Twentsche Couranr

TROETELKIND HERMAN VAN VEEN;

„Ik ben iemand uit de zaal die even het toneel op mag"

5 februari 1970

Hengelo — Herman van Veen, flonkerende diamant aan het firmament van het klatergoud. Begenadigd troetelkind van Vrouwe Fortuna, die hem een plaats temidden van de allergrootsten uit de Nederlandse kleinkust toebedeelde. Als vertolker van het romantische levenslied zong hij de lichtvoetige „Suzanne" met „Cirkeltjes" de hitparade in en weet zich sedertdien omgeven door het aureool van het succes. Hij maakt er handig gebruik van maar - en hij is de eerste om het te erkennen - het is slechts een gunstige bijkomstigheid. Het hechte fundament van zijn idool-zijn werd al jaren terug gebouwd door keihard werken, aanstekelijke spitsvondigheid en een aangeboren artistiek talent.


Herman is thans „arrivé", zoals dat in vakkringen heet. Maar dat verhindert hem niet om nog steeds te sleutelen aan zijn „image" en aan de kwaliteit van zijn „one - man - show". „Ik ben geen jongen, die ieder jaar zo nodig met iets nieuws moet komen. Ik geloof steevast in evolutie.

ledere keer als je wat nieuws hebt, voeg je dat gewoon in het programma. Binnen enkele jaren heb je dan een ijzersterk-produkt, omdat de zwakke plekken verdwijnen. Bovendien bespaart deze werkwijze je jaarlijks vier maanden van keihard zwoegen om een nieuw produkt rond te krijgen.


Lichteffecten


Ik ga in mijn show steeds meer met lichteffecten spelen. Dat maakt 't levendig, dat maakt er theater van. Decors gebruik ik nooit.
Dat zijn van die statische ondingen. Daar gaat niets van uit. Met licht spelen heeft daarnaast het voordeel, dat, als ik toevallig effe niet op het toneel sta, de Bühne toch blijft fascineren. In het laatste nummer van mijn show, geïnspireerd op de kermis, speelt een stroposkoop - effekt een belangrijke rol.
Dat enorm flikkerende licht boeit, dat brengt de toeschouwers in extase. Volgend jaar ga ik nog een stapje verder. Dan koop ik een spotje, waarmee je een duim kunt uitlichten. Of een knoop. Moet je je voorstellen, wat een effekt dat geeft op een pikdonker toneel.


Provincie


Uitproberen in de provincie is er voo mij niet bij. Dat verschil stad - provincie vind ik trouwens toch kolder. Waarom zou het publiek uit de stad op een hoger peil staan dan dat van de provincie? Zijn die mensen soms zoveel minder, dat ze genoegen moeten nemen met tweederangs shows? Nee, voor mij is ieder publiek serieus.

. Ik vraag me trouwens wel eeus af, waarom sommige collega's zo'n verschil zien tussen stad en provincie. In de provincie is men veel eerlijker. Als Iemand in de grote steden als Amsterdam, Den Haag of Utrecht uitgaat, doet hij dat louter om het uitgaan. Dat er ook nog een artiest optreedt, laat hem volledig koud. In de provincie gaan ze uit om iemand of iets te zien. Dat laat een artiest tenminste in zijn artistieke waarde.


Jeugd


Jeugd is het moeilijkste publiek, dat er is. Maar ook het fijnste. Het reageert korter.
Telkens weer moet je op je tenen gaan staan, om het hoge tempo vol te houden. Telkens weer moet je op je tenen gaan staan, om het hoge tempo vol te houden. Jeugd kent bovendien geen tussenweg. Het is of goed, of slecht. Het denkt veel zwart-witter dan de ouderen.
Maar het is heerlijk om er voor te werken. Als je opkomt bijvoorbeeld, beginnen ze je al te peilen naar aanleiding van je physieke kwaliteiten. Bevalt het ze, dan maken ze direkt een hels lawaai. Van mij mogen ze. Ik doe precies hetzelfde, alleen een beetje harder. Want ik heb per slot van rekening nog een versterker op het toneel staan.


Harlekijn l


Ik voel me één met het publiek. Ik beschouw me altijd maar als iemand uit de zaal, die toevallig even het toneel op mag. En sta ik eenmaal op de Bühne, dan ben ik een harlekijn, een slaaf van het publiek. Omdat het publiek van me houdt, kan ik me permitteren te doen waar ik zin in heb, wat ik zélf leuk vind. Als ze het niet langer pikken, merk ik het van zelf wel. Want dan trappen ze me bij wijze van spreken de planken af.

Om nog even op dat verschil tussen stad en provincie terug te komen. In mijn hele carrière heb ik nog nooit een wezenlijk verschil in reageren meegemaakt. Misschien komt dat wel, omdat ik de mensen niet met problemen confronteer.

Ik schep situaties. Ik entertain. Natuurlijk zou ik ook wel eens willen protesteren. Maar zolang ik geen afdoende alternatieven kan bieden, hou ik mijn mond dicht. Ik geloof alleen maar in protest als er daarna constructief gewerkt kan worden.

Als iedereen er zo over dacht, zouden ze niet met een bord hoeven lopen."