Wiggele Wouda Gooitsen Eenling Hervormd Nederland |
Het tedere gevoel gaat nooit over | 12 oktober 1996 |
'Ik geniet meer, maar ik zie ook hoe belachelijk ik ben.' Herman van Veen, de ambassadeur van het gevoel. Waarheen is toch verdwenen Zo'n vijfentwintig jaar geleden zagen wij hem voor het eerst. In de oude Harmonie te Leeuwarden. Het rode pluche geurde nog naar de wierook van de musical Hair die eerder dat seizoen werd opgevoerd. Zijn aanwezigheid straalde melancholie, hartstocht en een breekbare warmte uit. En zijn stem zong bloemen uit het beton met zinnen als Ik heb dat tedere gevoel en het indringende Als liefde zoveel jaar kan duren van zijn inspirator Jacques Brei. Teksten die in hun schaduw meer zeggen, dan de spotlight van glitter en glamour doet vermoeden. Zijn clowneske fratsen vergrootten wat een ander verkleinde, en verkleinden wat een ander niet bij machte was te vergroten. In 1991 was hij hier voor het laatst. Na vijf jaar troubadouren in onder andere Duitsland, Frankrijk, Japan en Zuid- Afrika. is hij naar huis teruggekeerd. Zijn nieuwste show is inmiddels door de landelijke pers laaiend enthousiast ontvangen. Dat is wel eens anders geweest. Kennelijk is Van Veen nu weer "in'? Ook in het buitenland is hij populair. Hij heeft zelfs Europese onderscheidingen gekregen voor zijn artistieke en humanitaire werk. En hij werd ridder in de Orde van Oranje Nassau. Het gaat hem op zijn 51ste voor de wind. Maar is hij er nog steeds van overtuigd dat verwondering de wereld beter kan maken? Zijn Srebrenica en Rwanda van het netvlies te branden met de grimas van een harlekijn? Ze zeggen dat hij destijds scheuren zong in de Berlijnse Muur. Lukt het hem ook nu nog om Dat tedere gevoel uit zijn strot te krijgen, wanneer elders soldaten samen met een minister en een prins een feestje vieren nadat ze duizenden moslims hebben laten kreperen? Vorig jaar was hij te zien met een kerstshow tussen twee Sterblokken, waarin zijn kerst-cd werd aangeprezen; heeft de commercie zijn engagement inmiddels niet allang in een ijzeren houdgreep? En tot slot: Is zijn taal van metaforen en associaties niet volkomen achterhaald? Nu het publiek weer oog in oog met hem staat, zijn Herman van Veens veelbetekenende halve woorden nog in staat om hen de 'hele waarheid' te laten begrijpen? Ik heb dat tedere gevoel ('Dat tedere gevoel', tekst Riwka Bruining) "Nog steeds zing ik dat lied. Nog steeds. Al is het soms met dichtgeknepen strot. Ik geloof er namelijk heilig in dat tedeheid en weerloosheid essentiële elementen zijn van ieder gezond levend wezen. Ons afweersysteem 'begrijpt' weerloosheid. Maar we zijn vergeten hoe we met die informatie om kunnen gaan. En daarom verweren we ons vaak met gepantserde krachten die het leven vernietigen. Dat is een keuze waarmee we kranten. journaals en geschiedenisboeken vullen; we vinden oorlogsindustrie belangrijker dan humanitaire industrie. Is het dan vreemd dat er ziektes ontstaan die met onze 'afweer' te maken hebben, zoals kanker en aids? Collectief denken. Een universele solidariteit. Daar gaat het om. Ik zong destijds aan twee kanten van de Berlijnse Muur en vroeg me af: Waarom? Ik kreeg aan de oostelijke kant van de Muur wel eerder te verstaan dat ik sommige liedjes beter niet kon zingen. Vroeg me af: Waarom niet? Zong ze toch. Dat ze soms een bom onder het toneel plaatsten, sterkte mij alleen maar in mijn overtuiging. Dat mensen in Duitsland mijn voorstelling als uitgesproken politiek hebben ervaren, heeftnaar mijn mening dan ook meer te maken met Duitsland dan met mij. Het politieke klimaat in Nederland is volstrekt anders. Hier heeft vrijheid niet te maken met stenen maar met wind en water. met een Deltaplan. Politiek bedrijven betekent hier voor mij het met veel vrijwlligers en dankzij tientallen acties bezig zijn met het bouwen van een Colombinehuis. Een thuis voor jonge kankerpatienten die even op adem kunnen komen. De stichting Colombine richtte ik in 1977 samen met Joost Taverne op om kleinschalige projecten in ontwikkelingslanden te financieren onder het motto "De wereld delen". Tja. dat is natuurlijk niet zo spectaculair als het vallen van de Muur. Maar toch. De kleine eend Alfred Jodocus Kwak waggelt inmiddels behoorlijk veel geld bijelkaar. ook voor dat Colombinehuis dat in januari opengaat. Nooit heeft mijn stem zo ver gedragen als uit de snavel van dat in Nederland geboren eendje. In het Zuid-Afrika van de apartheid liepen kinderen in T-shirts fier met de witte Alfred en de zwarte Winnie op de borst. Belangrijke druppels op een gloeiende plaat.' In het lied Oudje dat ik in mijn nieuwe voorstelling zing. een tekst van Willem Wilmink, bezing ik de bedroevende realiteit van het karakterloze socialisme. Het heeft de beangstigende vraag opgeroepen: Wat komt er van principes terecht? Politiek blijkt uiteindelijk vaak niet om het wel en wee van de mensen in een maatschappij te gaan, al of niet aan de hand van idealen of overtuigingen, maar om individuele macht. Deze wordt dan vaak verkregen door beloftes waaraan zelfs principes worden opgeofferd. De eerste keer dat het gebeurt, vinden we het nog moeilijk te accepteren. Maar daarna zijn we er al aan gewend. Vooral door de enorme brij van nieuwe informatie en diplomatieke taal die ons dagelijks bereikt. En zo laten we bij voorbeeld de ouderen links liggen. En daarmee negeren we onze eigen toekomst. Met het einde van mijn eigen 'verhaal' houd ik me niet zo bezig. Ik heb wel angst. Angst om het leven om me heen te verliezen. Angst dat de bomen in mijn tuin er niet in zal slagen zich na de strenge winter en het droge voorjaar staande te houden. Die overlevingsstrijd is een machtig spel, maar je zou het ook een droevig gezicht kunnen noemen.' 'De commercie, ach ja. Mensen verwijten me bijvoorbeeld dat er rond mijn kerstprogramma 1995 voor de NCRV-tv, Sterblokken werden uitgezonden om mijn kerst-cd te promoten. Kijk, ik stel de Ster niet samen. De platenmaatschappij heeft bedacht dat het een goede plek was om een kerst-cd te promoten. Ik vond het zonde en dom. Ze hebben het ook niet overleed. De Ster zegt ook iets over onze tijd. Blijkbaar kan het kerstverhaal op tv alleen tussen Sterblokken verteld worden. Maar hebben we het dan niet vooral over de plaats die de televisie in onze samenleving inneemt? En wie houdt de televisie "aan'? Dat is toch mede de commercie? Toen religie het belangrijkste in ons leven was. ging daar het meeste geld naar toe. Tegenwoordig geven we ons geld aan andere "religies' uit. waarvan de televisie er één is. Daar kun je goed mee leven. Ik voel me dan ook niet door commercie tot concessies gedwongen en in dit geval kon ik het kerstverhaal op mijn manier vertellen. Niet dat ik mijzelf, nu dat "de grote verhalen' volgens het post-modernisme hebben afgedaan, zie als een verlosser. Geenszins. Mensen hebben geen verlosser nodig, maar een geweten. Ik beschouw kunst dan ook niet als vlucht zoals de Franse filosoof Francois Lyotard dat stelt, maar als mogelijkheid. In mijn ogen is kunst beschaving. Misschien is kunst wel onze grootste kracht! Of de mensen tegenwoordig nog het vermogen en het geduld bezitten om mijn beeldende, metaforische taal te duiden? Maar natuurlijk. Het is alleen niet zo dat iedereen er in zijn omstandigheden aan toe komt. En het is ook niet zo dat ik vind, dat iedereen alle metaforen in mijn werk moet kunnen vatten. Wij zijn niet hetzelfde. De kracht van de één kan de zwakte van iemand anders zijn. Je herkent wat je wilt en wat je kunt zien. Maar als ik het kan bedenken, kan ieder ander het in principe ook. En dus is het voor iedereen toegankelijk. Overigens fascineert die diversiteit van mijn publiek me mateloos. Ik heb bij voorbeeld te maken met het feit dat men in München het woord 'bruin' associeert met nazi's en in Zürich met chocolade. Een volstrekt andere realiteit. En toch is het liedje hetzelfde. De Amerikaan zit in de zaal met de vraag: 'What's your point?', de Fransman kijkt met Franse ogen naar de voorstelling en luistert met de oren die de traditie van het Franse chanson gewend zijn. De reacties die ik dan op mijn voorstelling krijg, vertellen me veel over het land waar ik ben en over die Utrechter die daar op bezoek is. Speel ik in een zaal van duizend man, dan speel ik duizend voorstellingen. Ieder ziet een eigen verhaal. Voor een echtpaar dat net gescheiden is, betekent Als liefde zoveel jaar kan duren het einde. Voor het pasgetrouwde stel een begin. Dat soort verschillen staan in iedere plaats waar ik speel óók nog eens in de lokale schijnwerper. En dat betekent dat ik op een bepaalde plaats iets kan zeggen, wat elders absoluut niet wordt begrepen. Ik denk dat ik zo langzamerhand mijn eigen taal gevonden heb. En typeerde ik mijn vorige programma's als de diverse jassen die ik erin droeg, in mijn nieuwste voorstelling draag ik geen jas meer. Hij hangt de hele avond aan een knaapje. Iedereen kan hem zien hangen. Ik haal er wat uit, ik stop er wat in. Maar wat ik eruit haal. en wat ik erin stop, draagt de sporen van het verleden. Toch is er geen weg terug. Je kunt het vergelijken met herkauwers die van iedere dag hetzelfde maken en fijnproevers die intens van de veelzijdigheid en rijkheid van het moment genieten en zich al weer verheugen op de volgende hap. Beiden 'weten' waar ze vandaan komen, maar gaan er volstrekt anders mee om.' 'In mijn voorstelling heb ik nu het gevoel dat ik iets heb opgegeven of beter gezegd, iets heb losgelaten maar vraag me niet wat. Ik geniet meer, maar zie ook hoe belachelijk ik ben. Ik zing als het ware met losse handen, zoals ik vroeger over de dijk fietste. Daarom begint en eindigt mijn voorstelling met dat oude oer-Hollandse liedje 'Alles in de wind'. Want fietsen tegen de wind in, sterkt je, maar laat je ook ongenadig huilen. Op die momenten is er gelukkig altijd weer Brei.' In eigen kilheid zo gevangen ('Een vriend zien huilen', tekst Jacques Brei, vertaling Willem Wilmink) Wiggele Wouda Gooitscn Eenling |