In Preludium, het maandblad van Carre, stond in het december 2006 nummer


Een spiegelgesprek met Herman van Veen en Edith Leerkes ,


Herman:
Dat een gitaar zo rijk van klank kon zijn wist ik niet, totdat ik tijdens mijn studie aan het Utrechts Conservatorium Julien Coco hoorde spelen. Wat hij uit zijn instrument toverde, was indrukwekkend. Heb daarna niet nee gezegd toen mij werd gevraagd samen met Barbara Antoinetti Paganini-duo's voor viool en gitaar te gaan studeren. Mijn enthousiasme was groter dan mijn vaardigheid, kon Barbara op geen enkele manier bijhouden.

Edith:
Als kind wilde ik altijd zingen. Deed dat meestal door stofzuigerslangen en met bezemstelen als microfoonstandaard, de trappen van het nabijgelegen kantoorgebouw als tribune met denkbeeldig publiek. Tot ik Engelbert Tiel Groenestege zag gitaarspelen. Ben nooit meer opgehouden zo mooi te willen spelen als hij. Ging daarvoor naar de muziekschool, onderging een testje om mijn muzikaliteit te meten. Mijn moeder had een single van Mireille Mathieu meegenomen, voor mij om mee te zingen. Zo kon de directeur horen hoe prachtig ik dat kon. Ik wilde niet, kwam voor die gitaar. Kreeg les van Paul de Heer, een heel lieve man die enorme wijnvlekken in zijn gezicht had die ik helemaal niet eng vond en wiens gitaar heerlijk naar sigaren rook.

Herman:
de periferie van mijn oren Toveren, Suzannen en Tennissen. Hij klonk alsof hij bij mij thuis was maar ik haakte af bij 'Jezus was een visser', begreep de metaforen die hij gebruikte om iets te vertellen pas veel later. Was in die tijd vooral bezig met Bach, Scarlatti, Sor en Carcassi, het conservatorium een plek vol klanken en mensen die ik bewonderenswaardig vond.

Herman:
Zag Edith Leerkes voor het eerst op een platenhoes van het Amsterdams Gitaar Trio. De twee andere hoofden kan ik me niet herinneren. Haar bijzondere gezicht zou je eerder verwachten in Lissabon dan in Enschede. Vanaf de hoes keek ze mij vriendelijk serieus aan, alsof ze wilde zeggen: 'Waar was je nou?' Voor het eerst speelden we samen tijdens een repetitie met Nove Cento, een orkest onder leiding van een rossige man wiens naam ik nooit onthouden kan, ter voorbereiding van een concert ter gelegenheid van mijn 25-jarig Polydor-jubileum. Ze begeleidde mij, samen met Olga Franssen en Helenus de Rijke. Heb haar daarna gevraagd mee te spelen op een cd waarop een liedje moest komen dat ging over een zwangere vrouw. Tijdens de repetities, met de man wiens naam ik niet onthouden kan, had ik uit mijn ooghoeken gezien dat de buik van Edith veelbelovend bol was. Wonderlijk genoeg kreeg ze een dochter die ze Barbara noemde, zo werd ik weer herinnerd aan Paganini.

Edith:
De gitaar hoorde voordien voor mij bij Roy Rogers, Eddy Christiani en Django Reinhardt. Zag het vooral als ritme-instrument. Heb er ooit één zelf gemaakt, van een sigarenkist, bezemsteel en visdraad. Daar trad ik toen als kind mee op tijdens het buurtfeest. Speelde ik voor Johnny en Rijk. Toen ik een jaar of elf was kreeg ik een gitaar van tante Lenie, met drie snaren. Heb daar als Hurmen Guitar menig cowboyliedje op gepingeld.

Edith:
Van Herman van Veen plofte af en toe een single op de pick-up in het toen moderne radiomeubel van mijn vader. Hoorde hem in Wij, het Amsterdams Gitaar Trio, werden gevraagd mee te werken aan een programma van Herman van Veen. Hij nodigde gasten uit om deel te nemen aan een jubileumconcert met het orkest Nove Cento, waarvan ook ik de naam van de dirigent niet onthouden kan. Leek ons een leuk uitje. De eerste ontmoeting was ergens tussen Antwerpen en Brussel, om de cd op te nemen. Herman zat buiten op een trapje uit te rusten, hij leek ons op te wachten. Was geïntrigeerd door zijn kalme passie, hij speelde onconventioneel prachtig viool. Een tijdje later reisde ik - hoogzwanger -naar Hamburg, mocht bijna niet mee in het vliegtuig. We namen Nina Bobo op, sindsdien voor mij het liedje van Barbara, de dochter die ik de volgende dag kreeg.

Herman:
Speelde al wel eens in de Grote Zaal van het Concertgebouw. Eén keer met de ontzaglijk muzikale Jaap van Zweden en het Rosenberg Trio. Vertelde en zong er met Het Gelders Orkest een symfonisch sprookje over een konijntje voor wie zingen het fijnste is wat er bestaat en een haas die muziek haat. Een paar keer verzorgden wij een concert voor Music in ME, een stichting die zich inzet voor vrede in het Midden-Oosten. Had toen het voorrecht om samen met Edith te spelen met Janine Jansen, een droom van een violiste. Janine is muziek. Onvergetelijk.

Edith:
Bij het maken van de cd "Du BIST DIE RUH'", liederen van Schubert, kwamen we elkaar halfweg onze werelden tegen. Van de ene opname kwam de andere en nu ga ik bijna overal mee naar toe. We spelen, zingen, reizen en houden er nooit over op hoe mooi dit bestaan is. Het Concertgebouw is, ook na een nieuw leven in theater Carré, voor mij nog altijd hét Concertgebouw, de trappen, de klank, de historie, het is me een eer.

Herman:
Edith en ik spelen nu eigenlijk nooit meer niet samen. Reizen de wereld door, spelen wat we kunnen. Schrijven samen, regelen de hele santenkraam die bij het spelen komt kijken. Waren zeer verheugd met het verzoek van Martijn Sanders om eens met z'n tweetjes in dit legendarische Concertgebouw te komen spelen. Ooit hebben we hier in 1969 ons Amsterdamse debuut gemaakt, weliswaar in de Kleine Zaal maar zeker zo mooi. Ga ervan genieten.



Herman van Veen