Financieel Dagblad
Vincent Andriessen
Herman van Veen - door tot het niet meer mag 8 november 2008

Na veertig jaar toeren heeft Herman van Veen (63) nog altijd niet genoeg van het toneel. Van een pensioen wil hij niet weten. Toch denkt hij, als hij de zaal in kijkt, soms: hoe vaak zie ik jullie nog? 'Het is alleen maar realistisch om daar zo nu en dan bij stil te staan'.


De vroege najaarszon speelt met de oranje, felgele en vuurrode bladeren. Op het erf rond de woonboerderij en verbouwde schuren op het landgoed van Herman van Veen in Soest lopen kippen, een kleurige pauw en een hond. Het is zijn favoriete omgeving. 'De tuin is mijn mooiste kamer', zegt hij als hij tijdens het interview vanuit een van de schuren naar buiten kijkt.

Veel tijd gunt Van Veen zich echter niet om van deze idyllische omgeving te genieten. Terwijl hij in het nummer 'Later' zingt over een rustige toekomst met 'wandelingetjes op de Overtoom', ziet hij zichzelf het liefst nog jaren 'rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan'. Hij is 63 en wil nog lang niet van ophouden weten. Momenteel speelt hij samen met Erik van der Wurff, Edith Leerkes en Jannemien Cnossen avond aan avond in Carré. Het markeert het einde van een wereldtournee van vier jaar en de viering van zijn veertigjarige loopbaan. Voor volgend jaar staat de start van een nieuwe tournee alweer gepland.

Van Veen maakt al veertig jaar wereldtournees die gemiddeld vier jaar beslaan. De start is steevast in Vlaanderen, waar hij zijn loopbaan ooit begon, waarna Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Frankrijk worden aangedaan. Daarna volgen 'exotische gebieden', zoals Japan, Zuid-Afrika of de Verenigde Staten. In Nederland volgt de afsluiting met als slot Carré.

'De cultuurverschillen tussen al die plaatsen zijn enorm. Zo is er een groot verschil tussen het spelen voor een universiteitsstad of een industriestad. Of een havenstad en een stad in een landklimaat. Wat bijvoorbeeld in Parijs functioneert, hoeft in Bordeaux helemaal niet te werken.' Een voorbeeld: 'In New York moet een voorstelling een ongelooflijk tempo hebben. Iets wat snel is, moet je daar nog sneller spelen. In Frankrijk is dat weer helemaal anders. Daar kun je er bij wijze van spreken een week over doen om alleen al het doek te openen, want het publiek is toch nog lang niet binnen. Dat komt pas de zaal in als de muziek klinkt, het liefst nog met een glas in de hand.'

Na de voorstellingen in Carré staan nieuwe optredens in het buitenland gepland. Daarvoor hoeft niet weer een heel nieuw programma te worden geschreven. 'Het gaat gewoon door', legt Van Veen uit. Hij wijst naar een tafel met boeken. 'Als er aan deze kant wat bij komt, schuift dat het geheel wat op, zodat er aan de andere kant iets af moet vallen. Zo schrijf ik maar door.'

De voorstelling die Van Veen momenteel op de planken brengt, laat zich niet gemakkelijk omschrijven. Er is muziek, er zijn ballonnen, pingpongballen, de bekende en minder bekende liedjes en korte grapjes tussendoor. 'Het gaat over een man van 63 die zingt en vertelt over zijn bestaan. Over de kwetsbaarheid en de kracht ervan. Over de mogelijkheden en onmogelijkheden van dat pad. Gegoten in absurditeit, poëzie, taal en onzin. Met de muziek als uitgangspunt en het doel om het publiek te vermaken en hun de avond van hun leven te bezorgen.' Een boodschap meegeven hoeft hij niet zo. 'Als je die eruit kunt halen, vind ik dat leuk, maar dat is niet mijn opzet. Ik wil gewoon entertainen.'

Volgens Van Veen valt er moeilijk een etiket te plakken op wat hij doet. 'Het is nadrukkelijk geen cabaret en geen muziektheater. Het is een vorm die, zeker in Nederland, eigenlijk niet bestaat. Het is bijna een soort van theatraal dagboek van het bestaan van een vent.' Voelt hij zich meer muzikant of juist verteller? 'Daartussen zou ik niet durven kiezen. Het begint allemaal met de taal, maar de articulatie is de muziek.'

Hoewel zijn voorstellingen heel persoonlijk zijn, gaan ze niet specifiek over hem. 'Als ik zou zingen over een moedervlek op de arm van mijn moeder, dan gaat zo'n liedje nooit over jouw moeder. Daarom probeer ik een nummer te zingen over het fenomeen moeder. Je moet je ermee kunnen identificeren.'

Van Veen heeft twee zonen en twee dochters en twee kleinkinderen. In de voorstelling wordt onder meer een van zijn kleinkinderen opgevoerd. Vraagt hij zijn familie of hij gebeurtenissen uit hun leven mag gebruiken als onderdeel voor zijn programma? 'Nee', zegt hij stellig. 'Ze weten dat ze me op dat punt kunnen vertrouwen. Ik zal nooit zo specifiek zijn dat een onderdeel uit mijn voorstelling op een van hen is terug te voeren.' Andersom wordt die toestemming echter wel gevraagd. 'Mijn dochter Anne, die nu ook in de theaters staat, kwam laatst met de tekst van een liedje bij me. Ze vond dat ik dat moest lezen voordat ze het zou gaan zingen, omdat het over ons tweeën ging. Over het kantelmoment waarop je ziet dat je ouders ook maar mensen zijn. Ik zei natuurlijk dat ze het gewoon moest zingen, maar ik vond het wel ongelooflijk zoet dat ze wilde weten hoe ik dat zou opvatten.'

Tijdens de voorstelling haalt Van Veen regelmatig een briefje met tekst uit zijn zak. Met een grap of een liedtekst erop. 'Dat heeft te maken met het feit dat de voorstelling niet bedacht is, de voorstelling vindt plaats. Ik kan vanmiddag iets lezen dat ik dan diezelfde avond nog zing. En dat lukt me dan niet uit mijn hoofd. Ik tover het letterlijk uit mijn broekzak. Dat vind ik eigenlijk het allerspannendste van het geheel. Dat je de dag van vandaag het toneel op sleept en misschien ook wel dingen schrijft waarvan je twee dagen later denkt: man, hoe heb je het zo kunnen zeggen?' Zo speelde hij onlangs een man die zich kwaad maakte over zijn pensioen. Wie kon hem garanderen dat hij nog iets zou krijgen? 'Dat heeft dan letterlijk te maken met wat ik die dag in de krant heb gelezen. Er ontstond een beklemmende stilte in de zaal en uiteindelijk stond er een man op die zachtjes zei: "Herman, bedankt."' Even zwijgt hij. 'Dat is fenomenaal.'


Carré


Koninklijk Theater Carré heeft een speciaal plekje in Van Veens hart. Een week geleden speelde hij er voor de 400ste keer en werd hij bij die gelegenheid bevorderd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Het aantal keren dat hij er inmiddels heeft gestaan, doet hem op zichzelf niet zo veel. Van groter belang zijn de herinneringen die hij aan Carré heeft. 'Die zijn eigenlijk allemaal gelieerd aan mensen die ik daar heb ontmoet of leren kennen. Zo zie ik nog altijd Simon Carmiggelt voor me. Dan kwam hij in die regenjas, kraag nog iets omhoog, en bleef hij in de deuropening van de kleedkamer staan om te vertellen wat hij van de voorstelling vond. Of Annie M.G. Schmidt, die heel slecht zag, en zo schuifelend bij mij in de kamer kwam zitten.'

Maar niet alleen die herinneringen maken Carré bijzonder. De zaal zelf is ook uniek om in te spelen. 'Die heeft een hoefijzervorm en dat hebben maar weinig zalen in de wereld. Hier kunnen de mensen die naar je kijken dus ook elkaar zien. Dat levert een unieke interactie op, die mis je in een gewoon theater. Daardoor werkt de zaal als een branding.' Van Veen probeert het te verduidelijken: 'Als ergens een meneer begint te lachen, ziet een andere toeschouwer dat en reageert daarop. Daardoor ontstaat er een spinnenweb aan reacties. Als je op het toneel staat, hoor je die reacties als golven komen en gaan.'

Ook het feit dat de zaal steil oploopt, zorgt voor een speciaal effect. 'Iemand die helemaal bovenin zit, zit nog steeds niet ver van het podium vandaan. Daardoor ben je bijna letterlijk omhuld door het publiek. In Carré is alles dichtbij.' Hij wijst op het verschil met normale theaterzalen. 'Die zijn zo diep, daar kun je slechts raden wat er achterin gebeurt. Dat dwingt je ook je timing aan te passen. De Doelen in Rotterdam bijvoorbeeld heeft een vrij grote akoestische vertraging. Dat heeft een grote invloed op hoe je je voorstelling kunt spelen.'

Door het intieme karakter van de zaal in Carré worden de artiesten gedwongen tot het sneller spelen van hun voorstelling. 'Uiteindelijk leg je een tempo neer en daar kom je niet meer onderuit. Als je eruit stapt, word je daar meedogenloos op afgerekend. Want dat krijg je daarna niet meer op gang.' Dan, na een korte stilte: 'Dat maakt het ook een moeilijke zaal.' Hij legt uit dat Carré 'dodelijk' kan zijn als er maar weinig mensen in zitten. 'Tijdens mijn allereerste voorstelling daar zaten er maar vierhonderd mensen in de zaal', herinnert hij zich. Dan, glimlachend: 'En dat was dan ook nog eens grotendeels familie.'

Niet alleen Van Veen viert deze dagen een jubileum, ook zijn productiemaatschappij Harlekijn Holland bestaat veertig jaar. Het zakelijk imperium bestaat uit een holding met Van Veen als enig aandeelhouder en verschillende bedrijven daaronder die zich richten op specifieke kunsten. Zo is er Harlekijn Records, het label waar Van Veen inmiddels meer dan 150 cd's uitbracht. Maar ook cd's van anderen, zoals de cabaretier Herman Finkers, of de oude muziek van The Amsterdam Baroque Orchestra.

Onder de vleugels van Harlekijn Toneel vindt de productie van toneelvoorstellingen plaats. Van Veen maakte tientallen scenario's voor speelfilms en theatervoorstellingen. De jeugdvoorstellingen, onder andere van het eendje Alfred Jodocus Kwak, vallen onder Harlekijn Kindertheater. Dan zijn er nog Harlekijn Uitgeverij, voor boeken (Van Veen heeft er een zestigtal op zijn naam staan), en Harlekijn Danstheater.

Tijdschrift Quote suggereerde recentelijk dat het een rommeltje bij Harlekijn zou zijn en dat Van Veen en zijn bedrijven op het randje van faillissement zouden balanceren. Volgens Van Veen klopten de berekeningen maar was de interpretatie van de cijfers niet juist. 'Wij hebben een club gezonde bedrijfjes die elkaar in evenwicht houden. Soms doe ik een forse investering en jaag ik daarmee de schuld op die het bedrijf aan mijzelf heeft. Dat kan ik me gelukkig in de meeste gevallen permitteren.'

Een ondernemer vindt van Veen zichzelf niet. 'Het doel is niet om winst te maken. Ik wil sociale winst bereiken. Mijn oma zei al: een doodshemd heeft geen zakken. Het heeft iets heel pervers dat na te streven. Dat wat er omgezet en verdiend wordt, gaat naar de mensen die voor ons werken en de producties die we maken. We zijn ambachtslieden die vooral hun passie volgen om zo mooi mogelijke dingen te maken.'

Van Veen geeft het voorbeeld van de voorstellingen waarbij oude muziek ten gehore wordt gebracht. 'Die voorstellingen worden gegeven in kerken met een beperkt aantal zitplaatsen. Er wordt met heel dure en oude instrumenten gespeeld, er staat een compleet orkest en het gaat om muziek die speciaal geschreven moet worden. De kracht ervan is dat het klein is, maar economisch gezien is dat natuurlijk de zwakte ervan. Het is bijna een overheidstaak die we op ons hebben genomen door dit soort uitvoeringen te geven. We doen dat met veel plezier, maar tegelijkertijd wel met een heel krappe beurs.'


Doorgaan


Van Veen is inmiddels 63 maar voelt nog geen drang om te stoppen. 'Het is eigenlijk niets anders dan het kind dat een tekening maakt op school en die heel graag aan iemand wil laten zien. Als zijn vader en moeder dan niet thuis blijken te zijn, rent hij naar de buurvrouw. Dat gevoel is het.' Hij wijst op woorden die zijn voormalig tekstschrijver Willem Wilmink ooit sprak: 'Je metselt een muurtje omdat je hoopt dat er een metselaar voorbijkomt die zegt: tjonge, wat een mooi muurtje.'

Van Veen is wel realistisch. 'Soms denk ik wel: hoe vaak zie ik jullie nog? Nog acht keer of is dit de op één na laatste keer? Je weet het niet. Daar denk ik toch wel eens over na.' Hij zegt altijd weer verbaasd te zijn over al het publiek dat zijn voorstellingen bezoekt. 'Dat kunnen niet jaar na jaar dezelfde mensen zijn. Want toen ik begon op mijn achttiende zaten er ook mensen van vijftig in de zaal.' Dan, lachend: 'Ongeveer de helft van mijn publiek moet inmiddels door de wormen verorberd zijn.'

Van Veen wil door tot het niet meer mag. Al merkt hij wel steeds vaker dat hij ouder is geworden. 'Maar ik ken nu mijn grenzen beter dan ooit. Ik moet geen acht borreltjes meer drinken na een voorstelling want dan staat er de volgende avond om acht uur een erg rare man op het podium. Dan wordt het waarschijnlijk wel een heel grappige voorstelling maar haal ik de pauze niet.'