Egbert Hartman schreef nr 3, najaar 2007 in PALM (Professionele Auteurs Lichte Muziek)


Succesvol componist Erik van der Wurff:
'Van bruiloften en dansavonden heb ik het meeste geleerd"


Scherpe woorden tegen een vredige achtergrond. Veelzijdig componist Erik van der Wurff praat over PALM, het Songfestival en subuitgaven en waarschuwt vertalers: die kunnen met een lelijke kater achterblijven.

'PALM zou meer als drukgroep moeten functioneren. Neem het Songfestival, een schande, hoe dat dit jaar gegaan is. Verkwanseld aan een platenmaatschappij. Er kon gekozen worden tussen een liedje van Tjeerd Oosterhuis, een liedje van Tjeerd Oosterhuis en een liedje van Tjeerd Oosterhuis. Er lopen bij PALM nog andere auteurs rond, die zeker zo goed zijn.' Kleine Boeddhabeelden en een spoortje wierook wekken in de werkruimte van Erik van der Wurff in Bilthoven een sfeer van bedachtzame gemoedelijkheid. Een prettig rommelige tuin rondom, de buitenwereld is ver weg. De vredige achtergrond geeft Eriks boze woorden extra reliëf. 'Belachelijk. Het Nationale Songfestival is iets van de publieke omroep, dat moet op een democratische manier toegankelijk zijn. Maar wat hebben wij nou voor vinger in de pap?'


Waanzinnige materie


Als vertegenwoordiger van auteurs die niet of moeilijk aan de bak komen, zou PALM ook los van het Songfestival druk moeten uitoefenen op de publieke omroep. Voor een aantal muzikale uitingen is geen podium meer. 'Vroeger kon je het zo gek niet verzinnen of het werd wel ergens gedraaid. Dat kun je tegenwoordig vergeten.' Erik richt zijn pijlen ook op de manier waarop auteursrechten worden verdeeld. Zakelijk houdt hij alles in eigen hand, de uitgebreide afrekeningen van Buma/Stemra controleert hij zelf, al wordt dat door de automatisering wel steeds lastiger. Altijd kijkt hij of zijn aandeel in de verdeling klopt. 'Zit daar iets fout, dan zit er veel meer fout. Daar heb ik gigantische problemen mee gehad. Het is ook heel complex. Is er een buitenlandse subuitgever in het spel, dan gaat er een stukje van jouw aandeel af. Een buitenlandse tekst-dichter? Weer een stukje. Ik heb daar al tig keer tegen geprotesteerd. Als componist betaal je mee aan een buitenlandse sub-tekstdichter. Het is waanzinnige materie.'

Overal schnabbelen


Erik (1945) liep in zijn jeugd achter de fanfare aan het dorp door. 'Zeer inspirerend!' Zijn ouders speelden piano, hij moest op pianoles, maar wilde absoluut niet. 'Op m'n dertiende, veertiende is dat omgeslagen. Toen was muziek het enige dat ik nog wilde. Ik ging naar het conservatorium, maar dat leidde toen eigenlijk alleen op tot leraar. Dat zag ik niet zitten. Er was in die tijd veel live muziek. Je mocht als conservatoriumstudent officieel niet schnabbelen, maar dat heb ik overal gedaan. Van het spelen op bruiloften en dansavonden heb ik het meeste geleerd. En 's nachts nam ik de jazzprogramma's van de Voice of America op, met een microfoon voor de radio. Die stukjes zocht ik overdag uit. Zo leerde ik akkoordenschema's.'


Belangrijke puntjes


Op het Utrechtse conservatorium ontmoette Erik Herman van Veen, die er ook zijn ei niet helemaal kwijt kon. Als componist, arrangeur en begeleider liep Eriks loopbaan voor een deel parallel aan die van Herman (hij werkte mee aan meer dan 100 lp's en cd's van Van Veen), maar de vraag of die ontmoeting de belangrijkste was in zijn loopbaan, levert een vriendelijke terechtwijzing op: 'Journalisten willen altijd iets 'het belangrijkste' maken. Bij mij is het diffuus, je kunt ook schilderen met heel veel puntjes in plaats van met één streep, en dan is ieder puntje even belangrijk.'


Liedjes gaan lang mee


Het aantal 'puntjes' in Eriks loopbaan is inderdaad aanzien- lijk. Hij maakte arrangementen voor Robert Long en Gerard Cox, composities voor de anima-tieserie Alfred ]o-docus Kwak, orkestraties voor speelfilms als De Tweeling en Puk van de Petteflet, naast een aantal soloproducties... Het is maar een heel kleine greep. Veel van zijn materiaal blijkt ook nog eens lang mee te gaan. Erik hield er altijd rekening mee dat auteursrechten een bepaalde looptijd zouden hebben. De inkomsten dalen en op een gegeven moment houdt het op. Maar dat blijkt mee te vallen. 'Dat verbaast me. Veel materiaal wordt opnieuw bewerkt en opgenomen. Van Opzij, opzij, opzij staan zeventig versies op mijn afrekening die ik helemaal niet ken. Soms komen mijn kinderen ergens mee aan: moet je nou horen! Vind jij dat wel goed? Dan is er bij mijn muziek opeens een heel andere tekst geschreven. In Nederland mag dat, want hier zijn tekst en muziek niet onlosmakelijk met elkaar verbonden, in tegenstelling tot de meeste andere landen. Je kunt een 'wilde' tekst alleen verbieden als die inbreuk maakt op het persoonlijkheidsrecht. Een schunnige tekst bij een serieus lied, bijvoorbeeld. Zelfs dan moet de rechter er nog aan te pas komen.'


Vertalen zonder autorisatie


Erik wijst er op dat zo maar een vertaling of een nieuwe tekst maken bij andermans muziek een aardige kater kan opleveren. De tekstdichter oogst misschien waardering, maar anderen strijken de centen op. 'Neem Suzanne van Leonard Cohen. Rob Crispijn schreef daar een prachtige vertaling van voor Herman van Veen, maar heeft er nooit een cent van gezien. Want de uitgeverij van Cohen zei: wij geven jou geen autorisatie. Nee, natuurlijk niet, want die koe gaf al melk. En als jij dan ook wat wilt, dan zeggen ze: nee. In zo'n geval wordt de exploitatie niet verboden, maar is de tekstdichter de enige benadeelde. De artiest krijgt wél zijn artiestenroyalty's, de platenmaatschappij gewoon de omzet, maar de tekstdichter kan de jeweetwel krijgen.'