Bart Steenhaut schreef 11 november 1995 in De Morgen (Bel)

Een museum vol grote emoties

Herman van Veen zingt, vecht, huilt, bidt en lacht in Brussel

Vijftig is hij nu. Zijn haar is een beetjes grijzer gewordenfoto: chris janssen 1997 en ook de platen volgen elkaar niet meer in zo'n sneltreinvaart op als destijds, maar verder heeft Van Veen er nauwelijks bezieling bij ingeboet. Dinsdag en Woensdag was de geestelijk vader van Alfred Jodocus Kwak voor het eerst in het Koninklijk Circus te Brussel.

Herman van Veen heeft nu al bijna dertig jaar dienst als huisbewaarder van het museum der grote emoties. Met de ingetogen stijl die hem eigen is gidst hij zijn publiek van de ene zaal naar de andere. In elk daarvan houdt hij even halt en dan vertelt hij over angst, melancholie of de kunst om elkaar lief te hebben. Meer dan een papieren pruik en een rode neus heeft hij niet nodig om in de huid van iemand anders te kruipen.
Van klowns is geweten dat ze al lachend de waarheid vertellen, maar zelden doen ze het met de zwarte humor waar van Veen zo vaak op terugvalt. De show zat volgepakt met dubbelzinnige oneliners als "Brand in crematorium: een dode." Of: "Ik ging met mijn vader naar het bos en kwam in m'n moeder terug." Hij is zo'n figuur waarvoor men de term performer heeft uitgevonden. De zanger zingt, vecht, huilt, bidt, lacht, werkt en bewondert Jaques Brel van wie hij met een huiveringwekkend mooi "Voir un ami pleurer" bovendien een cover op het programma had staan.
De show was een uitgekiende rondleiding door verhalen met een moraal en liedjes over de zoektocht naar zichzelf. Ergens tussen kabaret, chanson, theater en tragicomedy in stond Van Veen. Hij speelde in op de actualiteit (het Lady Di-interview) vereenzelfde zich met een Amsterdamse taxichauffeur en vertolkte Tracy Chapmans "Baby can I hold you" met zoveel; warmte dat het respect afdwong.

Brel
De gevoelens die hij tijdens het meer dan twee uur durende programma behandelde, wisten zich niet gebonden aan een taal, en dus waren er een heleboel toeschouwers in de zaal die het Nederlands nauwelijks machtig waren. Ze voelden zich achteraf niet te kort gedaan. Integendeel, tot driemaal toe verzochten ze Herman van Veen terug te komen, en zelfs toen hij zich samen met Eric van der Wurff (piano) en Nard Reijnders (akkordeon,klarinet) op het van Berlin geleende "You take my breath away" ontfermde, bleef de man boeien. Het nummer had een zodanige, metamorfoze ondergaan dat men er het origineel nog nauwelijks in kon herkennen. Dat het ook wat luchtiger toe mocht gaan werd vervolgens treffend geïllustreerd met een tonque in cheek-versie van Sinatra's "My Way". De balans tussen vrolijk en triest raakte nooit verstoord, wat allerminst voor de hand ligt bij veelzijdige show als deze.

Herman van Veen schaamt zich niet om partij te kiezen. Hij is een man met een mening en verkondigt die op een plaats waar moed voor nodig is: op een podium. Hij houdt de hedendaagse samenleving een spiegel voor, maar legt geen pleister op haar wonden. Tijdens de voorstelling zet hij niet alleen zichzelf maar ook het publiek voor schut als het naar zijn gevoel wel érg hard lacht om een racistisch grapje. Schreeuwen heeft Van Veen al lang afgezworen, want fluisteren is zeker even doeltreffend, en maakt des te meer indruk.
Zolang Herman van Veen op de planken blijft staan, is Jacques Brel niet echt dood.

Bart Steenhaut.



terug naar de index