Nieuwsblad vh Noorden

'UIT ELKAAR':
Herman van Veen verstrikt in eigen scheidingsellende

17 augustus 1979

Het was allang duidelijk voor iedereen, ook voor mensen die niets van zijn particuliere leven afwisten: Herman van Veen die een speelfilm maakt met de titel Uit elkaar, — dat moest wel over hemzelf gaan. Zanger-schrijver-televisiemaker Herman van Veen heeft altijd al wat méér dan anderen in de theaterwereld de neiging gehad zich voor het publiek binnenstebuiten te keren. Emoties zijn een belangrijk bindingsmiddel met de toeschouwers, maar bij Herman van Veen lopen ze dikwijls over; in de zaal, op de buis en nu ook weer in de film, — al is het daar eveneens achter de microfoon bij een zaaloptreden. „Kijk, ik huil," schijnt hij dan te willen zegeen. En, helaas, zo heel veel verder komt hij met zijn film — zijn eerste — ook niet.


Uit elkaar gaat namelijk helemaal over hemzelf. Over het verdriet, de pijn en de angst die een man kunnen verscheuren bij een echtscheiding. Hij schreef zelf het scenario en speelt de hoofdrol. Hij speelt zichzelf: een internationaal bekende tv- en theatermaker, die zó door zijn carrière in beslag wordt genomen, dat zijn vrouw (hier gespeeld door Monique van de Ven) zich voornamelijk om die reden van hem laat scheiden. Hij speelt vooral zijn eigen wanhopige pogingen om zijn zoontje aan zich te binden.

In een interview (vorige week vrijdag 10 augustus op onze filmpagina) vertelde Herman van Veen dat hij acht, negen jaar getobd heeft met de vanzelfsprekende acceptering dat na de scheiding de kinderen bij de moeder blijven. Hij had er niet eens bij stil gestaan dat ze ook wel eens bij hun vader zouden kunnen blijven. Hij realiseerde zich „dat het niet ging om een probleem van mij en mijn vrouw, maar van mij met mijzelf". De essentie van de film noemt hij daarom het gespleten-zijn.
Zijn labiele geestelijke toestand onder de gegeven omstandigheden heeft Herman van Veen geprobeerd weer te geveri door een wir-war van projecties van zijn overspannen fantasie. De film bestaat uit een ongewoon groot aantal flashbacks en aanverwante kunstgrepen: losse scènes die in de gedachten van de hoofdfiguur spelen. Meestal zijn het beelden van gebeurtenissen die kortgeleden hebben plaatsgehad, soms zijn het dwangvoorstellingen van wat zou kunnen gebeuren, zoals het angstvisioen van de dood van zijn zoontje (bij een verkeersongeluk) en de begrafenis. Veel van die scènes zijn te zeer uitgesponnen om als gedachtenbeelden herkend te kunnen worden. De manier waarop ze geplaatst zijn in het basisverhaal, dat op zichzelf genoeg mogelijkheden biedt, werkt bovendien zeer verwarrend.

Gespletenheid betekent natuurlijk toch al chaos. De creatieve verbeelding daarvan vraagt niettemin een bepaalde ordening, op z'n minst een vormgeving die communicatie met de toeschouwer mogelijk maakt. Het bezwaar tegen Uit elkaar zit 'm niet in het al te particuliere karakter van de problemen in het hoofd van de maker van de film. Herman van Veen is ook maar een gewoon mens. Maar die gewone mens spéélt hij niet. Hij speelt de man die iedereen kent als theaterfiguur en liedjeszanger. Hij treedt ook in de film voor de televisie op en in zalen, zingt zelfs liedjes die we van hem kennen, zoals het buitengewoon fraai begeleide „Eén om mee te praten, eentje voor de sier, één om bij te slapen, één voor halve dagen, eentje voor je plezier".

Vanavond komt Herman van Veen naar Groningen om na de tweede avondvoorstelling in Camera-theater aan het Hereplein met het publiek over zijn film te discussieren. „Uit elkaar" beleeft de première ook in Assen (Apollo) en Emmen(Euro).