Bram de Graaf
Margriet
Verhalen van een theatermaker 7 nov 2008

Eind september opende hij in Madurodam de vernieuwde miniatuur van Koninklijk Theater Carre. Een eretaak voor de man die deze maand voor de 400ste keer in zijn carriere optreddt in het fraaie Amsterdamse theater. Herman van Veen (63) over vaders, moeders, kinderen en geluk.

Herman van Veen praat. En praat.
Over zijn vader, zijn lieve vader. Zijn moeder. zijn allerliefste moeder. Beiden overleden ruim acht jaar geleden. "Soms. als ik denk: 'wat ben ik toch stom;' tikt mama op mijn schouder en zegt: "Het valt wel mee. Herman.'" Hij praat over kinderen en over geluk. Wij luisteren. De hond snurkt. "Beledigend, hè;'" zegt Herman. Hij slaat op. pakt het dier hij de halsband en leidt het naar de gang. "Zo." zegt hij. En hij praat verder. Elk woord gewogen en goed bevonden.

Hij praat over Carré. Hij zal er straks meer dan 400 keer hebben opgetreden.

"Dat is omgerekend anderhalf jaar elke dag. Zodra dat doek opengaat, begint de rust. Dan heb ik het twee, drie uur voor het zeggen, dat is geweldig. Maar vergis je niet: de route ernaartoe is ingewikkeld. Van veel aspecten zou ik af willen. De hygiëne in theaters. Het gedoe, het gereis. Dat is niet alleen maar leuk. Maar daar staan is fantastisch. De vreugde is dat je van woord naar woord kunt zingen, kunt praten. Dat je echt in het ogenblik kunt staan, niet in wat je hebt gedaan. Als ik dan ook nog de beelden zie bij de woorden die ik zeg, bij de klanken die ik maak, dan is dat het mooiste wat er is. Ik ben na afloop aanzienlijk minder moe dan voor de voorstelling. Ik knap er zo van op. Zo'n zaal te horen gillen en lachen. daar kan geen douche legen op. Dat is louterend. dat is reinigend."
Meer dan 150 cd's heeft hij op zijn naam staan, zo'n zestig boeken geschreven, tientallen scenario's. De lijst met prijzen is oneindig. "Vervelen doet het nooit. Als kind vond ik het in de winter ongelooflijk mooi om daar te lopen in de sneeuw waar nog nooit iemand had gelopen. En daar heeft het mee te maken. De kunst begint aan het einde van de regels, daarom is kunst confronterend. Wat mij betreft is kunst dus onbegrensd. En daar ligt de fascinatie, in het absoluut ongrijpbare. Het wordt pas interessant als je het niet meer snapt. Maar dat is tegelijkertijd het grote verwijt naar mij. Als kunstenaar ben je vogelvrij."
De drijfveer en inspiratiebronnen zijn in die veertig jaren dat-ie onderweg is weinig veranderd. "Het plan is nog hetzelfde: ik ga achter mijn nieuwsgierigheid aan. Ik heb nu alleen meer ervaring. De ervaringen hebben mij gecorrigeerd, maar mijn ziel is niet veranderd. Bij mij is het altijd gegaan over de dingen waar ik verstand van heb. En dat zijn de dingen die ik onder ogen heb. Ik zal altijd zingen over de mensen die mij lief zijn, met wie ik ben. van wie ik houd. Of het nu vaders, moeders of kinderen zijn. Het zal gaan over alle dingen in mijn omgeving, ook de tuin. Maar ik zal het altijd vervlechten met politiek. Zonder dat je dat in de gaten hebt. want politiek theater is vervelend."

En hij begint te praten over de geluiden die je nu in ons land hoort. "Eigen volk', "eigen taal'. "kleur", 'eerst'. "Dat is geen nieuwe taal, dat is NSB-taal! Het zijn dezelfde woorden van toen, uitgesproken door mensen die nu bestaan." Hij praat over Irak en Afghanistan. "Perverse oorlogen die enkel gaan om het in stand houden van de mondiale economie."
De aversie tegen onrecht zit nu eenmaal in hem. En hij wil altijd weten waarom. "Op de lagere school heb ik eens aan de meester gevraagd:

'Waarom is een tomaat rood?' Het antwoord was:
Wil je niet aan mijn kop zeiken. Een tomaat is rood.'
Die meester had moeten zeggen dat de kleur rood een betekenis heeft. Dat die tomaat met zijn zachte huid doet alsof hij gevaarlijk is. zodat je hem niet verrast met je grove handen of snavel. En dat elke kleur een betekenis heeft, dat de evolutie daar ernstig zijn best op heeft gedaan. Maar nee, die man heeft mij in de klas afgezeken. Met het gevolg dat ik in mijn schulp kroop en maar niets meer vroeg. Als datje twee, drie keer gebeurt, houd je je waffel. En dan ga je routes zoeken zodat je die vragen wél kunt stellen. En dan doet zich de kunst voor. Dan word je danser, schrijver, dichter of, zoals ik, een legitieme gek. Nu ik een man op leeftijd begin te worden zie ik die patronen erg goed. Dan denk ik: fuck, ik was zo gek nog niet toen." Met andere woorden: de belangrijkste reden dat hij nu véél praat is misschien wel omdat er vroeger niet naar hem werd geluisterd.


Hij praat over vroeger, over opgroeien in een Utrechts arbeidersgezin. Een milieu waarin 'moeilijke' vragen niet werden gesteld.

"Maar wel bij mij thuis. Mijn vader was achttien toen de oorlog begon. Hij zat op school, maar moest er vanaf. Ik denk dat hij acteur of schilder had willen worden, maar hij moest werken. Mijn moeder evenzo. Die mensen hebben gedacht, toen de geallieerden eraan kwamen: we gaan een gezin beginnen, want binnenkort worden we bevrijd. Maar toen die oorlog was afgelopen, was papa 23. Er was geen geld en dus was studeren geen optie. Er moest brood op de plank komen. Hij is tot z'n 35ste naar avondschool gegaan. Mijn ouders hebben mij op montessorischolen gedaan. Door vaak over te werken, hebben ze ons alle drie in de gelegenheid gesteld te studeren. Het was alles voor de kinderen, zelf kwamen ze niet aan bod. Mijn vader is typograaf geworden en later onderwijzer op de grafische school. Hij heeft het binnen zijn bereik ver geschopt." Zijn vader zat in de oorlog in het verzet, het tekende hem voor het leven. "Papa was een veel stoerdere man geweest dan ik voor mogelijk had gehouden, dat heb ik pas na de oorlog begrepen. Op een dag kregen ze de opdracht om een actie uit te voeren op het NSB-hoofdkwartier aan de Maliebaan. Maar papa kon niet mee, hij had dysenterie. Als hij een stap verzette, scheet hij de straat vol. Zijn makkers gingen wel en werden doodgeschoten. Op 4 en 5 mei was mijn vader daarom nooit aanspreekbaar, was hij overgevoelig. En straalbezopen. Dat waren enorme gebeurtenissen. Mijn vader is mijn held en mijn moeder mijn heldin, fantastische mensen. Er is geen dag waarop ik niet heel veel aan ze denk. Ze zijn nu acht jaar dood, maar het komt nog voor dat ik opeens denk: goh, ik moet papa even bellen, want dit zou hij geweldig vinden. En dan besef ik: shit, hij is dood. En dat geldt ook voor mijn moeder. Ze is er nog, op de een of andere manier."
Als geen ander genoten zijn ouders van zijn succes. In zekere zin verwezenlijkte hij hun dromen. "Zeker die van mijn vader. Op één na: mijn echtscheiding. Dat heeft hen ontzettend veel verdriet gedaan. Ik werd vijftig en we zijn met de familie naar Disneyland Parijs gegaan. Tijdens een etentje haalde papa een groot papier tevoorschijn en begon over zijn zoon te praten. Toen kwamen de zinnen. Ze hadden het geweldig verdrietig gevonden dat ik het met mijn vrouw niet had kunnen oplossen. Zelf hadden ze het ideaalbeeld van een gezin, zoals zij zich dat hadden voorgesteld, bereikt. Als resultaat hebben zij drie kinderen die alle drie gescheiden zijn. En dat is een hard gelag. Met name voor mijn moeder. Zij was iemand die dacht: wat heb ik in godsnaam verkeerd gedaan? Maar mama heeft niets verkeerd gedaan. Het is alleen een andere wereld, een andere tijd."
Tijdens die veertig jaar onderweg was zijn echtscheiding ongetwijfeld een van grootste hobbels die hij heeft moeten nemen. "Het gebeurde lang voordat de mensen mij écht kenden. Als ik het moet uitleggen... Ik wilde onderwijzer worden, maar ergens in mij was er een kabouter die zei: 'Weet je dat wel zeker?' Ik wilde verder reiken dan die klas, ik wilde over die kinderen en wat ik in de klas meemaakte vertellen aan grote mensen. Waardoor ik in een andere werkelijkheid kwam dan ik had voorzien. En die verandering paste niet in het beeld van de partner. Die dacht: als ik dat had geweten. Het ging snel, ongelooflijk snel. Een soort revolutie. En daar hebben we spaanders in gemaakt. En dat was niet meer bij te benen. Eén van de eerste beslissingen die mijn vrouw en ik namen was er ogenblikkelijk iemand bij te halen die ons in het proces kon begeleiden, iemand die met name de kinderen vertegenwoordigde. Want Babette en Valentijn mochten niet de dupe worden van ons besluit. Wij beiden wisten wel wat we wilden, maar wat wilden zij? Dat is keurig gedaan door iemand die ervoor had geleerd. Zodoende hebben ze er weinig schade aan ondervonden. Er is vrede over. We zijn nu heel close."

Hij praat verder over kinderen. Ze zijn een rode draad in zijn leven en werk. Naast kunstenaar is hij al sinds zijn zeventiende kinderrechtenactivist.

"Maar ik ben dat op een heel andere schaal gaan doen dan ik ooit voor mogelijk heb gehouden. De zorg voor de kinderen is de grootste zorg die we hebben. Er zijn één miljard kinderen op de wereld die, als er niets gebeurt, niet ouder worden dan twaalf jaar. Dat is het echte beeld van de beschaving. Een horror. De kinderrechten, die we met elkaar heb- ben geratificeerd, worden wereldwijd met voeten getreden. En dat kan omdat de kinderen zich in dat juridische proces niet kunnen vertegenwoordigen. Daar hebben ze volwassenen voor nodig. Er is kinderarbeid, er is kinderprostitutie, er zijn kindsoldaten, miljoenen ondervoede kinderen. In mijn leven probeer ik voor een aantal kinderen een verschil te maken. Heel veel mensen interesseert dat, maar de meeste niet. En dan zeg ik het heel beschaafd. Een verbijsterende werkelijkheid."

"Mijn vader is mijn held en mijn moeder mijn heldin. Er is geen dag waarop ik niet heel veel aan ze denk"

Dat hij het wél doet, heeft ook met zijn vader te maken. "Als oorlogskind heb ik overleefd dankzij het voedsel dat de geallieerden ons brachten; mijn vader heeft me daar altijd op gewezen. Hij zei: 'Vergeet niet datje schatplichtig bent. Zonder die hulp had je het kunnen schudden.' Ik heb veel door ontwikkelingslanden gereisd en wat je daar ziet, laatje nooit meer los. Op tv kun je armoede niet ruiken. Maar dat is wat armoede is: armoede stinkt. Je moet een week in bad om die geur uitje systeem te krijgen. Ik weet: ik kan niet veel doen, maar wel iets."
Een pessimist is hij niet, waarschuwt hij. Wel een realist. "En daar moetje artiest voor zijn. Maar in mijn vak ben ik een entertainer. Mijn doel is de mensen de avond van hun leven te bezorgen. Dat ze jankend van het lachen hun jas vergeten en thuis tegen hun buurvrouw zeggen: 'Truus, daar moetje morgen naartoe! Heb je de avond van je leven.' Dat is mijn opdracht, vind ik. Daarnaast heb ik als man dingen gezien waar ik het niet bij kan laten. Ik kan niet doorlopen en zeggen: 'Dat heb ik niet gezien.' Als ik dat wél doe, bezorg ik mijzelf een heel slapeloze nacht." Het heeft ook met zijn eigen kwetsbaarheid als kind te maken. "Tussen mijn zesde en tiende levensjaar ben ik verdomd veel ziek geweest. Ik lag lang en vaak in het ziekenhuis en zodoende weet ik wat het betekent als je je vader hoort fluiten. Ik hoorde hem al in de verte aankomen. En dat deed hij niet voor niets: door dat fluiten leek het bezoekuur véél langer. En als hij wegliep, floot hij weer. Want dan wist 't jochie - ik dus -dat-ie er nog was. Net als veel kinderen in die tijd heb ik in kinderkolonies gezeten. Nou, daar leer je de hulpeloosheid wel kennen. Dat was niet leuk. In beperkte mate weet ik dus wat het is om je ouders te moeten missen en hoe fantastisch het is als die twee dan stevig gearmd de ziekenzaal in komen stappen. In een la boven liggen hun kaartjes nog. 'We zouden hebben willen komen, maar hebben het geld niet. Maar papa gaat deze week overwerken en dan kunnen we daarmee de kaartjes naar Nunspeet kopen en dus kunnen we volgende week wél komen.' Het is het geluk datje ziet dat de ander niet heeft en jijzelf wel."




'Geluk heeft niets te maken met een dure auto. Het is het ervaren van iets waar we meestal achteloos aan voorbij gaan"


Hij praat over geluk, zijn geluk. Wijst naar buiten.

"Kijk eens om je heen. Het is niet lullig hier. Het huis is heerlijk, een oude hoeve uit 1460. We hebben het door de jaren in oude staat hersteld, het is een levenswerk. En dan die natuur eromheen, al die dieren. Ik ben een bevoorrecht mens. Afgelopen zondag had ik hier in de kerk een concert geregeld van een meisjeskoor uit Heerlen. Prachtig! Alsof er een stofkam door je ziel werd gehaald. Maar wat minstens zo mooi was, was het licht dat in die kerk viel. Door de maan kwam er een soort geel strijklicht. Zo mooi! Ik heb de mensen bedankt voor hun aanwezigheid, maar ook gezegd: 'Kijk eens waar we zitten! Dat kun je niet kopen.' Zo'n moment met z'n allen heet dan geluk. Dat heeft niets te maken met een dure auto of een bepaalde gage. Het is het ervaren van iets wat er altijd is en waar we meestal achteloos aan voorbijgaan. Mijn geluk zit in zulke dingen. De rest is faciliteit en het is fantastisch dat ik die faciliteit bij elkaar heb kunnen zingen. Elke vier, vijfjaar komt er iets bij. Ik noem het mijn mooiste voorstelling, het is mijn ziel en zaligheid. Maar het gaat om andere dingen." Hij pakt een boekje dat op de keukentafel ligt. Het komt uit Tsjechië, het zat die ochtend bij de post. Het is gewijd aan de grootste Europese zangers. "Sta ik tussen. Een heel hoofdstuk waar ik geen woord van begrijp. Het geeft aan hoe diep het spoor aan het worden is dat ik achterlaat. Er zijn nog maar weinig landen waar wij niet hebben gespeeld. Dat dat kan, is een groot cadeau."
Straks, na Carré, volgen weer een aantal jaren met optredens in al die landen. Duitsland, Frankrijk, Zuid-Afrika, Amerika... Zo gaat het al jaren. Zijn kinderen én kleinkinderen zullen zijn voetstappen en gefluit weer even moeten missen. "Mijn jongste is 25, de oudste veertig. Kinderen blijven ze, maar het zijn inmiddels ook volwassen mensen met gezinnen die leven in hun eigen wereld. Ik geloof dat zij zeer veel voetstappen en fluiten hebben gehoord. Het zijn vier evenwichtige, avontuurlijke mensen geworden, met lieve partners en een passie. Ook daarin ben ik een rijk man." En Herman van Veen praat over zijn kleinkinderen. Schoon en ontroerend. En hij praat. En praat.