompliceerdheid? Of is het de afwisselend trieste en filosofische, dan weer clowneske en uitundige antiheld die bij het publiek de gevoelige snaar raakt. Ik weet het niet, maar wat ik wel weet is dat Herman van Veen bovenal een erg slim artiest is. Hij is een meester in het maken van de meest onbenullige, stompzinnige, welhaast banale teksten die allemaal in een voortreffelijk ogende verpakking worden gepresenteerd. Op het podium is Herman van Veen één brok energie: als clown, als muzikant en als kwasi-poëet. Hij is onvermoeibaar bezig, zijn mimiek en speelsheid kennen gèèen grenzen. Maar het zijn allemaal uiterlijkheden, bedoeld om . de vaak uitermate zwakke inhoud te camoufleren.
Zijn publiek weigert bewust daardoor heen te prikken, laat zich compleet voor de gek houden en beleeft kennelijk een zeer genoegelijke avond. Maar prik je wel door de slimme trucages van Herman van Veen heen, dan is een avond van Veen een verloren avond.

Zijn nieuwe programma „Herman van Veen", gisteravond vond in het Circustheater de Haagse première plaats, maakt daarop geen uitzondering. Begrijpelijk, want Herman van Veen kan natuurlijk niet meer anders en zijn publiek verwacht niet meer anders.

Dat dit alleen maar kan leiden tot herhalingen werd gisteravond al heel snel duidelijk. Geleuter over geluk („Ben je gelukkig .. Oh, je hebt een kleuren- tv"), grote en kleine problemen. ouders en kinderen, materialisme, emoties, menselijke verhoudingen, kortom Van Veen trok weer eens stevig alle cliché-registers open. Zijn onbegrijpelijke beeldspraken, vergelijkingen en associaties (dit keer van een rebelse washand tot Goethes „Erlkönig") zijn inhoudelijk gezien volstrekste wartaal volgens het bekende, uitgekauwde Herman van Veen-concept.

Wartaal die weliswaar zeer levendig en overtuigend door Van Veen wordt uitgesproken, maar natuurlijk wel pure wartaal blijft. Je maakt natuurlijk best wel wat goed met die presentatie, maar bij lange na niet voldoende om „Herman van Veen een aanvaardbare show te noemen. Anders ligt dat met het muzikale gedeelte, waarin pianist/organist Erik van der Wurff en gitarist Harry Sacksioni de belangrijkste rollen voor hun rekening nemen. Herman van Veen komt als muzikant ook beter tot zijn recht maar faalt als hij zich weer op zijn veel te langdradige monologen stort. '

„Herman van Veen" is daarom een kolderprogramma van de allersaaiste soort geworden dat bewijst dat van Veens destijd unieke visie op het theater en zijn mogelijkheden, allang niet meer origineel is.



Arno Gelder