Gerard Klaasen
KRO Magazine
'Ik hoop dat hier nooit een einde aan komt' 29 nov 2008

Veertig jaar al staat Herman van Veen (63) in het theater. Hij is artiest, entertainer, zanger, componist, violist, maar ook passant, route-zoeker, absurdist en voltijds activist voor de rechten van het kind. Zijn 'drive' is alleen maar groter geworden.


Hoe is vandaag je gemoedstoestand?
'Ik ben héél gelukkig. Ik ben hard aan het werk om mooie projecten te maken. Het lijkt wel of er een soort oogst gaande is. Ik word ook meer gelezen. Het belang van internet is kolossaal: als je nu een liedje zingt en je maakt er een filmpje van op YouTube, gaat dat niet meer naar duizenden maar naar miljoenen. Van Saoedi-Arabië tot Tokio, van Addis Abeba tot Rio de Janeiro, onvoorstelbaar veel mensen reageren.'

Ruim vierhonderd keer stond hij in het Koninklijk Theater Carré, en ook nu rondt hij zijn theatertournee af in Carré. Zijn ouders, zegt Van Veen, zouden buitengewoon trots geweest zijn als ze het moment van drie weken geleden hadden meegemaakt toen hem in Carré de hoge onderscheiding van ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw werd opgespeld door minister Plasterk. 'Zeker! Ze hadden alles voor hun kinderen over. Het was de oorlogsgeneratie: het was éérst de kinderen, dan de kinderen en dan kwam mijn vader, en mijn moeder die zich volledig wegcijferde.' Zijn ouders overleden beiden een kleine acht jaar geleden, kort na elkaar. 'Ze zijn weliswaar gecremeerd, maar ze bestaan nog wel degelijk in mijn leven, en met het ouder worden, worden ze sterker en sterker. Ik voel dat ik op een wonderbaarlijke manier nog altijd met ze in contact sta. Mijn moeder tikt nog steeds op mijn schouder en zegt: "Zou ik niet doen."' 'Blijf overeind', luidde de lijfspreuk van zijn vader. 'Altijd als ik bij hem was, stond hij half in de deuropening, stak zijn duim in de lucht en zei: "Blijf overeind, jongen." Ik probeer dus overeind te blijven.
'Honderd cd's, twaalf dvd's en zestig boeken is Herman van Veen in zijn carrière inmiddels verder. Ik spreek hem in Carré, zijn favoriete theater, waar hij met 420 voorstellingen zowat anderhalf jaar van zijn leven heeft gewoond, in elk geval opgetreden.
Ooit was alles in zijn leven de eerste keer: de eerste keer Carré, de eerste keer Olympia in Parijs, de eerste keer Broadway in New York. Kan er in zijn leven nog wel iets de eerste keer zijn? 'Onvoorstelbaar veel kan nog de eerste keer zijn! Je leest voor het eerst dat boek, je hoort voor het eerst die cd, je ziet voor het eerst die film, je ziet voor het eerst je kleinzoon, die weer voor het eerst een worm ziet. Dat is geweldig. Dat houdt niet op. Ik zou bijvoorbeeld graag naar Moskou gaan, want daar zijn we nog nooit geweest en dat kan nu zo langzamerhand. Ik kan me daar geweldig op verheugen, want dat gaat gebeuren. We gaan nu voor het eerst naar Jeruzalem. We gaan ook voor het eerst naar Rio de Janeiro. Weet je, er zijn nog zo veel plaatsen niet bezongen. De reis is nog maar net begonnen.'


Treurig verhaal

Je voorstelling bestaat voor een groot gedeelte uit georganiseerde onzin, naar je mij zei.
'Ha, het feit dat je dit zo kunt zeggen is zo gek nog niet. Kijk, wij zijn muzikanten. Cabaret is iets heel anders. Het kleinkunstfenomeen is iets unieks in Nederland, dat is een beetje stand-up en cabaret. Wij zijn nadrukkelijk met iets anders bezig. Wat wij doen is niet gesubsidieerd en niet commercieel. Je bevindt je op een tamelijk leeg vlak. Ik ben een beetje vogelvrij. Je hoort eigenlijk nergens bij, maar je maakt wel overal deel van uit. Bij ons is een voorstelling eigenlijk een levend wezen en nooit hetzelfde. Vanavond zal ik ongeveer spelen wat we gisteren gespeeld hebben, maar: er zijn vandaag wel dingen gebeurd. En dingen gezegd. Ik heb vandaag dingen geschreven. We hebben vandaag dingen gerepeteerd die vanavond in de voorstelling van belang gaan zijn.
Elke dag gebeurt er in zo'n voorstelling wel iets waardoor het accent verschuift. Als je bijvoorbeeld de eerste week in Carré bent geweest en je zou de vijfde week nog eens komen, dan zie je de voorstelling in iets andere vorm. Het lijkt mij ondoenlijk om vier jaar hetzelfde te spelen. Ik heb in de voorstelling een dagboekmoment waarin ik echt feitelijk reageer op de krant, op iets persoonlijks of op iets wat ik heb gehoord.'

Heb je het boek van Cees Fasseur over Bernhard en Juliana gelezen?

'Ja, ik vond het vooral een politiek boek. Het beschrijft een crisis tussen twee mensen die met verschillende ambities in een relatie stonden. De een werd geboren met een opdracht en de ander dacht: daar wil ik wel bij zijn. Het is een treurig verhaal, maar ik denk niet dat dit verhaal dat we nu te lezen hebben gekregen, het hele verhaal is.'
Nee? Jij kent het Koninklijk Huis tamelijk goed?
'Ik kom weleens ergens. Ik heb her vermoeden dat de "noodzaak" voor dit boek vooral ligt in het feit dat er binnen afzienbare rijd een troonswisseling is en dat dan de tafel schoon moet zijn voor de generatie die het dan moet gaan doen. Als dat te warrig wordt, krijg je misschien een koningsvraag waardoor het weleens héél ingewikkeld zou kunnen worden.'

Bijzonder vrouwtje

Inmiddels heeft ook een nieuwe generatie Van Veen zijn, of liever haar entree in het theater gemaakt. Dochter Babette behoorde vijftien jaar geleden tot de pioniers van de tv-soap Goede tijden, slechte tijden-, dochter Anne staat intussen ook zelf in het theater. 'Ja, dat is een bijzonder vrouwtje. Zij heeft veel in haar mars. Ze schrijft, zingt, danst, treedt op. Alles wat haar vader ook doet. Eén ding doet ze niet: ze wordt niet kaal. Ach, het is een kind van haar vader met het verstand van haar moeder. Ik vergelijk ons vak altijd met zeilen. Je bent een schoener en je bevindt je op zee. Je hebt een idee waar de wind vandaan zal komen en je hebt ook wel een idee wanneer je overstag moet of vóór de wind moet gaan. Ik ben daarin heel erg "see what happens". Bij Anne zie je dat ze anders beslagen ten ijs komt. Bij haar zit toch een ander intellectueel aspect dat ik minder heb. Zij heeft een fabelachtig analytisch vermogen, ik ben toch meer intuïtief en voel de wind. Zij komt met een plan.'
Hij is niet kerks, maar naar eigen zeggen onuitsprekelijk religieus. 'Het leven heeft een diepere betekenis, het kan niet zo zijn dat het is-wat-het-is. Wij nemen in mijn optiek slechts een fractie waar van wat er is. We krijgen hoe langer hoe meer inzicht in het mirakel leven. Op het moment dat wij in staat zijn het leven te vermoeden, manifesteert het leven zich aan ons.'

Thuisgevoel

Op tafel ligt een leverworst en staat een fles Bokma. Dierbare attributen? 'Jenever mag ik zo tegen een uur of vijf geweldig graag drinken. Daarna ben ik niet meer aanspreekbaar. Maar ook als ik me dat toesta, gaat het nog steeds goed met me, want ik drink nier uit verdriet. Ik drink jenever omdat ik me helemaal koosjer voel. Ik drink meestal op zondag. Dan speel ik niet, dan heb ik een week achter de rug en dan neem ik me - als ik thuis ben - voor om naar de sport te gaan kijken. Ik zie die sport dus nooit omdat ik dan helemaal omkiep van de jenever.
Die leverworst is tamelijk nostalgisch: mijn ouders toonden hun welvarendheid door bij de koffie een plakje leverworst te presenteren met mosterd en een afgeknipte lucifer die leek op een tandenstoker. Die leverworst en die fles jenever appelleren aan een thuisgevoel. Als mijn vader destijds vroeg: "Herman, wil jij een borrel?", dan zei mijn moeder: "Loop even met hem mee", want dan nam hij eerst zelf nóg een borrel en dan begon hij al rammelend nog een borrel voor mij in te schenken. Ik kan flink drinken, maar niet als ik werk en niet als ik rijd. Zo na zo'n voorstelling ergens in een ver hotel kan het wel zo zijn dar er na drie, vier uur iemand op mijn schouder tikt en zegt: "Mijnheer Van Veen, moeten we u naar boven dragen of zullen we een karretje halen?"'

Zegen

Zijn drive is, naar hij zegt, alleen maar groter geworden. 'Als ik mijn tanden ergens in zet, dan ben ik het best re vergelijken met voetballen. Als je mij denkt kwijt te zijn, kom je me telkens weer tegen. Je moet me vier keer passeren wil je van mij afzijn, en dan ben je er nóg niet. Dan sta je buiten het veld.' Zijn vak zegt hij onverminderd indrukwekkend te vinden. 'Ik ben ook zó godsgelukkig dar ik een lijf heb dat het mogelijk maakt dat ik dit allemaal kan doen. Ik zie daar voor mijzelf geen eind aan komen. Ik hoop ook niet dat dat komt. Alleen: dat is niet realistisch. Want: als ik voor de spiegel sta en ik zie mijn gezicht niet, dan zou ik zomaar 62 kunnen zijn, haha!'
Toen Van Veen veertig werd, was hij veel met de dood bezig, daarna een hele rijd niet. Pas toen zijn ouders overleden, kwam hij de dood opnieuw fors tegen. Tegenwoordig, als hij door hei kijkgaatje van het theaterdoek heen het publiek aanschouwt, vraagt hij zich wel af: hoe vaak zal ik jullie nog zien? 'Het is inherent aan het ouder worden. Ik heb daar inderdaad zo tegen mijn veertigste geweldig mee getobd. Ik had veel angsten toen. Met het verscheiden van mijn ouders is de angst voor de dood bij mij verdwenen. Ik kreeg met name door het "hoopvolle" dat mijn moeder liet zien, een heel ander beeld van de dood. Met mijn 63 jaar denk ik, staand in de coulissen van Carré, vaak: ik hoop dat hier nooit een einde aan komt.'

Over een kleine drie uur staat Van Veen weer ongeveer 1600 mensen in Carré te vermaken. Hij moet zich weer opnieuw opladen voordat het doek opengaat. Daarop begint de rust. 'Klopt. Als ik daar sta ben ik de vrede zelf. Er is voor mij niets prachtigers om te doen. Het is een zegen.' Gerard Klaasen ontvangt Herman van Veen zondag in Andersdenkenden (14.02 Radio 5).



DE BELOFTE
Ik eerbiedig


'Eerbied voor het geschenk leven, voor de ander, voor de natuur, eerbiedig de buurman, de taal, het verschil, het onbegrip. Ik eerbiedig betekent dat er voor mij iets zuivers aanwezig is. Er is iets bij mij bin-nengekomen wat ik waardig acht. Vanuit mijn raam in mijn huis in Soest zie ik mijn tuin, dat is bijna een eerbiedige omgeving. Het is de mooiste, de rijkste kamer van het huis. Dat zijn hectaren geluk. Daar speelt het zich echt af. Daar zijn wij gast. Daar lopen we dus lenend doorheen. En dat moeten wij proberen te behouden. Het behouden en het koesteren van die natuur is een groot ding in ons leven.'



Welk rapportcijfer geeft u zichzelf?
'Ik geef mijzelf een ruime voldoende. Het is slechts een 7 omdat ik vaak niet goed genoeg ben, omdat ik zo kan doordrammen en doordraven. Ik heb een fenomenale inzet, maar ik mors. Ik moet dan tussensprintjes trekken. Je kunt op mij bouwen, maar je moet wel meebouwen. Je kunt op me rekenen, mijn ja is een ja en niet "ja maar". Ben je mijn vriend, dan ben je altijd mijn vriend. Ook als we niet meer door één deur kunnen, blijf ik een leven lang loyaal.'