Coen Verbraak
Elsevier
"Hello, I'm Hurmen ven Vien"

DE INTERNATIONALE CARRIÈRE VAN EEN CLOWN
5 september 1992

Concentratie. De rechterarm van de dirigent is de klok, het enige ijkpunt. Het dirigeerstokje roert de mêlée van strijkers en blazers tot een loepzuivere uitvoering van Lennon &" McCartney's Black- bird. In de zaal zit één man. Roerloos staart hij naar de veertig musici op het toneel. Af en toe buigt Herman van Veen zich voorover om iets op te schrijven. Dan weer leunt hij ach terover, zonder dat zijn concentratie ook maar een moment verslapt. Hij is bezig zijn jubileum-cd YOU take my breath away. Herman van Veen sings classics op te nemen. Hier, in de schouwburgzaal van het Belgische dorpje Bornem, worden door een symfonie-orkest de muziekbanden ingespeeld. Bij het laatste nummer kijkt dirigent Robert Groslot opeens zoekend de donkere zaal in. Hoe moest dit ook alweer klinken? Van Veen schiet tussen de rijen door, gaat achter de vleugel op het toneel zitten en zingt een paar regels voor. Veertig hoofden knikken. 'Het zal gaan, Herman,' knikt de dirigent. 'Opname,' klinkt het. Stilte. Concentratie. Wanneer de laatste toon is weggestorven gaan alle ogen opnieuw gespannen in zijn richting.

Herman van Veen staat op en applaudisseert. 'Dames en heren, ontzettend bedankt.'
De dirigent glundert.

Hij studeerde nog aan het Utrechtse conservatorium — zang en viool — toen Hermannus Jantinus van Veen in 1967 voor het eerst optrad in een grote zaal. Publiek en kritiek waren met stomheid geslagen. 'En dan verschijnt er soms uit het totale niets een thea- ter-Cruijff. Het is bij Herman van Veen alles of niets. Een trein die maar doorraast, hij is adembenemend vermoeiend,' schreef Peter van Bueren in De Tijd. De beweeglijkheid van Van Veen was niet aan iedereen besteed. 'Als ik zijn regisseur was, zou ik zijn armen en benen afhakken,' oordeelde Wim Sonneveld. Wim Kan was daarentegen zeer verrast, zo liet hij Van Veen eind 1967 in een brief weten. 'Uw optreden heeft een geladenheid, af en toe een vreemde felheid, snel opgevolgd door een soort krachtige melancholie. In een klein land, vol van talent, bent u een uitschieter. (...)'

'De meester' kreeg gelijk. Nu, 25 jaar, 69 lpees en 43 tournees later heeft Herman van Veen de top bereikt. Hij bespeelde alle grote theaters in Europa en trad op on Broadway. In 1970 ontving hij uit handen van Wim Kan de Davids-ring. Daarnaast is hij sinds 1968 ambassadeur van Unicef en richtte hij in 1977 de humanitaire stichting Colombine op.

De jongen uit het Utrechtse arbeidersgezin, waarin hij op 14 maart 1945 werd geboren, kan tevreden zijn. 'Ik ben het produkt van leverworst en ouwe fietsen,' vertelt hij. 'Als ik vroeger naar school liep, kwam ik zowel langs de schouwburg als langs de gevangenis. Je had nadrukkelijk de keuze: wat ga ik later worden? Misschien is het toeval dat het de schouwburg is geworden.' Het beslissende moment staat hem nog helder voor ogen. Op de lagere school ging hij met zijn klas naar een uitvoering van Scapino. Van Veen: 'Als een speer vloog ik naar de stoel naast Dineke, het meisje op wie ik smoorverliefd was. Net toen ik iets tegen haar wilde zeggen, ging het zaallicht uit. Op het voordoek verscheen een ronde lichtvlek, het doek bewoog en er kwam een hand te voorschijn. Toen verscheen een machüge figuur met een wit-geschminkt gezicht en een zwarte hoed. Ik vergat die hele Dineke. Hij zei niets, bewoog alleen het licht. Fascinerend hoe die man een zaal van vijftienhonderd schreeuwende kinderen stil wist te toveren. Vanaf dat moment wist ik: dat wil ik worden, zó iemand.'

Cabaretier is hij niet geworden, vindt Van Veen. Hij noemt zichzelf liever performer. 'Cabaret is typisch Nederlands. In die traditie voel ik mij niet zo thuis. Ik ben vooral een muzikant, die speelt met stilte en ruimte, met beweging. Dat maakt mijn voorstelling voor sommigen ingewikkeld of vaag. Het verschuiven van accenten, het woord niet laten vallen terwijl iedereen denkt het komt, geen plot hebben, niet die grap maken... Dat is mijn spel. Ik werk niet met "ubbers" dat dan op Lubbers moet rijmen. Mijn vorm is: de verwarring, de vervreemding. De wetenschap dat je het kunt schudden als je niet goed opkomt. Waar dat aan ligt? l don't know.
Het beeft te maken met het licht, met een been. een profiel. Met wat mensen "charisma" noemen. Als Mariene Dietrich opkwam dan was ze er. Die hoefde geen noot te zingen. Het is ook de preparatie. Een echte voetballer herken je aan de manier waarop hij zijn veters strikt.'

Van Veen zegt niet verbaasd te zijn over het feit dat het publiek en vooral de critic hem aanvankelijk nauwelijks konder plaatsen. Wat hij deed was onnederland? 'Het was een overrompelende uitbarsting van energie. Datzelfde zag je later terug bij Neerlands Hoop. Wat Freek de Jonge met taal deed, deden wij met beelden en muziek Daardoor had het internationaal kansen. Wij kunnen tot in Tokio met onze voorstelling terecht.'

Hij ziet duidelijke verschillen tussen het publiek in Nederland en in het buitenland. De 'liedtraditie' is in Nederland beduidend kleiner. 'Hier ben ik één van de weinige zangers die "literaire liedjes" zingt. In Frankrijk bestaat een rijke traditie aan mime en chanson. Met die bagage kijken ze naar je. Ik kan daar rustig 24 liedjes achter elkaar zingen zonder ook maar een woord te hoeven zeggen. In Nederland is dat ondenkbaar. Daarmee krijg je één avond de Leidse Schouwburg vol en vervolgens zit je een jaar thuis. In Amerika draait tachtig procent van de liedjes om l love you. Je hebt er veel minder songs over zelfmoord, of lantaarnpalen. Je merkt dat de zaal daar onrustig van wordt.'

In de Verenigde Staten verwacht het publiek een pakkende opening van de voorstel ling. 'Binnen drie minuten moet je duidelijk maken wat het doel van je reis is. Lukt dat niet, dan kun je inpakken.' Hij liep er paar keer op stuk. 'Dan deed ik het te ingewikkeld. Tegenwoordig zeg ik gewoon "Hello, I'm Hurmen ven Vien" en begin te zingen.'

Naast een grote schare fans — 'de theaters zitten al 25 jaar tjokvol' — heeft Herman van Veen ook volop tegenstanders. Hij wordt een zwever genoemd, iemand die verstrikt is geraakt in een zelfgesponnen web van vaagheid. 'Het klinkt misschien ingewikkeld ' maar ik wil theater maken dat laat zien „ datgene wat we vergeten óók gebeurt. Honger bijvoorbeeld moetje niet zien, maar ruiken. Dan snap je pas wat honger betekent. Mensen in de westerse wereld hebben daar geen benul van. Een uitgemergeld kinderkopje op televisie zegt niets meer. Nog geen minuut later verschijnt in de Ster immers weer een grote pot pindakaas. Die onderwerpen probeer ik als clown te belichten. Mijn verbijstering is enorm. Je kunt toch niet van "beschaving" spreken als driekwart van de wereldbevolking krepeert.'

We praten over Zuid-Afrika en het bezoek van 'een illustere collega' aan dat land. 'Het is toch erg naïef,' zegt hij, 'om in de goede bedoelingen van een man als De Klerk te geloven. Dan kun je niet verwachten dat hij voor integratie is. Hoe die man in zijn limousine door zo'n krottenwijk rijdt... Een gotspe! Ik heb bij de mensheid nog nooit enige verandering bespeurd. Het is louter herhaling van hetgeen de Grieken, de Romeinen, de Russen of de Duitsers al deden.'

Wat hij zélf aan het onrecht in de wereld kan doen? Hij glimlacht. 'Ik kan er een liedje over maken. Een goed liedje is als een druppel helderheid. Ik heb ooit gezongen: Ik heb dat tedere gevoel voor elke zot, en elke dwaas die buiten ronddaast zonder doel die niemands knecht is, niemands baas.' In september wordt officieel zijn 25-jarig jubileum op de plaat gevierd met een nieuwe cd en drie concerten in Den Haag. Van Veen beschouwt het hooguit als een alibi om weer eens met een groot orkest op te treden. Van jubilea houdt hij niet en nog minder van terugblikken.

Wanneer zijn drijfveren, zijn motieven, van de afgelopen periode ter sprake komen, zwijgt hij langdurig. 'Ik weet dat het onduidelijk klinkt,' begint hij aarzelend, 'maar mijn motor is: licht. Er is voor mij een magistraal licht tussen de dingen. Voor de één is dat God, voor de ander de oude Partij van de Arbeid. Als je de drift ziet waarmee een schilder zich op het doek stort... Op welk moment begint hij daarmee?' Hij vertelt hoe hij ooit poseerde voor een doofstomme schilder.
Minutenlang zat hij op een wankel krukje, terwijl de man hem priemend aankeek. 'Hij kon niet horen en niet praten, maar hij zat voortdurend angstaanjagend te grommen. Met ogen als van een tijger zat hij naar mij te kijken. Doodeng. "Straks vliegt-ie mij nog naar m'n strot," flitste het door mijn kop. Opeens schoot hij overeind, stortte zich op die potten verf en leek te ontploffen. Ik zat er met open bek naar te kijken. Het schilderij heet dus: Man met open bek.'

Wanneer Herman van Veen zijn loopbaan overziet, noemt hij het opmerkelijk dat al zijn voorstellingen steeds gecentreerd zijn rond dat ene, ultieme onderwerp: de dood. 'De dood is altijd groot aanwezig. Als een monument staat hij op het toneel. Daartegenover staat het licht. En daartussen marcheren wij mensen, poppetjes in een donker labyrint. Angst voor de dood is een pijler in mijn leven. De dood is cynisch, staat stil; kan zich dat permitteren. Wat je ook doet in je leven, uiteindelijk barst je op die dood kapot.'

De dood heeft in die 25 jaar een ander gezicht gekregen, meent hij. 'Grinnikt steeds meer. Ik vang steeds vaker een glimp van hem op.' Voor Van Veen is het zingen een manier om zijn eigen angst te bezweren. 'Je probeert elke keer weer de dood te bevriezen. Dat gevoel van: kip, ik heb je.'

Hij noemt zichzelf beslist geen somber man. 'Maar ik ben mij hevig bewust van de zooi om ons heen. Ik kan de rechtvaardigheid er niet van inzien, dat een lief mens kanker krijgt. Waarom krijgt die Saddam Hoessein niet de vliegende tering? Ik kan niet zeggen:
"Let it be."'

Hij praat met een gedrevenheid die geen tegenspraak duldt. 'Als ik ook zie,' zegt hij, 'dat de generatie van mijn ouders vlak voor hun dood weer teruggaat naar het kamp. Door de opgroeiende kinderen waren ze het even vergeten, maar opeens op hun oude dag komen die Duitsers weer van achter de geraniums te voorschijn. Uiteindelijk sterven die mensen alsnog in het concentratiekamp. Dat vind ik zó ongelooflijk bitter. Ik weet dat daar ook mooie momenten en prachtige mensen tegenover staan, maar over het algemeen vind ik het leven een kolerezooi.'

Wat tegen die diepdoffe coulissen het gewicht is van een liedje? Hij antwoordt vas beraden. Het klinkt als een credo. 'Een liedje is een glimlach. Een lieve bries, die de dood even op het verkeerde been zet. Troost, dat is het woord. Schubert heeft een lied geschreven: Du bist die Ruhe. Zingen is bevrijdend. Iedereen die problemen heeft, raad ik aan: "zing, ZING! ZING!!"En maak er als het kan je beroep van. Ik heb dat gedaan, wat veel zegt over mijn problemen. Voor mij is zingen essentieel. Als ik dat niet meer kan doen, dan ben ik op. Dan val ik voorgoed stil.'