het Vrije Volk
Godert van Colmjon

bij nader inzien: De moord op Liselore

8 april 1976

Herman van Veen, de door een fors deel van onze theatergaande natie als een God gevierde podiumkunstenaar, schijnt tot erg veel in staat te zijn. Niet zelden al is hij door mensen die het weten kunnen, begroet als een duizendkunstenaar, een geniaal theatervernieuwer, die als geen ander van zijn generatie volle zalen aan zijn vlezige lippen weet te kluisteren. Ongelukkigerwijs behoor ik tot de kleine categorie van mensen, die zich zelden of nooit laten paaien door een uitmuntend verslag of een al te lovende recensie, en het is om die reden dat ik tot op heden heb verzuimd dit wonder met eigen ogen te aanschouwen en al dan niet in orde te bevinden. Al wat ik over het mirakel weet, dat weet ik uit krantenverslagen, interviews en schaarse televisieoptredens.


Die broksgewijze kennismaking met leven en werken van het opzienbarende mirakel heeft vooralsnog nagelaten iets van een vonk op mij te doen overslaan. Al wat zich daarin manifesteerde was een warhoofd. Muzikaal begaafd, maar poëtisch, zowel als verstandelijk een toonbeeld van artistieke onduidelijkheid en vrijblijvendheid.
Het is zeer wel mogelijk dat met dergelijke, mij weinig aansprekende eigenschappen tot een weergaloze podium-manifestatie kan worden gekomen. De aan zijn verrichtingen in de lijst van het toneel toegeschreven bijzonderheid en uniciteit gun ik hem derhalve en voorlopig van harte.

Deze Herman van Veen schijnt nogal veel op te hebben met Liselore Gerritsen, de echtgenote van cabaretier Paul van Vliet. Enkele jaren geleden begon Liselore aan een zelfstandige poëzieproductie, voorzag het merendeel van haar teksten van een melodie en stelde een soloprogramma samen, waarmee ze sindsdien her en der in Nederland optreedt. Ook over haar liedjes en de persoonlijke breng ervan doen in dag- en vakblad, in gemene spraak en vakjargon de meest fantastische verhalen de ronde en ook is rond haar frêle verschijning een waas van artistieke bijzonderheid getrokken. Ook in dit geval werken bewondering en bewieroking eerder tegen dan mee, want ook haar theaterproductie heb ik tot op heden geweigerd te bezoeken.

Geen wonder dat ik gisteravond overeind schoot, toen ik. in mijn omroepgids een programma zag aangekondigd met de veelbelovende titel "Jij en ik - Herman van Veen ziet Liselore Gerritsen". Asjemenou, het ene mirakel dat het andere bespiedt, terwijl wij povere stervelingen onbelemmerd mogen toekijken. Als dat niet ons aller volle aandacht verdient, dan weet ik het niet meer, dacht ik verheugd en tot op het kale gebeente gespannen. Maar pas op, niet te haastig, want wat lazen wij in een nadere duiding van. Van Veens intenties en gevoelens voor Liselore?

"Zij is een grote, geweldige vrouw, met een imposant gevoelsdenkraam," (?!?) lichtte het theatergenie toe, en Marlous Fluitsma, de echtgentote van de programmasamensteller, kwam nog met de aanvulling: "Een vrouw voor vlinders in de buik..." Imposant gevoelsdenkraam, vlinders in de buik? Spanning maakte plaats voor welke stemmingloosheid, gaandeweg gevolgd door een gevoel van medelijden.
Arme Liselore om voorshands zo genadeloos te worden doodgeprezen, zo onuitstaanbaar te worden gemaakt door je beste vrienden, dacht ik, en de beelden gaven me geen ongelijk. De HBS-poëzie van Liselore kon ik met de beste wil van de wereld niet interpreteren tot meer dan het is. Haar lelijke uitspraak van de Nederlandse taal deden me de rillingen over de rug lopen, en het totaal verwrongen gebruik van haar natuurlijke stemmiddelen leverde niet veel meer op, dan wat breekbaar, microscopisch gefluister, waardoor de vaak fraaie melodieën als gewichtloze zeepbellen door de ether ijlden.
Dit alles dan gevat in een uiterst clichématige benadering van de duizendkunstenaar Van Veen, die althans op dit punt op alle fronten faalde.

Echte vrienden zouden Liselore een logopediste en een zangleraar aanbevelen, inplaats van haar te omhangen met dodelijke blijken van mistige artistieke bijval.

Liselore Gerritsen werd gisteravond bijna letterlijk gedood door de pluimen waarmee haar naasten haar doorstaken.



GODERT VAN COLMJON