ERIC VAN 'T GROENEWOUT
www.luister.nl
Herman van Veen en Edith Leerkes
Vrije vogels
winter 2007

Sinds 1998 vindt Herman van Veen gitariste Edith Leerkes aan zijn zijde. Gezamenlijk tekenden zij voor de Franstalige cd en dvd Chapeau. Een gesprek over muziek, taal. Carré en het leven.

Herman van Veen is een artistieke duizendpoot. Als zanger, ^muzikant, componist, acteur, regisseur, auteur," dichter en schilder (volgens sommigen ook als moralistisch prediker) heeft hij van zich doen spreken. 'Het licht kan nooit van het duister verliezen', schreef een criticus over Van Veens schilderijen, een omschrijving die onverminderd van toepassing is op zijn muziek. Al veertig jaar is hij niet meer weg te denken uit het Nederlandse culturele leven.
Edith Leerkes verwierf faam met het Amsterdam Guitar Trio, waarmee zij in zalen zoals het Concertgebouw en Carnegie Hall optrad. Vanaf 1988 is op zij vele albums te horen. Het repertoire gaat van Albéniz naar Bizet, van Prokofjev naar Boccherini, van Brahms naar Bach en De Falla. In 1993 werkte zij met het Amsterdam Guitar Trio mee aan een Schubert-project van Van Veen, en in 1998 maakte zij de overstap naar Van Veens ensemble.


Muziek is vrijheid


'Muziek is voor mij licht', zegt Herman van Veen. 'Taal is dichter bij de dingen. Muziek maakt gedachten zichtbaar. Muziek onthult gedachten, vertaalt gevoelens. Een liedje is in dat opzicht al veel beperkter, gearticuleerder. Muziek is immaterieel. Je kunt het niet vangen. Men zet zich in beweging, en er is muziek. Een schilderij blijft een schilderij, een tekst blijft een tekst, maar een melodie kun je niet opbergen, kun je niet in een gevangenis stoppen. Een schilderij is een "verdingd" iets, maar alleen al de trilling van een muziek is leven, is vrijheid. Van alle kunsten acht ik muziek de hoogste.' Edith Leerkes: 'Muziek laat meer ruimte. Sinds ik met Herman meereis, heb ik gemerkt dat taal begrensder is dan muziek, doordat het niet abstract is. Een lied is meer afgebakend dan een instrumentaal stuk.' Is het dan niet beperkend om met Herman van Veen op te treden, beperkender dan bijvoorbeeld het spelen van instrumentale composities met het Amsterdam Guitar Trio?
Leerkes (ferm): 'Nee, dit is veel rijker. Taal kleurt de muziek. En Herman zingt in het Nederlands, Duits en Frans. Elke taal kleurt de muziek weer anders. Daar pas ik mijn spel op aan. Ik begeleid hem regelmatig heel recitatief, en elke taal heeft een eigen ritmiek, met een eigen gevoel tijdens het spelen. Ik heb het moeten leren doorgronden. Met het Amsterdam Guitar Trio werden we eerst uitgenodigd voor een concert en later voor een cd met Herman. Dat was het moment waarop ik erachter kwam dat hij veel meer was en deed dan het zingen van Opzij en Toveren.' Puur gitaristisch gezien, zegt Leerkes, was haar spel bij het Amsterdam Guitar Trio technischer en moeilijker. 'Maar de aspecten die erbij komen als ik met Herman speel en die de vertelling ten goede komen, vragen méér van mij. Het is een completere manier van com- municatie, zo ervaar ik het. Niets is makkelijk, niets is vanzelfsprekend.'
'De liedvorm betekent datje meespreekt', verklaart Herman van Veen, 'de liedvorm is een taal die vogelvrij is. Ik kan mijn mening geven over de politiek, over een mening die heerst in de maatschappij, over een oorlog die ik niet graag heb. Ik word niet gehoord in de Tweede Kamer, maar door middel van liedjes kan ik mijn steentje bijdragen aan het bestaan. Ik noem mijn liedjes dan ook buitenparlementair. Het effect kan ik niet meten, maar ik laat me horen. Daarvoor is een liedvorm het meest geschikt.'


Krankzinnige concerten


Op het conservatorium studeerde Herman van Veen viool en zang. 'Het was een moeilijke tijd. Vanuit beide richtingen werd er druk op me uitgeoefend om een keuze te maken. Mijn leven had een andere wending gekregen als de vioolpedagoog Oskar Back niet was gestorven. Ik zou naar hem toegegaan zijn. Ik was dan veel langer in de viool blijven hangen. Kijk, als je als voetballer onder Rinus Michels komt te trainen vindt hij het vast niet goed als je daarnaast ook nog intensief basketbal speelt. Doordat het niet doorging, gingen de vocale, en daardoor ook de literaire aspecten een voornamere rol spelen.'
Buiten het conservatorium deden The Beatles, Bob Dylan en Leonard Cohen van zich spreken. Van Veen:
'En ik was er ontvankelijk voor. Op onze manier hebben wij - pianist Erik van der Wurff en ik - op het conservatorium ons steentje bijgedragen aan de krankzinnigste concerten. Het was niet militant, maar binnen die wereld wel heel vreemd. Het was gein. We organiseerden alternatieve, merkwaardige uitvoeringen en dat was het begin van wat ik nu doe. We hadden er zoveel schik in. Het was gewoon veel leuker om eigen muziek te spelen en te zingen.' Leerkes: 'De vrijheid van het zelfgeschrevene is sensationeel leuk.'
Van Veen: 'Edith heeft pas een heel interessant album gemaakt. Etude feminine. Het is een oefening in gratie op basis van oude technieken, in een eigen taal. Ze speelt twaalf stukken van eigen hand. Je hoort de klassiek geschoolde gitarist en de invloed van de klassieke componisten, maar je voelt ook de invloeden van de flamenco, van de zigeunergitaar van de Rosenberg-broers, van de volksgitaar. Edith heeft een eigen taal gevonden. De wortels zijn herkenbaar, maar de articulatie is van Edith. Als ik het mag beoordelen in Luister, krijgt het album vijf sterretjes. Het is een brug van toen naar vandaag, op een persoonlijke manier. Zulke projecten zijn een verrijking van de muzikale cultuur.'


Goeie Genade


Herman van Veen en Edith Leerkes nemen ruim de tijd om van gedachten te wisselen. Het gesprek vindt plaats in Alphen aan de Rijn, waar de twee later die avond een uitverkocht optreden zullen verzorgen. Van Veen is met zijn platenmaatschappij Harlekijn van onnoemelijk groot belang geweest voor de Nederlandse klassieke muziek. Gelijkgestemden zoals Ton Koopman en Reinbert de Leeuw konden op dat label album na album konden uitbrengen, met als paradepaardje De Leeuws interpretatie van het complete oeuvre van Erik Satie. Van Veen: 'Tijdens mijn studie aan het conservatorium keek ik - in voetbalterminologie - wie er van mijn generatie in mijn divisie speelde. Ik zag twee mannen die mij buitengewoon fascineerden: Ton Koopman en Reinbert de Leeuw. Ik heb met hen contact gezocht en het plan geopperd om een klein label te beginnen, waarop we de mooiste muziek van de wereld zouden uitbrengen. Dat werd Harlekijn. Ik denk dat we misschien wel vierhonderd albums hebben opgenomen, waarvan Ton met alle mogelijke Bach-uitvoeringen het merendeel voor zijn rekening heeft genomen. 'Het waren vaak intensieve samenwerkingen met Harmonia Mundi, Deutsche Grammophon en Decca. We hebben heel veel met het Schönberg Ensemble gedaan, en al die ambachtelijke samenwerkingen culmineerden in de gedachte om met het barokensemble van Ton Koopman oude middeleeuwse kerstliedjes op te nemen. Dat album. Kerstliederen, is een mondiaal succes geworden.'
Er zijn nog veel meer middeleeuwse kerstliederen. Komt er een vervolg op dit album? Van Veen: 'Met Edith breng ik rond Kerstmis in kerken in Nederland en Vlaanderen het programma Goeie Genade, in Duitsland onder de naam Lieber Himmel. Daarin zingen wij het Kerstverhaal volgens Hermanus, dus niet Mattheus of Lucas, met nieuwe kerstliederen. Het wordt op Tweede Kerstdag uitgezonden.'


Hofnar en troubadour


En nu is er Chapeau. Het album, bestaande uit een cd en een dvd, prijkt in de klassieke top-50 en is lovend besproken in muziekmagazine Klassieke Zaken. Op Chapeau brengen Herman van Veen en Edith Leerkes, met ondersteuning van onder meer het Zapp String Quartet en het Matangi Quartet, een Franstalig repertoire. 'Wij zijn heel Europees', zegt Van Veen. 'Edith en ik zeggen altijd: onze bronnen bevinden zich in Boedapest, Berlijn, Parijs, Amsterdam en Antwerpen. Dat zijl onze roots. Wij zijn meer continentaal dan Angelsaksisch. Onze muziek is in Europa genesteld, en eigenlijk meer in de Europese volksmuziek dan in de klassieke muziek of het Angelsaksische entertainment. Wij zijn vertellers.'
Herman van Veen verenigt in wezen het virtuoze van de Paganini's en het verhalende, ironische en spot-tende van de hofnar en de troubadour. Leerkes be-aamt dit volmondig. 'Herman, en ik ook, zitten beslisl niet in de strenge klassieke wereld, die ook nu nog heel gescheiden, apart is. Maar de klassieke cultuur e de klassieke scholing nemen wij mee in onze bagage. 'Wij zijn vogelvrij', zegt Van Veen. 'Wat Edith en ik doen is én niet commercieel én niet klassiek - en het ook geen muziek die in de gesubsidieerde hoek zit. Wij lenen onze stemmen niet aan de commercie of aan de machthebbers. Edith en ik behoren tot de vrije kunstenaars.'
Leerkes: 'Wij hoeven ons niet te houden aan de regels van de geldschieters.'
Van Veen: 'Wij zijn gezegend met het feit dat we on-afhankelijk zijn. Dat is ook een kracht, maar soms zijn er wel eens projecten, waarvan wij denken: dit gaat de mensen aan. Edith en ik hebben een oratorium geschreven, een ode aan een in een concentratiekamp vermoord Joods meisje: Selma Meerbaum-Eisinger. Zij heeft de mensheid 57 gedichten achtergelaten waarvan ik vind dat iedere middelbare scholier ze zou moeten lezen. Wij proberen dit oratorium Differo - differo, omdat er bijvoorbeeld ook in wordt gedanst - uitgevoerd te krijgen, maar het is om de donder niet eenvoudig om voor de opvoering hiervan geld te krijgen.' Leerkes: 'Uiteindelijk doen we het toch wel, dwars tegen alles in. Als dat nodig is.' Van Veen: 'Afgelopen jaar hadden we een heel mooi project: Abgemacht ist Abgemacht. Aan de oevers van de Donau in Linz hebben Edith en ik opgetreden voor honderdduizend mensen, vanuit de overtuiging datje ook voor zo'n groot publiek een verhaal kunt vertellen. Ik stond hoog op een kraan een verhaal te vertellen en er waren beeldschermen. Het was een fantastische gebeurtenis, maar we zijn er wel arm van geworden.' Leerkes: 'Ja, nou zeg! Er waren prachtige objecten gemaakt, die in de Donau dreven, om het verhaal te ondersteunen. Een enorme geluidsinstallatie, je kon ons tot in Wenen horen.'


Lekker rammen


De samenwerking van Herman van Veen en Edith Leerkes met de jonge honden van het Zapp String Quartet en het Matangi Quartet wordt door Van Veen als 'enig' omschreven. 'En noodzakelijk. Bij elk project proberen we jonge mensen te betrekken die ambachtelijk van een zekere orde zijn. Voor de wederzijdse fascinatie. Ook met het Rosenberg Trio (zigeunerjazz, red.) zijn Edith en ik de wereld rondgetrokken. Het is ongelooflijk leuk om met jonge mensen te spelen. Edith en ik hebben in het Concertgebouw met Janine Jansen mogen optreden, echt een belevenis.' Leerkes: 'Ik heb bijvoorbeeld heel veel geleerd van het spelen met Stochelo en Nous'che Rosenberg. Stochelo is een fenomenale solist, maar ik heb qua drive vooral veel opgestoken van Nous'che. Er ging een sluis voor me open. Het gepolijste van de kleine beweging, wat je als klassieke gitarist hebt om maar geen bijgeluiden te hebben, heb ik dankzij Nous'che durven loslaten. Soms moet het grof zijn, moet je lekker rammen, moet het krassen, gewoon omdat de ziel en de bezieling daarom vragen. In de klassieke muziek is de muzikale inhoud soms ondergeschikt aan de virtuoze uitvoering daarvan. Kijk naar de concoursen.' Van Veen: 'Het is kunstmuziek. Naarmate het publiek waarvoor werd opgetreden een hogere maatschappelijke klasse representeerde, werd de muziek gepolijster uitgevoerd. Bach werd vroeger ook op markten gespeeld en zal daar anders hebben geklonken dan in de kerk of aan het hof. Minder klinisch, denk ik.'


Icoon


'Carré is een deel van mijn leven geworden', vertelt Van Veen. 'Daar heb ik bijna vijfhonderd voorstellingen gespeeld, daar heb ik twee jaar van mijn leven doorgebracht. Twéé jaar! Ik weet zo ongelooflijk veel van die zaal, ik heb directeuren zien komen en gaan, ik heb er Bruno Maderna en choreograaf Koert Stuyf leren kennen, ik heb daar Philip Glass mogen meemaken. Ik ben een groot bewonderaar van Glass. Wat hij schrijft, wat hij zegt en hoe hij leeft: een fantastische vent. Ongelooflijk indrukwekkende muziek. De opbouw van Einstein On The Beach heb ik beleefd. Carré is een deel van mijn opvoeding, een deel van mijn leven, van mijn bestaan. Louis Dekker (de artistiek leider van Carré, red.) belde me na een televisievoorstelling en zei dat ik nergens anders meer mocht spelen dan in Carré. Fantastisch! Dekker is mijn gids geworden. Hij kende mimespeler Marcel Marceau, hij heeft me alles over de komiek Johan Buziau verteld. Hij heeft me geleid en begeleid. Tot aan zijn dood toe. Louis Dekker is een icoon voor mij.'


Halverwege de brug


Terug naar de klassieke muziek, Herman van Veen stelt dat zijn liedvorm niet wezenlijk anders is dan de lied-vorm van de Schumanns, de Schuberts, de Wolfs, de Pergolesi's, de Monteverdi's en de aria's van Bach. 'Daar ontlenen wij onze structuren en schrijfwijze aan. Edith en ik zijn heel erg klassiek geschoold. Die technieken hanteer ik, we kunnen de muziek plaatsen in de klassieke vormen. We hanteren ook de terminologie, we praten over een doorwerking, we praten over een coda. En in sonate-terminologie.' Leerkes: 'Ik zeg wel eens tegen Herman dat als hij nog één keer een Picardische terts (de grote terts aan het slot van een muziekstuk in mineur, red.) speelt, ik hem voor zijn bakkes sla. Dan heb je iets heel moois in mineur, en als zo'n grote terts komt - soms per ongeluk - zak ik door het podium.'
Van Veen: 'Eigenlijk vinden we dat heel erg lelijk, en we houden ook niet van septiemen.' Leerkes: 'Of nonen.'
Van Veen: 'Vreselijk. In de klassieke wereld zijn we heel erg thuis, maar we mijden de complexiteit, om de betrokkenheid van het publiek te optimaliseren, leder hoort zijn of haar lied: als wij met te veel complexiteit en te veel details zingen is de moeder waarover ik zing nooit meer jouw moeder.'
Leerkes: 'Ik denk wel dat over vijfhonderd jaar de liedjes van Herman in de traditie van de Europese liedkunst worden geplaatst. En net als bij Bach en Stravinsky zie je in Hermans muziek hoe hij als persoon is gegroeid.'
Van Veen: 'Als je al mijn liedjes volgt, krijg je inderdaad een autobiografisch verhaal. Ik zing over de angst om alleen thuis te zijn, over Duitsers in de tuin, en over de eerste liefde. Alles is in de songs terug te vinden.'
Een autobiografie is nooit helemaal eerlijk. Heeft hij ook oneerlijke liedjes gezongen? Van Veen: 'Ja, er zijn liedjes die ik heb geschreven in een taal waarvan ik hoopte dat de mensen het mooi zouden vinden. Maar die taal was niet de mijne. Vooral als je jong bent en nog geen eigen profiel hebt, is de taal waarin je werkt vaak de taal van een ander. De eerste vijf, zes jaar heb ik geworsteld om verstaanbaar te worden. Het is niet zozeer dat ik oneerlijk was, maar wel dat ik bereid was om te communiceren. 'Ik heb er veel met Simon Carmiggelt over gesproken. Hij zei altijd tegen me: blijf bij je authentieke taal, ook al begrijpen de mensen je niet. Er is slechts één jij. Toen ik jong was, was ik veel banger. Bang voor slechte kritieken, want die verstoorden het sprookje. En mijn prestige ten opzichte van de buitenwereld. Ik was veel meer geneigd om halverwege de brug te gaan. Nu vind ik het niet erg als het publiek mij niét snapt of verstaat. Muziek is een taal, een taal die glashelder kan zijn maar dat niet hoeft te zijn. We willen het leven laten kraken, piepen, schallen; muziek is als het leven zelf.
'Maar ik heb nog een lange weg te gaan. Als je zingt, komt er vaak iets kunstmatigs bij. Ik moet leren om mijn authenticiteit in een liedvorm te plaatsen, waardoor de muziek op een ander niveau komt. Op dat vlak heb ik verdomd veel te doen. Maar het mooie van ouder worden is dat mijn stem krachtiger wordt. Mijn timbre komt thuis, zo voelt het. Ouder worden is een vorm van thuiskomen en onzekerheden leg je steeds vaker van je af.'