Sandra Gaakeer Otto Grevink De Schakel contactblad Ger. Kerk Waalwijk |
Bezoek Herman van Veen | 25 maart 2008 |
Op vrijdagmiddag 29 februari bezocht Herman van Veen onze gemeenten in de Gereformeerde Kerk voorafgaand aan de voorbereidingen voor zijn voorstelling in Theater de Leest. We hadden hem uitgenodigd vanwege zijn boekje 'Goeie Genade. Hoogstpersoonlijk', een boekje met persoonlijke verhalen bij de verhalen uit de bijbel van zijn opa, een Statenbijbel. Met hem meegekomen was gitariste Edith Leerkes, die behalve in de voorstelling ook hem terzijde stond in het tv-programma 'Herman van Veen vertelt van Kerst'. De Bijbel 'Begrijpt u me goed.' zegt hij in het slothoofdstuk van zijn boek, 'Mijn bijbel is niet de Bijbel. De mijne is die van mijn opa die nu bij ons in de huiskamer op de tafel ligt.' Herman vertelt ons wat de concrete aanleiding is van het schrijven van zijn hoogstpersoonlijke boekje. De Statenbijbel van zijn opa is van vader op zoon nu in zijn handen terecht gekomen. Nu zijn zoon aangegeven heeft te gaan samenwonen, moet hij deze bijbel doorgeven. Omdat hij hem kwijtraakt, wilde hij zijn eigen belevenissen ermee opschrijven. Herman vertelt dat de bijbel voor hem geen boek van feitelijke waarheden is. Dat heeft hij van jongs af aan meegekregen, omdat zijn familie levensbeschouwelijk zo veelkleurig was. Zijn opa was volgens zijn moeder 'christelijk hysterisch', zijzelf was Joods van origine (en geloofde in wat ze zag) en zijn vader overtuigd socialist. Ieder had dus zijn eigen voorstellingsvermogen, die voor Herman naast elkaar kunnen bestaan, omdat we er nooit achter zullen komen hoe het feitelijk nu allemaal in elkaar zit. 'De schepping hangt niet af van ons voorstellingsvermogen' houdt hij ons voor. De bijbel is geen feitelijk boek. En daarom kan de bijbel zichzelf tegenspreken, maar moet je het ook niet proberen recht te praten. En zo leest hij de bijbel: 'Ik las het en heb het niet begrepen. Herinner me de woorden die mijn grootvader las en die telkens weer, te pas en te onpas, in mijn leven opduiken.' Zo zal een predikant hem nooit boeien die begint bij de tekst, maar wel één die vertelt hoe het bijbelverhaal in zijn, in ons leven opduikt. Herman vertelt ook dat hij bij geen enkele kerk hoort. De betekenis van de bijbel is voor Herman groot. Onze wortels liggen erin. En die wortels zijn net zo belangrijk als ons leven, vertelt hij ons aan de hand van de metafoor van een boom die je pas voor de helft omzaagt op de grond; de helft zit onder de grond. Daarom moeten de bijbelverhalen aan kinderen worden doorverteld. De betekenis ervan is behalve het voorbeeld van Christus, die hij een 'formidabele figuur' vindt, ook in het leren ervan. Er wordt veel te weinig uit geleerd, betoogde Herman. In de bijbel kun je lezen wat er allemaal mis kan gaan en wat er dan met je gebeurt. Daarmee heeft hij ook oog voor het kapotte in de bijbel, dat hij meer in het Oude dan in het Nieuwe Testament ziet. Maar dat kapotte moet er ook zijn om het heel te laten zijn. Een mooie gedachte om ook met het lijden in de bijbel overweg te kunnen. Bij dat lijden wil hij echter niet blijven staan, ook niet bij het lijden van Christus. Hij vertelt het verhaal van hoe zijn moeder bij hem een splinter uit zijn vinger haalde en hoe hij vervolgens op de slaapkamer van zijn ouders met een nijptang Jezus van het kruis haalde. Waarom moet Hij daar blijven hangen? We moeten ervan leren en voorkomen dat het weer gebeurt. Maar zo gaan mensen er niet mee om, en zeker niet met Jezus, vertelt een gedicht uit het tv-programma dat hij vanmiddag voorleest: Zou je leven als Jezus als een heilige, een engel, mensen zouden je niet begrijpen. En als je zou proberen je vreugde, je vrede te verklaren de mensen zouden naar je woorden luisteren in plaats van ze te verstaan. Ze zouden je woorden herhalen er niet naar leven na verloop van tijd zich afvragen hoe het komt dat jij bezit wat hen ontbreekt. Ze zouden jaloers worden woedend worden je willen overtuigen dat jij in plaats van hen de goddeloze bent. En als de pogingen jou je geluk af te nemen mislukken zullen ze je pijn doen en in razernij ontsteken. En als je ze zou zeggen dat het je niet interesseert dat zelfs de dood je geluk, je vrede niet kan afnemen, zullen ze je afmaken om hun gelijk te halen. En als ze dan de vrede op je dode gezicht zien verklaren ze je heilig De liefde Waar gelooft Herman in? In de liefde. Een vraag of hij aan zijn kinderen de bijbelverhalen heeft kunnen meegeven beantwoordt hij met wat hij ziet: hij beschrijft zijn kinderen die stuk voor stuk gevoel voor het leven en de liefde laten zien. Geloven doe je. Liefde is een werkwoord. Voor zijn eigen leven beschrijft hij dat met zijn inzet voor Unicef en specifiek in zijn eigen Foundation voor de rechten van het kind. Hij legt zijn betrokkenheid daarbij uit met de volgende tekst uit zijn theaterprogramma: Een vrouw die haar man verloren is heet een weduwe Een man die zijn vrouw verloren is heet een weduwnaar Een kind dat zijn ouders verloren is heet een wees. Maar hoe noem je ouders die hun kind verloren hebben? Er is geen woord voor… Hij komt op voor de rechten van kinderen waar niemand naar omziet, omdat ze hun stem niet kunnen laten gelden. Hij klaagt de mensen aan die gezinnen terugsturen naar het land van herkomst, terwijl recht op onderwijs, een dak boven het hoofd en dergelijke niet eens gegarandeerd is, terwijl dat wel door de rechten van het kind geëist wordt. TV-programma bij de EO Tot slot vertelt Herman samen met Edith over het tv-programma bij de EO. Er zijn heftige discussies gevoerd over het programma met de EO, mede, zegt hij, omdat mensen daar hem niet zo associeerden met een verhaal over Jezus, terwijl het hem zo na aan het hart ligt. Tegelijkertijd laat hij echter ook zien dat hij begrip heeft voor de wijze waarop zij er tegenaan keken. Dat moesten ze zeggen, beseft hij. Zo laat ook de voorstelling in de Naardense Kerk zien dat de schepping ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Edith vertelt hoe ze op een gezamenlijke adem de voorstelling maken en tekst en muziek in elkaar laten kruipen. We hebben even van hun samenwerking mogen genieten in een kort Avé Maria als onderdeel van een van Hermans verhalen. Hoogste woord Tot slot overhandigen we aan Herman als dank voor de hoogstpersoonlijke en liefdevolle wijze waarmee hij over de verhalen uit de bijbel vertelt, de kinderbijbel 'Het hoogste woord' dat de verhalen uit de bijbel op een hoogstpersoonlijke manier navertelt onder het motto dat hem zichtbaar aanspreekt: 'geloof maar gewoon, dan geloof je al gek genoeg.' Een mens blijft altijd een kind, ook als hijzelf opa is… Herman van Veen heeft het heel leuk gevonden in onze gemeenten te gast te zijn. Hij noemde het publiek 'lieve mensen' en 'de kern van de samenleving; deze mensen care-n', zorgen, zei hij voor zijn vertrek. We kijken terug op een hele fijne middag met elkaar. Sandra Gaakeer en ds. Otto Grevink |