Hans Bouwman schreef december 2006 in De gelderlander


‘Als het een kunstje wordt zou ik morgen stoppen’


Praten met Herman van Veen is praten over mensen, over liefde en natuur, en kinderen. Als het hen goed gaat, gaat het met de wereld goed, volgens de man die komende week in Cuijk en Zutphen optreedt. Een korte toernee als aanloop naar, alweer, een buitenlandse toer.

Herman van Veen, een van de veelzijdigste artiesten van Nederland: ?Maar als ik kan zingen, ben ik het gelukkigst.' Foto: EPA/François Walschaerts
Hij is zanger, cabaretier, chansonnier en clown genoemd. „Ik heb het meest met muziek, maar ben geen zanger. Ik ben Herman van Veen die zingt. Ik schilder ook, maar ben geen schilder; ik ben iemand die schildert. Mijn specialiteit is veelzijdigheid. Maar als ik kan zingen, ben ik het gelukkigst.“

Zingen, acteren, film, schrijven, het zijn voor de bijna 62-jarige Van Veen middelen om iets te zeggen. „Ik wil een verhaal vertellen en geen boodschap verkondigen. Mijn grootste bezwaar tegen het huidige theater is dat de mening van de theatermaker belangrijker wordt dan waar het om gaat.“

Van Veen staat aan de vooravond van een korte toer door Nederland waarbij hij negen theaters aandoet. De aftrap is vrijdag in Schouwburg Cuijk. Het zijn concerten in de reeks Onder 4 ogen.

„Ik toer al jaren met Erik van der Wurff en Edith Leerkes – dat zijn mijn ‘boekensteunen’ – en Jannemien Cnossen. Met hen speel ik de voorstellingen. Onder 4 ogen zijn concerten, die ik samen met gitariste Edith Leerkes geef. Dat is puur autobiografisch. Wat ik meemaak, wat mij gebeurt. Maar herkenbaar; het zijn gebeurtenissen die een ander ook kunnen overkomen. Je kunt hierbij veel meer improviseren, omdat je met z’n tweeën bent, dicht bij het publiek. Het licht is anders, de sfeer verschilt. Bij dit soort concerten zijn er heel andere wetmatigheden.“

Elk concert, elke voorstelling is volgens de in Soest wonende theaterman anders. „Het is geen kunstje dat je elke keer herhaalt. Als het dat wordt, zou ik morgen stoppen.“

De concertreeks in Nederland dient als opmaat voor een toernee door Vlaanderen, een van de ‘buitenlanden’ waar Herman van Veen al tientallen jaren komt. Engeland, Duitsland, Frankrijk, Verenigde Staten, landen die vertrouwd zijn met de ‘Europese kunst’.

„Er is een enorm verschil in publiek. Maar dat geldt al voor Nederland. Het publiek in universiteitsstad Nijmegen is anders dan in Arnhem. Berlijn-München, Bremen-Hannover, heel verschillend. Daar kun je echter geen rekening mee houden met je voorstelling. Optreden in Nederland is echter onovertrefbaar leuk. Dat komt ook omdat ik ‘één van ons’ ben. Er is een identificatie met elkaar.“

De veelzijdige Van Veen – hij is geboren en getogen in Wijkzee („de Jordaan van Utrecht“) – zit al veertig jaar in het vak. Hij begon met het clownesk soloprogramma Harlekijn en hield zich later bezig met dichten, verhalen schrijven (Alfred Jodocus Kwak), zingen en acteren.
Wim Kan overhandigde hem in 1976 de Louis Davidsring, hij ontving het Duitse Verdienstkreuz voor zijn bijdrage aan de Duits-Nederlandse betrekkingen, werd onderscheiden met een Zilveren Beer op het filmfestival in Berlijn, kreeg acht Edisons en in 2004 de World Peace Flame, een symbool voor vrede, vrijheid, eenheid en waarheid.

Thema’s die een belangrijke rol spelen bij Van Veen.

„Wij raken steeds verder af van de natuur. En hoe verder af van de natuur, hoe minder liefde. Je ziet dat het begrip economie een steeds belangrijker rol speelt. Voor mij is economie een middel en geen doel op zich. Ik blijf erin geloven dat wij keuzes kunnen maken. Het gaat goed met de wereld als het goed gaat met de kinderen. Volgens Unicef heeft 1 miljard kinderen geen toekomst. Dat is toch onvoorstelbaar! Mijn droom is dat er een organisatie zou kunnen komen van juristen die vastlegt dat kinderen rechten hebben. Dat betekent immers dat volwassenen plichten hebben“, zegt de man die al bijna veertig jaar goodwillambassadeur Unicef voor de Nederlandse jeugd is.


Kinderen zijn volgens Van Veen een volledig ander publiek dan volwassenen: „Zij zijn veel rechtstreekser. Ze horen slechts een verhaal. Als je het hebt over een olifant op je hand, zien kinderen dat. Volwassenen vragen zich af: wat bedoelt ie daarmee?“