DAGBLAD DE LIMBURGER

HET LIEVE HARDE LEVEN
VAN
HERMAN VAN VEEN

9 feb 2000

Als een soort opmaat naar zijn lange reeks voorstellingen in het Amsterdamse theater Carré dit najaar bezoekt Herman van Veen deze en de komende weken enkele Limburgse schouwburgen.


Na drie jaar buitenland én zijn behoorlijk geflopte film Nachtvlinder is Herman van Veen voor het eerst weer live te zien in eigen land. Met honderd voorstellingen van een zeer muzikale nieuwe show. Veel zigeunersound, maar ook Chinese, Spaanse, joodse, Afrikaanse klanken en - uiteraard - Jacques Brel zijn te horen. Zelfs opera, maar die wordt dan wel te kakken gezet door de klassiek geschoolde muzikale clown.
Verder leest hij voor uit zijn boekje Het Badhuis en doet hij onder meer de gebruikelijke goochelact, die eigenlijk al jaren nauwelijks is veranderd, maar daarom niet minder leuk is. Vernieuwend is de Utrechter voor geen meter meer, maar dat betekent niet dat er niets te genieten valt. Integendeel Herman van Veen staat nog steeds garant voor ouderwets goed theater.

De show is nog niet eens hélemaal af. Herman van Veen was al een tijdje met try-outs bezig en schaaft ook de komende maanden in de grotere theaters verder aan deze voorstelling. Bij de première vorige week in Bergen op Zoom had hij tekstkaartjes nodig, omdat hij de teksten nog niet helemaal uit zijn hoofd kende. Dus zijn de optredens in Venlo, Heerlen, Maastricht en Venray in feite serieuze opstapjes naar oktober, als Van Veen weer wekenlang in 'zijn' theater Carré in Amsterdam staat.
Daarna gaat de Nederlandse harlekijn weer proberen om Berlijn, Brussel, Londen, Luxemburg, Parijs, New York en Tokio te veroveren. Herman van Veen besloot artiest te worden toen hij zijn opa over Johan Buziau hoorde praten. Buziau rende volgens dat verhaal kort voor het uitbreken van de oorlog met een portret van Adolf Hitler over het toneel van Carré heen en weer en vroeg aan het publiek: "Waar zullen we hem ophangen?" Herman van Veen schrijft daarover in Het leven is een wonder:
"Toen ik dat hoorde wist ik: ik zou geen indiaan, maar Buziau worden."

Daarna kwam Toon Hermans in zijn leven:
"Op een zaterdag, ik was zestien, liep ik langs de schouwburg en zag Toon Hermans, die zich naar een open cabriolet begaf. Het had geregend en de zwarte verf van de vioolkist gaf af. Onder het praten met Hermans legde ik mijn hand op de flank van zijn witte auto en zag tot mijn schrik mijn zwarte vingerafdrukken op de smetteloze wagen. In mijn herinnering heeft Toon Hermans een hele middag met mij staan praten."

Vijfendertig jaar staat Van Veen dit jaar op de planken. Net zo lang treedt de cabaretier met de onafscheidelijke viool nu al op samen met pianist Erik van der Wurff, die hij kent sinds het conservatorium. Harlekijn heette Van Veens debuutshow uit 1965. En die was toen beslist vernieuwend. Het was in feite het vervolg op de cabaretavond Cabaret Chantant Harlekijn die hij samen met onder anderen Eric van der Wurff organiseerde als een eindexamenfeestje voor conservatoriumstudenten. Daar begon het met parodieën op klassieke muziek nonsens en abacadabrateksten. Daar ook liet Herman van Veen voor het eerst zijn wonderlijke dansjes en vreemde sprongen zien. Hij veroverde Nederland, Vlaanderen. Duitsland. Bij onze oosterburen is Herman van Veen een ster geworden. Een soort Rudi Carell, maar dan héél anders. Volgens Van Veen is de Duitse taal bij uitstek geschapen om te zingen, meer dan het Nederlands, dat in je keel blijft hangen. Maar zijn succes daar komt ook omdat hij zegt wat hij denkt en voelt. Dat is in Duitsland nog steeds vrij ongebruikelijk. Duitsers denken na voordat ze iets zeggen, Herman van Veen flapt er gewoon alles uit.

Na Duitsland volgden Oostenrijk en Zwitserland. Zelfs in Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten had hij succes.
En het ging maar door: theatervoorstellingen, boeken, platen, films, de tv-kinderserie Alfred Jodocus Kwak, recent een cd met zigeunerjazz- groep Het Rosenberg Trio. "Dit jaar word ik 55", schrijft hij. "Ben een paar duizend voorstellingen verder. Trok van hot naar haar. Bejubeld, toe- en uitgelachen. Bedolven onder applaus, bloemen, pakken kranten, stukgeschreven, opgehemeld. Als ik in de spiegel kijk, herken ik nog de jonge man, maar zie ook de grijsaard. De lijnen rond mijn mond zijn diep. Om mijn ogen rimpelen de eerste kraaienpoten. Mijn ogen zijn als die op oude schilderijen, vrolijk droevig. Het schaarse haar wordt langzaam wit. Bij elk vergezicht kijk ik ook om."

Zegt vervolgens dat hij tegenwoordig vaker bij de bloemen, de bomen, de dieren en de kinderen wil zijn. "En als jij het wil, ook vaker nog bij jou zijn. Dan hou ik je vast. En zing. Over altijd. Over de dood die niet bestaat en het leven dat verbijstert. Het lieve harde leven, dat juicht, dat brult, dat troost, dat brandt en bonkt. Dat fluistert. Dat liefheeft. Dat doorgaat zonder ontzien, heilig, onverschillig." Typisch Herman van Veen, de man die zijn grote schare fans al ruim dertig jaar laat lachen en huilen. "Zonder humor zou de mens nog vervelender zijn."


Herman van Veen is te zien: Maaspoort Venlo vandaag en morgen, Stadsschouwburg Heerlen 11 en 12 feb, Schouwburg Venray 5 en 6 april, Theater aan het Vrijthof Maastricht 28,29 en 30 september.