Vrij Nederland / Humo
Plet Piryns

"Hier ben ik, kaal dikke kont, aardige stem, leuke bewegingen, spastisch figuur - doe er maar iets mee "

27 maart 1976

Het moet zo'n tien jaar geleden zijn dat ik Herman van Veen voor het eerst zag optreden. Leuven was die avond een bezette stad, studenten trokken onder het gezang van 'We Shall Overcome', door de Bondgenotenlaan, het traangas hing in de straten. Hooguit twintig man en een paardekop hadden de klassenstrijd in de steek gelaten om in de Grote Aula een voorstelling bij te wonen van een twintigjarige Utrechtse conservatoriumstudent en zijn cabaret Harlekijn. Terwijl in de verte de haan driemaal kraaide, waren wij getuige van een wonderlijk schouwspel: muzikale clownerieën, opera en belcanio, snaakse opmerkingen en acrobatische buitelingen, een wereld van elfjes en twaalfjes — alsof er honderd meter verder geen Revolutie stond te gebeuren.


Tien jaar later zie ik Herman van Veen terug in het Amsterdamse Carré-theater. Er zitten nu zo'n dertienhonderd man in de zaal, de Revolutie heeft nog steeds niet plaatsgevonden en Van Veen begint al aardig kaal te worden, stel ik vast. Harlekijn is in al die jaren uitgegroeid tot een klein bedrijfje, wassen in de teil. Zo'n arbeidersmilieu heeft tenminste nog enige realiteit, alleen hebben ze er nu toverdozen bij gekregen die om acht uur aangaan. Dat houdt de zaak rustig en overzichtelijk.'


Uit wat voor buurt kom je?

'Ik kom uit Utrecht, uit een buurt die je min of meer kunt vergelijken met de Jordaan in Amsterdam, maar dan met een betere wijk in de zeer dichte nabijheid. Bij ons in de straat, naast ons was een kruidenierswinkeltje, rechts woonde een hoer, aan de overkant een souteneur en daarnaast weer een politieagent... dat was allemaal prima geregeld.'


Ze hielden elkaar in balans?

'Ze hadden elkaar nodig, ja. Als je mij nou vraagt wie de slechtste kerel was...'


...Wie was de slechtste kerel?

'Dat was de politieagent. Niet omdat ik politieagenten slechte kerels vind, maar die man had plezier van zijn vak begrijpjewel? Die kon slaan, en niet alleen zijn kinderen.'


En in die buurt zat jij 's avonds op de piano 'Für Elise' te spelen en op een viool te krassen? Ik bedoel: vanuit zo'n buurt is de drempel naar de muziekacademie toch erg hoog?

'Ik ben altijd op 'n Montessori-school geweest, want mijn moeder was van mening dat ik niet op school moest in de buurt. Mijn zoon moet het beter hebben dan wij, je kent dat wel. Daardoor kwam ik in een heel ander milieu terecht, en ik had een viool onder mijn kin voor ik er zelf erg in had.'


En maar blèren, dat je op dat rotding moest spelen.

'Nee hoor, ik vond het fantastisch.. Alleen om met die vioolkist over straat te lopen,, dat was een enorm probleem. Als ik niet veel slimmer was dan de andere jongens, kwam ik nooit heelhuids thuis. Dus ik moest, voor ik de hoek omkwam, allerlei trucs verzinnen om de aandacht af te leiden... schelden weetjewel, wat heb jij voor een waanzinnig achterlijke kop — In de hoop dat ze niet op die vioolkist zouden letten. En als ik thuis op een zolderkamertje zat te spelen, dan begonnen alle jongens te roepen en te fluiten. In het begin klinkt zo'n viool ook echt als een jonge kat.' waar — behalve Van Veen — ook figuren als de zanger Joost Nuissl, de componist Reinbert de Leeuw en de groep Hauser Orkater in meedraaien. Dertienhonderd man in Carré — dat is zowat de belangstelling voor Toon Hermans in zijn goeie dagen, of voor André van Duins Pretmachine tegenwoordig. De nieuwe show van Herman van Veen — 'En Nooit Weerom' — werd overigens ook door de kritiek bejubeld.
Terecht: het is allemaal iets ingetogener dan vroeger, Van Veens toch al adembenemende vakmanschap is met de jaren nog gegroeid en muzikaal valt er veel te genieten. Alleen weet ik ook na deze voorstelling nog steeds niet waar Van Veen het over heeft. Onderstaand interview is het resultaat van drie uitputtende gesprekken met Van Veen, in een hotel in Antwerpen, in een Amsterdamse kroeg en in de kleedkamers van het Carré-theater.


De kaalgeschoren monnik staat bij C & A zijn gele pij voor Levi's jeans te ruilen — dat is een citaat uit het tekstboek bij de voorstelling. Met andere woorden: alles blijft bij het oude?

'Nouja, dat is voor mij de hele hippiebeweging. Ik vind . dat een heleboel mensen van mijn generatie zich ongelooflijk hebben laten manipuleren en hebben laten pakken. Als je nu door Amsterdam loopt, dan zie je een onwaarschijnlijk groot aantal jongens met metalen racefietsbrilletjes, zoals John Lennon die destijds droeg. 'Je kunt alle popidolen en trends op straat tellen: de wat jongere jongens David Bowie — het sterft van de Bowies op straat — de werkende lul houden zich nog altijd een beetje Elvis-achtig, met zware motoren en zo, en dan heb je onze groep, mensen die op school gezeten hebben, sociaal werkers etc., die zien er ook ongeveer hetzelfde uit. Het is net China, zonder het te weten lopen we allemaal in een uniform. Vroeger bleekten de meisjes hun haar, zoals Marilyn Monroe, nu hebben ze hennep-haar. Er is niets veranderd. Dat zijn trends die je ontzettend goed in de gaten moet houden, je moet je niet laten naaien.'


Jij en ik dragen anders ook precies dezelfde jeans en dezelfde zwarte schipperstrui-met-ritssluiting.

'Ja natuurlijk joh, dat is toch de fijnste trui die voor ons bereikbaar is, die ons wordt toegestaan te dragen? De variëteit is nul-komma-nul. Op een bepaald moment had je zelfs de legerstijl. de Israëi-stijl. Er was een oorlog nodig om de mode te veranderen, begrijp je? Een heleboel Nederlandse jongens hebben zich in die tijd aan hun stoel vastgebonden om niet meteen naar Israël te vertrekken, en toen is er één of andere vogel geweest die die solidariteit meteen geëxploiteerd heeft. Vietnam-groen, Israël-groen, binnenkort misschien Angola-paars. dat wordt allemaal gemanipuleerd. Dat is trouwens het thema van ons nieuwe toneelstuk.'


Over Het Grote Komplot?

'Nou, het gaat over een groep jonge mensen die samenkomen in een cafetaria. en zich volledig laten leven door de media, hel voetballen en de muziek.
Als een man een meisje duidelijk wil maken dat hij van haar houdt, dan loopt hij naar de jukebox en drukt K- 23 in, omdat dan iemand zingt 'Ik hou van jou'. Als hij blij is associeert hij dat met de overwinning van Ajax. De wereld waarin wij leven is een wereld waarin iedereen Spaanse' laarzen draagt, of schoenen met plateau-zolen. Een geniaal idee van de man die het bedacht heeft: hoeveel mensen vinden zich niet te klein ofte groot? Dat is dus perfect opgelost, en dat is puur wat deze tijd is: de plateau-zool.'


Lof der Aangepastheid, met andere woorden.

'Je moet je gedrag aanpassen, dat wordt je trouwens al heel vroeg duidelijk gemaakt. Als baby word je het meest gewaardeerd als je lief en rustig bent, en vooral niet schreeuwt. Hier aan de overkant staat een bankgebouw, daar zitten een heleboel van die gelukte mensen. Voor zover ze leven, doen ze dat buiten het venster, want daar staat namelijk een plantje en een borrelfles waaruit ze af en toe stiekum een slok nemen, als de baas het niet ziet. Zo zit de wereld toch in elkaar?
Je moet aangepast en overzichtelijk zijn. Alles is gericht op het gladstrij- ken van iedere plooi. Mijn engagement op het toneel is dat ik daar tegenin ga.'


Waaruit moet dat engagement dan blijken? Het is erg moeilijk om daar de vinger op te leggen.

'Als ik op het toneel het korte verhaal vertel van hij — hij gaat naar huis om zijn vrouw water te geven en haar naar het licht te draaien — dan zeg ik daar iets mee, in mijn ogen. Het heeft niets met politiek of wat dan ook te maken, maar het is mijn. vorm van engagement, ik vind inderdaad dat het grootste deel van-de-mannelijke bevolking zo leeft. En er zijn mensen die op het moment dat ze dat horen pijn hebben, omdat ze denken: godverdomme, inderdaad... ik werk per dag negen uur op een bedrijf, ik ga naar huis, ik eet het eten op wat ze me heeft klaargemaakt. ik slaap met 'r en ik sta de volgende ochtend weer op mijn bedrijf — en dat heet leven. Dan zeg ik: het heeft geen reet met leven te maken. Is dat nou poëzie of engagement, kun je nu vragen. Het interesseert me niets wat dat is. Mijn engagement bestaat erin dat ik mezelf ter discussie stel: hier ben ik, kaal, dikke kont, aardige stem, leuke bewegingen, spastische figuur — ga er maar naar kijken, doe er iets mee. Dit Ben Ik.'


Maar je zult nooit de dingen bij hun naam noemen, 't Blijft altijd ontzettend zweverig.

'Ik geloof niet in rechtstreeksheid, door rechtstreeksheid werk je immers mee aan het in stand houden van het systeem. Eenvoudiger gezegd: als ik over Luns praat, -promoot ik Luns. Dat is een wet van de reclame. Als jij nu zegt:. Chili, dan denk ik; natuurlijk: fascisme, corruptie. Maar als Herman van Veen in het theater kan ik dat alleen maar in emoties vertalen. Daar wordt alles door bepaald, het klootweg-blootweg luisteren naar het hart en het geweten is voor mij de enige vorm van levenl". 'Moet je luisteren; Je kunt natuurlijk de hele dag door Chili roepen tegen iedereen — Chili, Chili, Chili — maar in het theater heeft het woord Chili alleen een associatieve betekenis. Chili betekent: fascisme, stadion, prikkeldraad, schot. Maar als ik zeg: jij, jij, JIJ... dan wordt er. geluisterd. Ik heb het over jou, je hebt een poepvlek in je broek, jij. Ik kan wel zeggen: de wereld is slecht, maar dan praat ik niet over iets, dan praat ik niet over jou. Jij bepaalt de wereld. Ik praat over die negenhonderd jij's in de zaal.'


Maar wat wordt 'jij' dan verondersteld op te steken van een lied als 'Suzanne'? Het is natuurlijk prachtig mooi, maar eerlijk gezegd heb ik nooit begrepen waar het over gaat. En wat Jezus ermee te maken heeft mag God weten.

'Nou, 't is toch heel simpel, het heeft te maken met vertrouwen, het durven meegaan... althans zo ervaar ik het.'


Jezus was een fietsbel?

't Is gewoon dat je je niet moet generen voor pepermuntjes in zekere zin. geef mij maar een hand. hou mij maar vast, dan is het dik voor elkaar. En er was nog iemand die dat zei, begrijp je? Die is twintig eeuwen geleden op een wat merkwaardige wijze gestorven. Als jij zegt: ik begrijp dat lied niet, ja wat moet ik dan? Je kunt toch niet een schilderij of een lied of een bloem omschrijven? Die bloem is geel — wat zeg ik daar nou mee?'


Agressiviteit, zoals bijvoorbeeld Freek de Jonge die beoefent, heeft toch een veel groter impact dan poëzie. Het schókt de mensen.

Dat is nog maar de vraag. Ik weet niet wat vriendelijker is: herkenbaar agressief of onherkenbaar agressief. Ik geloof alleen maar in een bal met effect, begrijp je. Dat heeft te maken met een vorm van vakmanschap, ik geloof trouwens niet dat het resultaat heeft als je iemand teter plekke verrot scheldt. Ik streel liever iemand, terwijl ik hem tegelijkertijd, verschrikkelijke dingen in het oor fluister. Drie weken later blijkt dat dan zijn hele denken overhoop gehaald te hebben.'


Je was twee jaar geleden in Antwerpen bij de première van 'Verschaeve', je bent bevriend met Bert Verhoye en 'Verschaeve' was een produktie van Harlekijn. Zo'n stuk ligt toch. niet op jouw weg?

'Je moet twee dingen niet door elkaar halen: de vorm waarin ik theater wil brengen en de concrete politieke situatie. Het toneelstuk "Verschaeve" was een politieke daad. En als je het fascisme kunt bestrijden in je eigen omgeving, moet je dat natuurlijk doen. Zo'n stuk- als "Verschaeve", daar sta ik pal achter, alleen — je moet niet de fout begaan dat te vergelijken met mijn voorstelling. Ik behartig dezelfde ideeën, maar op een andere manier. Ik vind dat we moeten beginnen met het fascisme uit onszelf te bannen. Het angstige vind ik in onze samenleving het continu afschuiven van wat voor verantwoordelijkheid dan ook. Vrouwen en kinderen eerst, en als die door het mijnenveld zijn. dan komen wij. Zo redeneren wij. En als je daar tegenin wil gaan, zegt de een 'Verschaeve', een ander zegt 'Nixon', en ik zeg: bloed. Ik bloed, zeg ik. Het is voor mij volstrekt onbegrijpelijk dat de dingen die gebeuren gebeuren. Het is een slechte, absurde, waanzinnig achterlijke wereld en het vreemde fenomeen doet zich voor dat ik soms erg gelukkig ben.'


Waar mensen maanden later nog over praatten, was je optreden in de televisieuitzending Bellevue, toen je geïnterviewd werd door Elisabeth Andersen, en tijdens het interview begon te huilen. Dat is het oude taboe: een kerel huilt niet, en zeker niet in het openbaar.

'Als je over zoiets als de Derde Wereldproblematiek praat, dan kun je toch maar heel even een kerel zijn. Ik begrijp het niet, achthonderd miljoen mensen die niet te vreten hebben. Op het laatst blijven er dan alleen nog maar tranen over, stomweg blèren... ik bedoel: meer heb ik niet om daar tegenover te stellen, alleen een totaal gevoel van onmacht. Op een bepaald moment zeg ik: ik heb geen taal meer. En als ik nou drie uren met jou ga zitten lullen over dit soort vraagstukken, dan steek ik op den duur ook mijn harses door 't glas. of ik spring uit het raam of weet ik veel. Ik probeer met dat geringe intellectuele vermogen van me en dat gering gevoelsterreintje wat ik heb, overeind te blijven en gelukkig te worden, en gelukkig te maken. Daar strijd ik iedere dag voor, stapje voor stapje, weetjewel. En vang me maar op uitspraken, prik me er maar op vast. Zo gaat het toch? Als je eerlijk bent, ben je overgeleverd aan de wolven. Grote mensen mogen nooit huilen, zoals ouders ook geen ruzie mogen hebben waar kinderen bij zijn, al sterven ze van de problemen. Ze gaan met krampen door het leven. Ik mag mezelf nog gelukkig prijzen dat ik tenminste uit een milieu kwam waar ze zeiden hoe laat het was. Als ik mijn moeder vroeg hoe laat het was, zei ze: daar staat de klok jongen. Ze had wel wat anders aan d': hoofd, ze moest.


De geschiedenis van Harlekijn lijkt wel een jongensboek: je werkt nog altijd met de vrienden van vroeger. Een zeldzaam verschijnsel in de showbusiness.


'Goeie muzikanten zijn er ook niet zoveel. Een goed muzikant is voor mij inherent aan een goed mens. Een muzikant, dat is een compliment hoor, vergeet dat vooral niet. Je hebt musici en muzikanten, en een muzikant is een musicus met scheppende kracht, dat is iemand die weet wat rust is, wat weglaten . is. Een muzikant is een goed mens, maar dat zegt natuurlijk niet zo veel.: ik ga er van uit dat alle mensen goed zijn, zo waanzinnig ben ik wel.'


In de praktijk blijkt toch telkens weer dat de mensen slecht zijn, geneigd tot moord en doodslag en met elkaars wijf naar bed gaan?

'Ik wil niet ontkennen dat wij het kwaad in ons dragen, maar ik twijfel niet aan de fundamentele goedheid van de mens — anders kan ik niet. begrijpen waarom iedereen iedere morgen opnieuw uit zijn nest komt. Als ik zeg dat een goed muzikant ook een goed mens is. dan bedoel ik dat overigens niet in de zin van het Rode Kruis en het Leger Des Heils, dan bedoel ik dat dat iemand is met een balans. Een. hand stilhouden, dat is niet niks. Een hand kunnen stilhouden, daar moet een. innerlijke onrust aan voorafgaan, een vorm. van tevredenheid. Iemand kan natuurlijk op een oneerlijke basis tevreden zijn, maar dan gaat, hij vreselijk trillen, of dan krijg je vreselijk nare akkoorden.'


Er zijn toch voorbeelden genoeg van muzikanten, goeie muzikanten, die te zelfder tijd onuitstaanbare etters waren. Heb je de film 'Nashville' gezien?

'Nee, maar wat betekent Nashville nou helemaal? Dat is zoiets als Omo, dat is ooit eens een keer een goed zeepmerk geweest, en nu heet alles Omo. Nashville dat betekent hetzelfde als Volendammer klompen. Destijds een prima klomp, maar nu kun je ze ook kopen in Tokio, 't is toch allemaal maar commercie? Ik heb een oom uit Nashville, : maar dat wil nog niet zeggen dat hij gitaar kan spelen.' '


Kun je je voorstellen dat je met het klimmen der jaren het publiek steeds meer gaat haten, zoals dat op het eind bijvoorbeeld met Wim Sonneveld het geval was?' In het uiterste geval 'leidt dat tot de misantropie van Lenny Bruce.

'Ik begrijp het wel een beetje... je ziet vaak ook dat veel kunstenaars zo lijdend zijn. Je moet niet vergeten dat je je ook zo vreselijk kwetsbaar opstelt. . Zo'n publiek Is in principe meedogenloos: het klapt, het zwijgt, en jij staat daar in je blote pik. Als artiest weet je daar soms geen raad mee. Ik neem. aan dat als een arts het niet meer weet, d hij dan even onder .zijn. bureau kruipt of iets onduidelijks opschrijft, maar op het toneel is dat bijna niet mogelijk. Soms vraag ik me af'wat het publiek, of men. of de pers, nu eigenlijk wil: dat je doodgaat of dat je doorgaat. Als Je sommige reacties hoort, dan denk je: die man wil het liefst dat Ik maar onder de zoden kruip. Op zo'n moment begrijp je het niet-meer, dan . krijg je het gevoel: dit is oorlog. Dit heeft niets meer te maken met liefde. ' Terwijl ik me op het toneel de hele . avond sta te schamen, want je komt natuurlijk nooit verder dan het projecteren van je eigen beperktheden, 't. Is. een gevoel dat je hebt van: ik sterf eraan, ik ga d'r kapot aan, maar ik ga door. Afzien heet dat bij voetballers tegenwoordig. Zo is het ook met alles wat je doet en zegt op het toneel: je probeert het op te laden, je probeert het te vullen met je totale aanwezigheid. Als ik mijn hand opendoe, dan doe ik niet mijn hand open, dan is dat mijn hele lichaam wat die hand openperst. Dat is het geheim. Als ik. op een bepaald moment wil dat de- mensen in de zaal angst hebben, dan moeten de taal en melodie die ik gebruik op het toneel gevuld zijn met mijn eigen doodsangst.' .


Vrolijke jongen ben jij geworden.

'Inhoudelijk is er erg veel veranderd, ja. Vroeger zong ik veel meer liefdesliederen — over de man-vrouw-relaüe, over houden van — en nu is daar een enorme twijfel bijgekomen. Het programma is aanzienlijk, kritischer geworden, het heeft veel meer onzekerheid in zich. De eerste voorstellingen, zo'n jaar of acht geleden, was ik toch alleen maar bezig met een soort talent-expositle.' .


Kijk mama, zonder handen?

"Precies. Het was een soort vérsprin• gen, een ontlading. Nu staat mijn talent en datgene wat Ik maak. veel meer in dienst van mijn overtuiging, voor zover ik die dan ken. Een vak is ten slotte gewoon Iets dat je leert te beheersen, op den duur. Je leert alle'risico uit te bannen. Hans van Manen heeft laatst in een Nederlandse krant gezegd: ik geloof niet dat ik nog in staat-zou zijn een-slecht ballet-te ma- ken. Dat is een arrogante, maar uitstekende uitspraak.'


Dat geldt ook voor je eigen show?
'Dat geloof Ik wel, ja. Ik heb nu elf jaar ervaring, dat is een beheerste zaak. Als het fout gaat, dan gaat het fout omdat wij willen dat het fout gaat.'


Zo'n voorstelling, leef je daar de hele dag naar toe?

'Je draagt het bij je, zoals een moeder haar kind bij zich draagt. Het zit de hele dag in mijn buik. En na elke voorstelling denk je dan eigenlijk: wéér niet. Zo blijf je voortdurend in barensnood. En fysiek is het telkens weer een marteling: om de benen bij elkaar te houden, en de armen, en alles goed te verdelen, daar is een enorme concentratie voor nodig. Je moet het hoofd hoog dragen tijdens de voorstelling bijvoorbeeld, daar moet je voortdurend op letten. Je moet je inspanningen doseren, want als je te ver gaat, dan betaal je daarvoor, vijf minuten later.'


Dat jongehonderige van vroeger, heb je dat nou, beter onder controle?

'Dat hoop Ik weet nu wat het eindpunt van de voorstelling Is, waar. je naar toe moet werken.'


'Je hebt vroeger ooit een proces gekregen van een dame, omdat je tijdens de voorstelling in haar handtas had ge- beten.

(lacht) 'Dat was helemaal fout, ja. Ik pikte vroeger alle tasjes in de zaal, en dan waren er soms niet-leren- tasjes bij, die waren van karton maar die zagen eruit als leer. Dat controleerde ik dan. Als Iemand met een varkensleren tas In de-zaal komt, en die tas blijkt van .crêpepapier te zijn dan besodemietert dié vrouw de zaak, dan heeft ZIJ de zaal bedrogen.'


Hoe oud ben jij bij benadering?

'In sommige opzichten ben ik drie, er in andere opzichten ben ik meer dan honderd.'


Maar op het toneel ben je in ieder geval ouder dan dertig?

'Dat gevoel heb ik, ja.'


Je begint nu al op Leo Ferré te lijken.

'Jaja, met die kale kop en dat tegen- de-wind-in-hoofd.'


Vroeger was je erg beïnvloed door het Franse chanson. Naar welke platen luister je tegenwoordig?


'Ik luister haast nooit naar platen, want dat is werken voor mij. Ik zit dan naar intonaties te luisteren, en het is haast altijd vals, of ze zingen te hoog of zo. Dat is vreselijk naar. Alleen mensen die daarboven staan, zoals Kwi Wang Tsjoe, daar kan ik dus goed naar luisteren.'


Wie Wang Tsjoe?

'Kwi Wang Tsjoe, dat is een Koreaanse violiste. Niet te geloven. Verder vind ik Joni Mitchell van een onaardse schoonheid, en Dylan natuurlijk. Maar van de meeste popmuziek word ik hartstikke gek: slecht gestemde gitaren, onritmische baslicken, slechte slagwerkers, versjteerde sounds. Je hebt in de popmuziek nauwelijks nog met mensen te maken, maar met apparatuur en met geld.'


Kun je geld ook horen?

'Geld hoor je altijd. Je hoort gewoon op wat voor versterkers er gespeeld wordt, de guldens vliegen om je oren. . Of iemand vier Lesley-boxen gebruikt of één, hoe vaak er gedubd is, hoeveel sporen er gebruikt zijn en ga zo maar door. Je hebt gitaristen die klinken als virtuozen, maar dan is er wel acht keer overheen gegaan. Waar word ik echt volslagen maf van. Zit ik naar een plaat te luisteren, en ledere keer weer denk Ik: té vroeg, 't Is net als een auto die op tweeëneenhalf wiel rijdt. Hetzelfde gevoel heb ik ook met taal, taal-en- muziek. hebben tenslotte met elkaar te maken. Een man als Carmiggelt, die schrijft een levende taal, een taal die ademt. Er is geen zin te lang en geena zin te kort, en alle woorden staan precies waar ze horen te staan. Als je de woorden weglaat en je vervangt de lettergrepen door zwarte streepjes, dan staat dat, dan ziet dat - er heel goed uit. Goed gebakken brood, als je dat heel goed op de plank legt, op de enige plaats waar het hoort te liggen, dan is dat ook muziek. Alles is hetzelfde namelijk, ieder vak is hetzelfde. Ken je één vak. dan ken je alle vakken — je mist alleen de routine en de ervaring. Het naarste dat er is — en dat zie je vaak in het cabaret — is een hobbyist met. een professioneel image. Ik bedoel: aan de manier waarop iemand zijn vioolkist. draagt, kan ik zien of het een professional is.'


Hoe dan?

"t Heeft te maken met het respect voor je instrument. Dat zie je ook bij biljarters of bij wielrenners, dat merk je altijd.'


En je mist het in het cabaret van vandaag?

'Het Nederlandse cabaret ken ik niet. Het enige waar ik me een beetje mee verwant, voel, wat hun instelling betreft, is Neerlands Hoop. Ik heb één heel grote vriend in het cabaret, dat is Paul van Vliet — hoewel we op een heel ander terrein werken — en verder heb ik vreselijk veel bewondering voor zijn vrouw, Liselore (Gerritsen). Die gaat vreselijk groot worden, dat zweer ik je, die is onlangs geboren. En al die andere groepen en groepjes, dat is wel grappig en spits en slim, maar vaak ook vreselijk onbelangrijk. Weet je, het is doodsimpel om een grap over Den Uyl of prins Bernhard te verzinnen, maar het doet niemand pijn.. Het doet pas dan pijn, wanneer de man die die grap' vertelt ook staat voor wat ie vertelt. Je moet niet grappig doen, je moet grappig zijn en dat is een serieuze zaak. Lachen is bloedernst, dat moet je nooit vergeten.'


't Is toch vooral een kwestie van timing? Het hangt er niet van af of je een taart met overtuiging gooit, maar of. je die op het juiste ogenblik gooit.

'Beide.' Je kunt niet puur op timing een reactie krijgen.. Ik kan jou blijspelacteurs in Nederland aanwijzen, die praktisch en technisch uitstekend timen, maar die geen lach krijgen. Wim Kan daarentegen is een man die de lach, heeft gelachen, voordat ie 'm spreekt. Hij heeft de lach in zich, en timet dan perfect. Dat werkt, de liefde van die man voor de lach veroorzaakt de lach. Je lacht niet om een kouwe kikker, ook als ie de meest waanzinnige bekken trekt.'


In. jouw voorstellingen valt overigens weinig te lachen.

'Precies. En als er gelachen wordt, is het meer een vorm van nervositeit. Ik begrijp er ook helemaal niets van dat er iedere avond zo'n twaalf- tot dertienhonderd mensen voor naar Carré komen. Daar word ik vreselijk verlegen van.'


De hele voorstelling gaat over eenzaamheid, doodgaan, rotten, oud worden.

'Omdat ik daar de laatste jaren ook voortdurend mee bezig ben. Het frappeert mij steeds weer dat de meeste mensen de dood en het doodgaan ontkennen. Ik geloof dat je daardoor ook het enigszins merkwaardig gedrag van de mensen kunt verklaren. Als je bang bent voor de tandarts, en je stelt het steeds weer uit om naar de tandarts te gaan, dan is dat niet bevorderlijk voor een goed gebit. Zo is het ook met het leven: de angst voor de dood is niet bevorderlijk voor de kwaliteit van het leven. Ik vind het mijn taak als kunstenaar om dat ter discussie te stellen. Wie zegt dat doodgaan pijn is? Zou het niet veel plezieriger zijn om de dood. als het hoogtepunt van het leven te zien, de enig bereikbare zekerheid? Daar probeer ik naar te zoeken en te graven in die voorstelling, en dan zeggen critici, die daar professioneel over moeten oordelen: hij ontaardt in poëzie. Dat vind ik puur oneerlijk. Als je je kwetsbaar opstelt, word je iedere keer weer gepakt. Er zou eigenlijk auteursrecht moeten komen op eerlijkheid, m plaats van op teksten. Er zou een commissie moeten komen, die dan zegt: Goedgekeurd Door De Eerlijk- heidscommissie. Jongen toch, ik word gek daarvan.'



PIET PIRYNS


@ VN/Humo