John Oomkes schreef 30 januari 1999 in de Apeldoornse Courant
"Nee, Herman van Veen bouwt geen monument voor zichzelf"
Levensgenieter voelt zich meer dan alléén theatermans
De bossen bij Zeist. De temperatuur is van streek, de seizoenen kennen hun plek niet meer.
Is het herfst, lente of een extreem zachte winter? Hetzelfde lijkt op te gaan voor Herman
van Veen. Bijna dertig jaar in het vak, de vijftig even voorbij. Toch kun je theatermaker,
kinderboekenschrijver, cabaretier, filmregisseur, weldoener en levensgenieter Van Veen
moeilijk voorzien van het etiket "veteraan". Hij toert als geen ander rusteloos door het
nieuwe Europa, zich moeiteloos bedienend van Frans, Duits en Engels.
En maakte een nieuwe speelfilm.
Ik kom telkens terug bij mijn jeugd in Utrecht. Arbeiders breken de straat op
omdat er een nieuwe riolering moet komen en ik ben vier. Die straat wordt een
grote zandbak. Puur feest. Die straat wordt er met de dag mooier op. Elektrische
kabels, je kunt erin verdwijnen, het wordt een woestijn. Je ziet dus voor het
eerst in je leventje dat de stad een relatie heeft met de aarde eronder. En dan
plaveien diezelfde arbeiders na verloop van enkele dagen je straat weer dicht
voor iets waarvan jij en ik weten dat het geen enkele betekenis heeft: een weg
waarop auto's van links naar rechts rijden.
Alles dat essentieel is, zoals het schelpenzand onder het wegdek, speelt geen enkele
rol meer voor de vluchtigheid die we realiteit noemen. Terwijl het wezen der dingen
wordt ontkend. En dan kunje je afvragen: is dat alles? Ik vertel je dit beeld omdat
ik het gevoel heb dat we te weinig stilstaan bij de essentie van het bestaan. Zo
valt de aarde, maar ook de mens ten prooi aan verrotting. Ik zie het ouder worden
als een verschrikkelijk schitterend proces. Maar ga mij niet vertellen dat het
romantisch is. Het is meedogenloos. D'r blijft gewoon geen fuck van je over. Voer
voor maden.
Dat proces schrikt mij niet af, ik neem het waar. Dat is ook met mijn leven het
geval. Als ik in New York, Berlijn of waar dan ook optreed, ben ik me pijnlijk
bewust van de achterkant van de achterkant. Vraag mij niet het leven te romantiseren.
Ik weet altijd hoe duister het ook is. Als ik in New York speel; waar ik inmiddels
ook honderd of tweehonderd voorstellingen heb gedaan, kruipt die achterkant door de
kieren van het theater: je moet er kakkerlakken doodmeppen voordat je het toneel
op kunt, de verwarming repareren, ramen openbreken... Daar word je niet vrolijk van
en toch ambieer ik het, daar iets te laten zien of te zingen over het wonder.
Wat bedoel ik daarmee?
'Heb je Saving Private Ryan van Spielberg gezien?
Technisch briljant, maar geen goeie film. Wat ze daar met steady cams en toestanden
bereiken, de absolute top in het vak. Maar ik vind het naar dat het verhaal over
de zoektocht naar een verdwenen frontsoldaat is geperst in een dramaturgisch model
wat bezijden de story is. Spielberg heeft een lijst om het verhaal getimmerd, want
anders begrijpt 'men' het niet. Volgens mij heeft hij een beklemmend theatraal
compromis gesloten met de commercie. Hij hanteert het a-b-a-systeem: je werpt
iets op, er komt een analyse en er komt een punchline. Dus: vraag, verwondering,
grap. Dat is een vertelmanier uit het theater, uit de showbusiness, die belangrijker
is dan het verhaal zelf.
Maar wat die film voor mij onvergetelijk maakt, is dat al die front-soldaten om hun
moeder roepen
als ze sterven op het slagveld. Dat maakt Private Ryan essentieel. Daar ben
ik nooit bij geweest. Ik heb wel over die oer-emotie in boeken gelezen, maar het
altijd genegeerd. Die stervende soldaat
roept wel acht keer om zijn moeder; misschien doet-ie dat in werkelijkheid wel
duizend keer. Op een of andere manier heeft het dramaturgisch model niet kunnen
voorkomen dat hier een echte emotie wordt uitgeschreeuwd. Blijkbaar ken ik die
emotie, want hier gaan dood en geboorte in elkaar over, vloeien ze ineen. Kennelijk
beschik je als stervend mens over een diepste moment van herinnering dat opdiept.
Hoe je voor de eerste keer als baby uit die buik van je moeder wordt getild.
Op mijn recente album zing ik een
herbewerking van
Doe Maar's "Is dit Alles?", ondermeer vanwege die betekenis. Ik denk dat
het leven zo simpel is als de lijn tussen de ene schoot en de andere schoot. Tussen
beide bedrijven in sta je enige tijd op eigen benen, doe je een reeks ervaringen op
en ga je aan het eind toch weer terug naar het begin. Ik vind dat een geruststellend
gevoel. Dat is wat ik bedoel als ik zeg dat ik over het wonder zing.
Zingen is zo belangrijk voor me. Niet omdat ik een klassieke training heb genoten
en werd klaargestoomd voor de Opera van Mūnchen. Maar omdat het een direct contact
met medemensen mogelijk maakt. We hebben afgeleerd elkaar aan te raken. Kijken mag,
mits discreet. Maar een stem slaagt erin zowel intellectueel vermogen over te brengen
als gevoel
te transporteren. Menselijk of dierlijk geluid is niet niks. We produceren het
langs fysieke weg en
het komt ook fysiek bij ons binnen.
Als je je stem 'objectief' gebruikt, bijvoorbeeld om Donizetti of Mozart te zingen,
ben je gebonden aan soms al eeuwlang geldende
wetten. Ik leerde tijdens de opleiding een 'groot geluid' te ontwikkelen. Dan ben je
als het ware een kathedraal, waarin de gevoelens van een ander verklankt .Als de
zanger of zangeres mede auteur is van het lied, is de kans veel groter dat je als
luisteraar wordt meegesleurd door iemands persoonlijke vreugde of verdriet. Bij
Beethoven hoor je eerder een 'opvatting' dan een gevoelen.
Bij kerels zoals ik ben je overgeleverd aan hun gebreken. Je krijgt als luisteraar
te maken met mijn onzekerheid, mijn stupiditeiten, met wat ik voel. Het is vaak niet
in evenwicht. Dat komt doordat je te maken hebt met de 'dagprijs' van de zanger. Wat
je hoort is een moment opname. Als je in de tijd van Schubert of Schumann de
beschikking had gehad over opnameapparatuur, zouden we ook iets anders hebben
gehoord.' Nu werd het eerst genoteerd, vervolgens geļnterpreteerd, tenslotte
gecontroleerd. Maar als ik zacht durf te zingen, hoor je de echte Van Veen.
Daar ben ik meer in thuis dan in alles wat ik hard, hoog of snel doe of probeer
te maskeren in een beetje ingewikkeld instrumentaal arrangement. Veel mensen
die me van mijn platen kennen, kunnen zich geen voorstelling maken van de
hardheid van mijn theaterwerk, weten niet dat ik die klassiek getrainde,
'grote' stem op het toneel gebruik; om potentaten neer te zetten.
Ik hoor me zelf niet meer als de opname is voltooid. Ervoor werk ik me
uit de
naad, heb ik een bepaald beeld waaraan ik poog te voldoen. Ik
maak het af, begrijp je?
Maar als het gedaan is, de roes is weg, dan is het ook afgelopen.
Dan heb ik de brief geschreven, de enveloppe geadresseerd, de postzegel
geplakt en het hele zaakje op de bus gedaan..
En dan heb ik zoiets van: en nou is het van jou of van wie dan ook maar wat mee wil.
Als ik dan later, zoals bij het samenstellen van mijn overzichts-cassette-box, dingen
van jaren geleden toch terug hoor, is het veel meer van: "goh, ik kan me voorstellen
dat ik die brief toen heb geschreven." Trots is me vreemd. Als ik mezelf zou horen op
een cd'tje thuis, dan zou ik de slappe lach krijgen.
Toen ik 25 jaar geleden begon met theater maken in andere taalgebieden, besefte ik niet waar mijn reis
me heen zou voeren. Ik liep al sinds mijn jeugd rond met het idee dat ik ooit zou worden als
Kapitein Rob, die de zeilen hees.... maar ik heb geen beeld gehad wat er zou gebeuren. De
eerste keer, in het Duits , had ik geen benul wat ik stond te doen. Ik sprak het Duits
dat me op school was aangereikt en ik dacht alleen maar: mijn mond zegt dingen die ik absoluut niet ervaar.
De woorden kwamen niet los van mijn lijf en op het moment dat ik erover begon na te denken, verloor ik de grip op mijn
handelen. Kapitein Rob leed schipbreuk.
Pas jaren later
kwam de ambitie terug, nadat ik de Duitse woorden had gesprokkeld bij vrienden thuis , op filmsets en zo,
en op vakantie, met kinderseries die in het Duits werden vertaald. Die nieuwe woordenschat
heb ik toen gebruikt om mezelf verstaanbaar te maken in het theater.
Dat proces heeft zich later herhaald met het Engels, het Frans en het Zuid-Afrikaans. Ik heb
een eigen Duits, een eigen Engels en een eigen Frans ontwikkeld.
Het zijn mijn woorden. Ik kan nu pas zeggen: "Je t'aime". Vroeger niet. Ik had gedomme nog nooit iemand
"ge t'aime-d, getemd". Begrijp je? Ik kan
niets anders dan over mijn eigen ervaringen zingen. Als ik ergens niet
ben geweest, of iets niet heb ervaren, moet ik gewoon mijn waffel houden.
Hoe moest Toon Hermans ooit, waar dan ook ter wereld, uitleggen wat een
theemuts is? Terwijl ik al zit te grinniken als hij het uitspreekt. Dat heeft
te maken met dat wij Nederlanders weten wie Tante Saar is, wat 26-bis is,
dat de thee kwam uit onze vroegere kolonie Indonesie, wat
de trommeltjes van Verkade inhouden. We kunnen ons identificeren met dat ding.
We hebben als kleuters een theemuts op het hoofd gehad, 'm mee naar buiten genomen
als we koude handen hadden. Dat is iets voor ons. Maar toen ik bij mijn debuut
in New York dacht: " ik
neem een stukje Nederland mee het theater in, begrepen ze daar niet wat ik met
een paraplu stond te doen. Amerikanen weten niet dat Hollanders in de motregen
plegen rond te lopen. Toen ik die paraplu ook nog openklapte, stond er in de krant:
"Van Veen daagt het noodlot uit in zijn Broadway--show".
Waarom is mijn naam verbonden met allerlei goede doelen? Niet uit eigen
belang of uit heilige plicht. Maar in mijn leven heb ik ervaren dat
de mensen die zich het meest mens tonen van ons allemaal, het minst
materieel worden gewaardeert. Het onderwijs, de verpleging, de ontwikkelingshulp,
noem maar op. Mensen die voor andere mensen zorgen verdienen wel, maar krijgen
niet meer prioriteit. Daar zit de frictie in onze keurige westerse samenleving.
Ik zeg daar niets over in het theater, want ik moet daar gewoon iets aan doen.
Als ik meebouw aan het Colombinehuis, laat ik een beetje zien wat ontwikkelingswerk
en gezondheidszorg in de praktijk inhoudt. Nee, Van Veen bouwt geen monument voor
zichzelf. Misschien wordt dat wel geroepen, maar dat zal me worst zijn. Ik ben
veel meer dan alleen theatermens. Natuurlijk ben ik een man die er maatschaoppelijke
en sociale opvattingen op na houdt. Ik maak maak het enkel niet elke avond duidelijk
in het theater. Denk je dat ik niet zie hoe slecht Duitsland er economisch voor staat,
als ik in al die kleine, voormalige DDR-stadjes en -steden optreed? Dat ik niet zie hoe
de quasi-democratie daar is opgebouwd? De stress die het gevolg is van de
onderbetaling van voormalige Oost Duitsers ten opzichte van hun westerse
collega's? Natuurlijk zie ik dat allemaai; ik heb immers fysiek met die
mensen te maken; ze ontspannen zich bij mijn shows.
De voormalige DDR ligt er nu nog bij als een eiland in het Europa van de
Euforie. Dat eiland heeft de afgelopen tien jaar, na de val van de Muur,
niet gefunctioneerd om de doodeenvoudige reden dat het
'open' ligt.
Maar het is
wel een gebied
vol potentie, net zoals die
opengebroken straat uit
mijn jeugd. Er zijn inmiddels miljarden gepompt in een infrastructuur om
dat land begaanbaar te maken voor onze 'quasi democratische' realiteiten.
Het land is niet klaar. Het kost zčlfs zoveel geld, tijd, aandacht, stress
en wat niet meer dat Duitsland even is gaan 'floaten'. Duitsland staat
internationaal minder nadrukkelijk op de kaart, omdat het een forse patiėnt
in eigen buik heeft. Maar daaruit is hier een verwachtingspatroon
ontstaan: in Nederland ziet men de toekomst met vertrouwen tegemoet.
Maar ik zeg: nou, nou, nou, ladies and gentlemen! Dat heet euforie en
gebrek aan analyse. Op het moment dat het perron Voormalig Oost-Duitsland
klaar is, kunnen we het hier schudden. Dan is het verbindingsstuk tussen
Oost- en
West-Europa.
klaar en houdt
Nederland op
een belangrijke
mainport voor het achterland
te zijn. Als de verkeershinder tussen Munchen en Leipzig
wordt weggewerkt, gaan de verbindingen in Europa anders lopen. Dan komt
er zoveel ruimte, zoveel lucht, dat Europa een infarct krijgt. Die
realiteit wordt wel gezien, maar het komt in Nederland niet uit om
die te melden. Wat ik niet snap is waarom er niet met prioriteit naar
Europa wordt gekeken. We denken in Nederland in veel te korte termijnen:
vier jaar Paars, twee jaar Blauw of whatever.. Terwijl we ons in de te
kleine hals van een grote zandloper bevinden en we niet weten wie 'm
wanneer omdraait.En niemand is er klaar voor. En,je ervaart het pas als
je, zoals wij theatermakers, regelmatig vier uur lang vast staat in de
file voor Leipzig. Je rijdt er namelijk nu nog over een halve strookweg,
terwijl er binnenkort een super Auto-bahn gereed komt. Nu nog gaat het Nederland
voor de wind. We leven dankzij de bypass?"
John Oomkes
terug naar de index