Nederlands Dagblad
Maurice Hoogendoorn

Herman van Veen: ‘Wat voor mijn opa een geloof was, is voor mij een verhaal waaruit je kunt putten’

INTERVIEW Herman van Veen (78), artiest, muzikant en schrijver, stond voor de 600e keer in Carré. Hij is nog niet aan het afbouwen. ‘Ik ben nieuwsgierig naar het leven. Je gaat toch geen voorjaar willen missen, zeg?"

16 jan 2024

Wat is uw houvast in leven en sterven? Bekende Nederlanders geven antwoord op deze eerste vraag uit de Heidelbergse Catechismus in de ND-interviewserie Houvast.


‘Voor elke voorstelling volg ik een bepaald vast patroon. Het uitpakken van mijn viool is daar een belangrijk onderdeel van. Als ik de koffer open, praat ik eerst even met ‘m. Hoe is het nou met je? Dan doe ik de kinhouder eronder, ik stem de viool, en ik hars de stok. In de koffer ligt ook een bidprentje van Maria met de woorden ‘Protegez nous’ – bescherm ons. Dat krijgt een kus.

Ik heb dat prentje ooit gekregen van een oudere vrouw, mevrouw De Vries. Ik denk wel veertig jaar geleden. Ik liep in een park en zij kwam op me af en zei: Bent u het? Ik zei: ja, ik ben het. Die vrouw geloofde dat ze mij moest vinden om me dat bidprentje te geven. Dat heeft grote indruk op mij gemaakt.

Je zou kunnen denken: wat een onzin. Maar dat zou je niet zeggen als je die vrouw gezien had. Ze was een indrukwekkende verschijning. Ik waag het niet om dat prentje geen kus te geven. Het is een mooie herinnering aan een bijzondere vrouw, een vogeltje op mijn schouder.

Zoals wij nu op onze smartphone kijken, zo keek mijn opa in zijn bijbel. Het was zijn levensgids.’

Ze gaf me ook een opdracht: ik moest leren wat ‘heilige onverschilligheid’ is. Wat dat is? Ik was al bang dat je dat zou vragen … Nou, neem een boom. Is een boom onverschillig? Heilig onverschillig, zou ik zeggen. Hij ís, en hij geeft. Je kunt er van plukken en ervan genieten.

handelsreiziger voor God

Ik ben geboren in de oorlog. Mijn hele jeugd stond in het besef dat de oorlog voorbij was, en dat we een kans hadden. De opdracht was: vrede op aarde en in de mensen een welbehagen.

Mijn vader was typograaf, letterzetter. Een sociaal democraat en een betrokken man. Mijn moeder werkte al vanaf jonge leeftijd als huishoudelijke hulp. Ze was heel zorgzaam. In onze straat was zij het Rode Kruis. Ze had altijd wel een middeltje en een luisterend oor.

Mijn moeder was niet religieus, en mijn vader niet meer. Zijn vader, mijn opa, was een prediker. Een handelsreiziger voor God, noemde hij zichzelf. Hij kende de Bijbel uit zijn hoofd,

denk ik. Op belangrijke dagen las hij voor uit zijn Statenbijbel en mochten wij over zijn schouder meekijken naar de lithografieën. Ik vond die bijbel fascinerend. Hij had een soepele kaft, flinterdun papier, met goud op snee. Zoals wij nu op onze smartphone kijken, zo keek mijn opa in die bijbel. Het was zijn levensgids, hij had het idee dat daarin voor hem een waarheid stond opgeschreven, waarop hij koerste.

‘Toen zat ik daar, als violist. Oké, dacht ik, dit is het dan, dit is een kantelpunt in mijn leven.’

Mijn vader had de oorlog door God voorkomen willen zien worden. Hij had zich verlaten gevoeld. Mijn opa zei: maar Jan, de ménsen hebben die oorlog gevoerd. Ze zijn daar nooit uitgekomen. Er was geen woede, gewoon een ander perspectief. Ze schaakten veel, en tijdens het schaken was het stil en werd er naar elkaar gekeken. Mijn vader zei: zo is mijn vader.

Wat voor mijn opa een geloof was, en voor mijn vader een verlatenheid, is voor mij een verhaal. Een verhaal waaruit je kunt putten, dat laat zien hoe mensen dachten en denken, hoe het leven was, is en zal zijn. Opa vertelde mij het leven op zijn manier, en papa ook, en Annie M.G. Schmidt zus en Bach weer zo. Daar moet ik het mee doen.

kantelmoment

Ik put troost en houvast uit mijn herinneringen aan mijn ouders en grootouders. In de linnenkast van mijn oma, waarin alles strak gevouwen lag opgeborgen, zag ik eens een tekening van twee gevouwen handen, van Albrecht Dürer. Het is een van de mooiste beelden die ik ooit heb gezien.

Als het slecht met mij gaat, mag ik daar graag aan denken. Aan de vrede die mijn grootouders vonden in God. Dat geeft mij ook rust. Net als een bepaalde lichtval die me doet denken aan het licht vroeger bij ons in de straat; dat is een goed licht. Of het geluid van mijn vader die aan komt lopen, terug van de zaak. Fluitend, met zijn kistjes aan – tegen het slijten van de zolen werd er ijzer tegenaan geslagen – klats, klats. Papa komt eraan! Ik vind veel houvast in dit soort herinneringen. Aan mensen, kleuren, muziek, natuur. Het verschillige van de natuur vind ik ongelooflijk. Het is er gewoon, onvoorwaardelijk.

Als ik niet speel, zing of lees, ben ik in de tuin. Jaren geleden was ik eens aan het maaien, met zo’n maaier met van die draaiende messen eronder. Op een gegeven moment raakten die messen verstrikt in biezen. Ik tilde het maaiblad op om de biezen eruit te trekken toen dat maaiblad plots terug sloeg. Mijn hand was nog in orde, maar zat wel helemaal vast tussen die messen.

Toen zat ik daar, als violist. Oké, dacht ik, dit is het dan, dit is een kantelpunt in mijn leven. Wat gebeurt er als ik mijn hand eruit probeer te halen? Het zweet brak me uit. Op de een of andere manier is het me gelukt om toch helemaal rustig te worden. Ik werd me heel bewust van de omgeving, alsof ik aan de boom en de haas vroeg: hoe zou jij dit doen? Uiteindelijk is het goed afgelopen gelukkig. Maar hoe ik die rust vond? Ik kan het niet zo goed uitleggen.

Iets vergelijkbaars heb ik eens meegemaakt toen ik aan het schaatsen was in Zwitserland. Ik zag dat er een kind in het water viel. Ik ben erheen gegaan en heb dat kind uit het donkere gat weten te redden. Maar ik had er niet over nagedacht hoe ik daarna mezelf moest redden. Het was een nachtmerrie. Ik weet niet hoe ik eruit gekomen ben, maar ook toen vond ik een innerlijke rust. Je hebt het idee dat je op een grens bent. Ik had daarna het gevoel dat er iets heel groots was gebeurd.

schilderen

Mijn ouders zijn vrij kort na elkaar overleden. Ik wist niet hoe ik daarmee om moest gaan. Ik zat op zolder, en ik keek naar mijn handen, die zo op de handen van mijn vader lijken, en ik heb ze gevraagd: wat zouden jullie nu gaan doen? En iets heeft mij gezegd: schilderen. Daar zou ik nooit op gekomen zijn. Het is een groot cadeau geweest. Ik ben vaak nogal onder de mensen, en dit is het omgekeerde, de achterkant bijna. Als ik schilder, ben ik alleen, met licht en muziek. Ik vind er veel rust in.

‘Stel je vragen, schrijf je gedicht, zing je lied, praat met elkaar, gun iedereen z’n gedachte, z’n geloof.’

Ik ben nu 78 en het lijkt erop dat ik ook ooit doodga, maar ik ben er nog niet geheel en al van overtuigd. We weten niets zeker over de toekomst. Ik weet dat er wellicht een einde aan komt, maar het is een nieuwsgierigheid waar ik nog niet aan toe wil komen.

Ik ben ook nog niet aan het afbouwen. Dat ik doorga, heeft te maken met een fascinatie voor het ambacht, en met nieuwsgierigheid naar het leven. Je gaat toch geen voorjaar willen missen, zeg? Dat is zo omdat je heel mooie lentes hebt gezien, en je wilt ze weer zien. Dat geldt ook voor muziek, boeken, mensen, je wilt je zoon zien, je wilt erbij zijn, je wilt die bladzijde omslaan, en die hand die doet dat ook. Dat is mazzel.

Er gebeurt ongelooflijk veel. De chaos is fenomenaal boeiend. Ik heb ooit een toneelstuk geschreven met een Amerikaanse co-regisseur, en die man zei steeds: see what happens. Dat vond ik toen een beetje gek, maar nu vind ik het mooi. See what happens. Stel je vragen, schrijf je gedicht, zing je lied, praat met elkaar, gun iedereen z’n gedachte, z’n geloof. Deel het met elkaar. We zullen het met elkaar moeten doen.’



Maurice Hoogendoorn