Bert van den Hoed
AD/UN
'Elke Domkaars die ik giet is nieuw' 21 aug 2009

Ruud van de Waskit
Kaarsenwinkel in "oase" van Donkerstraat bestaat 40 jaar.


Er zijn van die vaste waarden in de stad. Utrechtse karrenspo- ren van kwesties, gebruiken, mensen, gebouwen. Het is geen vraag of ze nog bestaan, want ze zullen er altijd zijn en nooit niet.


Het Domcarillon bijvoorbeeld, om kwart over acht of anders van half negen. Diepgravende bezwaren tegen veranderingen in het Stationsgebied, ondenkbaar dat het ooit ophoudt. Of Utrechters die van Utrecht houden door het hele dagen af te kammen, Herman Berkien die z'n stadsie toezingt in een stadion dat aan de Waterlinieweg ligt.

En Ruud van de Waskit in de Donkerstraat, die is er ook altijd.

Jaren niet gesproken en hij ontvangt je alsof je gisteren nog een Domkaars bij hem kocht. Gebruind, vrolijk overhemd en een witte korte broek in de rolstoel. Een stralende, zachte lach en trefzekere handdruk. De winkel van Ruud Snel (60) heet al tien jaar geen Waskit meer. In 1999 doopte hij zijn kaarsenwinkel om in Happy Heart Candles, maar geen utrechter die dat heeft onthouden. „Het maakt niét uit," zegt hij. „Wat .belangrijk is, is dat het hier een oase is. Daar de Steenweg, aan de andere kant de Zadelstraat. Daar zijn drommen mensen, is er haast en activiteit. Twintig meter verder en er is chaos. En hier in de Donkerstraat is er rust en stilte." Ruud is spastisch, geboren in 1949. Hij is moeilijk te verstaan, maar praat honderduit. Is altijd uit op het leggen van contact, sluit bijna elke zin af met een vragende lach.

Dat het in de oase van de Donkerstraat tamelijk stil kan zijn met de kaarsenhandel, deert hem niet. Geen idee hoeveel kaarsen hij heeft verkocht. „Het gaat om hét plezier van de mensen. Of je er vijf verkoopt of honderd, moet je aan m'n boekhouder vragen. Maar liever honderd natuurlijk, dat wel, hahaha!"

Het woord kit sloeg op het kleine huisje in de Schalkwijkstraat, waar hij in 1969 zijn eerste kaarsenwinkeltje begon, geopend door Herman van Veen in een witte coltrui. In 1984 verhuisde hij naar de Donkérstraat. Het gaat hem er goed, zegt hij. Heel goed, zelfs.

„Omdat ik in het nu leef. Als je dat doet, durf je te vertrouwen. Op het universum. En op jezelf. Vroeger durfde ik dat niet. Als je ongelukkig bent en je valt, dan is de grond hard hoor. Of klink ik nu te zweverig." Dat is het woord niet, al duurt het even voor de mededeling is geland dat hij in 1994 'zijn heup heeft mogen breken' en daarna door engelen is geopereerd. Lichtjes in de duisternis zien, dat is in alle opzichten de corebusiness van Ruud, laten we het daarop houden,

De nog altijd ontroerend mooie Domtorens van was met een lontje op de kop. Rode, witte; geblakerde én vleeskleurige Dommen. In alle maten, van 11,2 centimeter in een plastic doosje tot deXXLvan 112 centimeter, waarvan er vijf per jaar weggaan tégen inlevering van 211 euro. Die Dom, dat blijft het toppunt van het nu. Ruud: „Je krijgt er nooit genoeg van. Ik ben een echte Domfreak. Elke kaars die ik giet, is nieuw, zoals elk moment van de dag nieuw is. Keihard werken, dat is leven. Daarom werk ik dag en nacht."

'Hou op met klagen mensen', schreef Ruud in 1984 in het jubileumboek Ik heb 't hem geflikt. Zijn credo: 'Je moet ie door niets en niemand van je weg laten afschoppen, want het toevallig wel jouw weg en van niemand anders."