ZIN
Herman van Veen
Anne van Veen


De wijzers van de klok gaan snel ...

Gedachten tussen vader en dochter van Veen

januari 2023

In coronatijd schreven ze elkaar over wat ze anders aan de keukentafel zouden hebben besproken. Prachtige verbalen waarvan Ze nu samen een boek hebben gemaakt. Anne (1983) en haar vader Herman van Veen (1945} kozen speciaal voor Zin Magazine een verhaal dat ze voor elkaar schreven uit bun boek Van huis uit, dat pas volgende maand verschijnt. Over hun band, en over wie ze ooit waren.


ANNE

Te oud

Over drie nachten word ik negenendertig, een leeftijd die jij had toen je mijn vader werd. Negenendertig. Ergens tussen mijn twintigste en dertigste levensjaar bekende je mij met een n.zekere schroom dat je met behoorlijk nachtzweten tegen dit vierde avontuur had aangekeken. Je had al drie kinderen, twee uit een eerder huwelijk, en mijn broer, van mijn moeder, maar dat was het punt niet. Jij was werkelijk bang dat je er ditmaal te oud voor was. Eén kopzorg verontrustte jou het meest: Kan ik nog wel met 'r voetballen? Later, als ze tiener is. Voetballen met zoon of dochter: jouw definitie van wat een vader geacht wordt te doen. Negenendertig was je. Negenveertig toen het paaltjesvoetbal op initiatief van mij en mijn oudste broer in onze voortuin zijn intrede deed. Twee jaren later werd je met eenenvijftig jaar coach en trainer van mijn gemixte voetbalelftal: Cheeseburgers. Net als met de popformatie Eurythmics, zonder ‘the', dat wil men nog weleens fout doen.

In Microsoft Paint maakte ik een blits ontwerp dat jij voor ons in het dorp op witte T-shirts liet drukken. Het was een hamburger in de vorm van een voetbal, met daarboven in een boogje: ‘Cheeseburgers'. Het was spectaculair. Iedere Creative van na negen-tienvijfennegentig en in dienst van een vleesgigant, sauzenfabrikant of supermarktketen heeft dit idee van de hamburger in voetbalgedaante van mij gekopieerd. We waren een begrip en een gevreesde tegenstander, dit kan de gemeente noch de regio zijn ontgaan. En daar onze regio nogal bepalend is in het medialandschap genoten wij geheid landelijke faam zonder dat ik daar toen erg in had. Vegetariër moest ik nog worden. Dat zou nog z^ven jaar duren.

Het elftal bestond uit een samenstelling van enkele van mijn favoriete en meest sportieve klasgenoten en een verre neef D., die toevallig dat weekend, het weekend van oprichten, bij ons logeerde en zodoende gedoemd was het hele kampioenschap te blijven ten spijt van zijn moeder en zijn school, die hem nu een aantal weken moesten missen. D. ging op doeL Zo luidde het besluit van de coach en trainer. Jij dus. Mijn vader.

Op al onze trainingen droeg je een zandkleurige zwabberbroek, een offwhite zacht aanvoelend katoenen overhemd, niet slap of dun, niet gestevend, perfect, met daarover een rode bodywarmer, opengeritst. Je haar was nog korenhalmbiond en er was nog iets meer van. De trek op het open en grote voetbalveld achter ons huis kon er flink de wind in zetten waardoor delen rondom je oren en nek prachtig opsloegen. Je had een fluitje om je nek en droeg witte tennisschoenen.

Fashionbloggers zouden dat nu Dad Sneakers noemen. Een gewild model. Jij woonde erin.
Om op het voetbalveld achter ons huis te komen, moesten we illegaal over de sloot springen of er via een slecht gecarboleumde biels geraken die wij dan overstaken. Beide exercities waren geen sinecure. Het water in de sloot was van een roodkleurige drek met gasvorming en schuim langs de kanten. Door mijn ervaringen met het kijken van Medisch Centrum West was ik als de dood om erin te vallen. Ik zag mijn scalp in flarden rond mijn gezicht hangen, weggebrand, binnen de seconde. Jij koos ervoor om te springen. Het ging je gemakkelijk af. Het was een dansante sprong, je handen als die van een wajangpop, gespreid in de lucht. ‘Huppakee' zou je,erbij zeggen. Pas jaren later maakte je er een bruggetje. Het bruggetje heb ik nooit gebruikt, ik was te oud voor voetbal acbter ons huis.

Na onze triomfen met Cheeseburgers hebben wij er nooit meer gevoetbald. Wat rest, is een groepsfoto. Jij met een beige pet op, het elftal in formatie ernaast, jouw arm over mijn schouder, een zwarte sweater opgeknoopt rond mijn hals, mijn armen over elkaar, stoere en ook schalkse blik, met acbter ons een dreigende lucht. Op de grond ligt mijn toenmalige vriendje, hij was de kleinste van het stel. Lokman heette hij. Mijn neef staat aan de andere kant van het clubje, evenzeer stoer te kijken, hij was de oudste van bet team. Je zag aan het model van zijn haren dat hij van beneden de rivieren kwam maar hier in het midden van het land werd hij er nimmer om gekleineerd. Jij had je rode bodywarmer verruild voor een passend spijker-jack met messingkleurige knopen; we zien op de foto jouw glanzende voorhoofd. Je had je de benen uit het lijf gelopen, tijdens al onze wedstrijden, langs de lijn. Dikwijls vloekend naar de tegenstander of scheids. Voor menig liefhebber van jouw theater-klassiekers zal het niet moeilijk zijn zich hier een voorstelling van te maken.

Niks te oud toen je aan mij begon.


HERMAN
in mijn dromen ben ik van alle leeftijden
met zo af en toe wat schadelijke beelden voor kinderen



Thuis
Lees zojuist dat de forse weidevogel, de kievit (Vanellus vanellus), het op het boerenland zwaar heeft. Op open land, met greppels, drassige delen en plassen gedijt de weidevogel maar die gebieden beginnen schaars te worden - en de kievit daardoor nu zelf ook. God, dat is ook mijn schuld. Hoor in gedachten de stem van mijn moeder vragen: “Hoe was het bij juul?" Met Juul bedoelde ze onze oude koningin, die van dat permanentje, de moeder van Beatrix. Was bij haar op bezoek geweest. Kwam daar vroeger regelmatig over de vloer. “Meneer van Veen,” had ze voor het eten gevraagd, “u ook een kievitseitje? Die van vanavond hebben we gekregen van een van mijn commissarissen en dat is traditie. Het eerste kievitsei wordt opgevat als een symbool voor het begin van het voorjaar.” Zo’n kievitsei is net zo groot als een chocolade-eit je en het smaakt naar weide en ei.

Ga vannacht dromen, dochter, dat ik je mee naar huis neem. Het huis waar ik geboren ben, Kievitdwarsstraat 52 in de Vogelenbuurt, Utrecht. Laat ik je zien hoe ratelende wagenwielen mijn moeder begeleiden bij het strijken en het wringen van de was. Zal ik je vertellen hoe zij werd geboren in de Eerste Wereldoorlog en dat haar vader een clandestien jeneverstoker en kunstschaatser was, haar moeder een huisvrouw die elk jaar wel een kindje kreeg, dood of levend. Na de laatste van de dertien is de oma die ik nooit gekend heb een leven te vroeg naar de hemel vertrokken. Toen mijn mama van de huishoudschool kwam, ging ze bij een dominee in de huishouding. Die schijnheilige kon niet met zijn fikken van haar afblijven. Op een dag stond ze op een trapje om de bovenlichten te doen, toen haar werkgever ma in haar kruis greep. Ze heeft toen de emmer sop over zijn vrome harses gegooid en hem daarna met een dweil in zijn gezicht gemept, vervolgens werd ze ontslagen.

Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog leerde ze mijn vader, jouw opa Jan kennen. Liefde op het eerste gezicht met als resultaat twee meisjes en ik. “Had je graag een broertje gegund.” zei mijn moeder ooit, “maar daar bad je vader de stopverf niet voor.” Langer dan zestig jaar zonden ze getrouwd zijn. Toen werd mijn moeder een beetje ziek en toen nog een beetje en nog een beetje. Op een dag was ze versleten.

Toen mijn moeder werd begraven, verschenen er twee regenbogen aan de hemel terwijl een man met een schorre stem zong dat the world wonderful was en daarna zong een vrouw dat ze nergens spijt van had.

Je gaat in mijn droom straatkinderen horen gillen, zien hoe ze elkaar aan de haren trekken, lezen op een blinde muur dat Kees gek is. Je zult een rouwstoet voorbij zien zwijgen, de paarden dragen witte sokken zodat ze de dode niet wakker kunnen maken, daarna hoofden zien die buigen, luiken die dichtgedaan worden. Soms iemand een kruisje zien staan, lachen om de zwarte paarden die schitterende hopen schijten waarvan groene strontvliegen zullen smullen. Ik zal je voorstellen aan een paar vrouwen in onze straat, vrouwen die we tantes noemen. Tante Trui, tante Koffiebaas, tante Hoedendoos, tante Apenkoets. Gaan we even langs bij tante TBC, die in een schuurtje woont achter in de tuin van tante Scharensliep. Daar kunnen we in onze droom wél komen, want dromen zijn niet besmet|elijk.

Daarna gaan we koffiedrinken bij tante Godschristus die weduwe is. Niet dat dat waar is maar ze wil niets meer met haar man Koos de stratenmaker van doen hebben. Koos is namelijk vreemdgegaan met tante Paardenslager en thuisgekomen met een of ander schaamschimmel waardoor ze die ook heeft opgelopen. Tante Godschristus heeft hem daaraf doodverklaard. En al zijn spullen uit het raam gemieterd, zijn helepostzegelverzameling, al zijn sigarenbandjes én zijn kostbare Mfirkiin model-treintjes. Ome Koos zit nu als kostganger bij tante Voddensnijder dood te wezen.

Je zult zien dat we het gezellig hebben met ons keteltje op het kolenfornuis, mijn zusjes, pa, ma en ik. Er is gelukkig altijd wat. Een kraan die lekt, een kachel die niet trekt, er is kalk die van het plafond valt, er zal iemand overtijd zijn en mijn moeder vragen: “Tante Hoeffie en wat nu?” Mama zal naar boven lopen en wat gestreken doekjes voor het bloeden uit de linnenkast halen. Mijn moeder die alles gladstrijkt, ook de washandjes. Je zult mijn vader zien, die lange dagen maakt op de drukkerij.

Met het donker gewassen van huis, met het donker zwart weer thuis. Hij heeft maar een paar vakantiedagen in het jaar, desondanks doet hij zijn werk met veel plezier, dat weet ik, want ik hoor hem altijd fluiten. In de schaarse vrije uurtjes strijdt hij met zijn collega’s van de Partij van de Arbeid en zijn grafische bond voor betere arbeidsomstandigheden, kortere werkdagen en een hoger loon. Als ik wakker ben denk ik soms hoe ongelofelijk beter wij het hebben en besef ik hoeveel strijd daarvoor geleverd is.

Las laatst in een artikel een interview met een honderdjarige meneer. Hij had een broertje van mijn vader kunnen zijn. Toen de journalist hem vroeg: “Hoe is het voor u, dat van de grote PvdA nog zo weinig over is?” antwoordde de man: “Dat vind ik moeilijk, juist omdat we zoveel te danken hebben aan deze partij. Helaas is in het Kabinet-Rutte/Asscher de fout gemaakt door te slaan in de marktwerking. Veel PvdA-stemmers zijn toen hun stabiele anker kwijtgeraakt. Alles moest efficiënt, ten koste van de dienstverlening. Het bezoek aan de dokter werd beperkt tot ongeveer tien minuten, patiënten werden eerder uit het ziekenhuis ontslagen, veel bejaardenhuizen werden gesloten. De PvdA ging met 38 zetels het kabinet in, en hield er maar negen over. Tot dusver is het niet gelukt dit te herstellen. Maar als je naar D66 kijkt, die partij heeft ook aan de rand van de afgrond gestaan en zich weer opgericht.”
“Ziet u nog kans op herstel, of moeten PvdA en Groenlinks fuseren?” vraagt de journalist. “Fuseren," zegt de mogelijke broer van pa, “vind ik te ver gaan, samenwerken lijkt mij goed. Herstel kan alleen met een charismatische leider. Ik had gehoopt dat Lodewijk Asscher zou terugkeren. Wouter Bos kon hét ook, als jonge en aantrekkelijke vent. Het is nu wachten tot er iemand opstaat in de PvdA die het vertrouwen kan herstellen.” Misschien moeten we van opa’s genetisch materiaal een Avatar laten maken. ?

We gaan na het avondeten op straat spelen. Jij mag kiezen: met een tol of steppen of autopetten. Winkeltje van Sinkeltje, Mecano, Sjoelbakken, Ezeltje Prik, Bussekruid of Pimpampet. Daarna sturen we je moeder een telegram om haar te laten weten dat alles goed gaat. Een telegram is een e-mail op de fiets. Als het donker wordt, gaan we met z'n allen om de kachel naar de radio luisteren, naar Snip en Snap, Het Cocktail Trio, Sjonnie en Rijk, Toby Rix, De Spelbrekers en mijn favorieten: De Setvera’s, twee met een zachte G zingende moeders. Zij worden begeleid door het AVRO Metropole Orkest onder leiding van ene Dolf van der Linden. Een man met een indrukwekkende snor, maar dat kun je op de radio niet zien. We blijven op mijn kamertje met uitzicht op de gasfabriek slapen. Jij aan het voeteneind, ik ga dan je tenen kietelen en enge verhalen vertellen. De hele nacht zul je duiven horen koeren, onze buurman is namelijk een duivenmelker. Hij heeft heel dure duiven. Duiven die meedoen aan wedstrijden. Eén keer heeft hij met zo’n duif gewonnen. Kreeg mijn buurmeisje Sien een nieuwe fiets. Na bet ontbijt gaan we even op bezoek bij tante Annie. Zij is de vrouw van mijn vaders broer Harm. Hij is buschauffeur bij de GVU Ik vond tante Annie een prachtige vrouw, met zo iemand zou ik tater wel willen trouwen, dus werd ik in de jaren vijftig alvast verliefd op haar dochter Hermien. Toen ik dat ooit aan mijn vriendje Rob vertelde zei hij dat je nooit met een nicht kon trouwen, daar kreeg je achterlijke kinderen van. Dat heb ik dus niet gedaaan. Want stel je voor, dat jij...


Van huis uit Omdat ze elkaar even niet anders dan vanachter glas mochten zien, schreven Anne en Herman elkaar over wat ze normaal aan de keukentafel of tijdens een wandeling zouden hebben besproken. ‘De wijzers van de klok gaan snel dat merk je later wel,’ zong Herman bij de geboorte van Anne. Veertig jaar verder voeren ze in Van huis uit. Gedachten tussen vader en dochter elkaar al verhalend langs hun eigen jeugd, langs gedeelde herinneringen en recentere ervaringen. Een boek vol alledaagse, ontroerende, grappige en llefdevotle vertellingen.
Vanaf 2 maart. (Thomas Rap, € 23,99)



Tot zover de verhalen van Anne en Herman.
Hieronder een interview

Hij was zo oud als zij nu is. Toen hij haar vader werd. Wij spreken Anne en Herman van Veen over hun hoek. hun band. over hun overeenkomsten en verschillen.


Vader en dochter. Hoe is Jullie band?

Anne: “Mijn vader en ik hebben heel beweegiijke chemie zou ik willen zeggen. We kletsen graag over van alles en nog wat. Dat kan over ons vak gaan, het leven, vriendschap, kneuterigheden, familie of over vroeger. Soms stellen we elkaar een vraag of filosoferen we. We delen een gelijksoortige nieuwsgierigheid, een ijver haast.

Ook delen we ons eigen gevoel voor humor maar ik kan evengoed om zijn grappen lachen als hij om die van mij. We zien graag dat de ander gelukkig is en dragen daar ook graag aan bij. Als vader is hij zorgzaam maar nooit opdringerig, hij geniet van mijn eigengereidheid en respecteert die ook. Hij kan me geruststelien als ik een vaderlijk oor zoek en kan ervoor zorgen dat ik me blijer voel als ik wat tob. Hij kijkt naar een halfvol glas."

Herman: “Anne is een zonnetje in huis. ik heb er met haar, voor dezelfde moeite, ook een bijzonder oplettende en jonge tweede moeder bij gekregen. Ben er fier op haar vader te zijn, voel me een mazzelaar."

Wat is er veranderd door de jaren heen, wat is gebleven?

Anne: “Door de jaren is ons contact alleen maar rijker geworden. Met het ouder worden kom ik als dochter op den duur dichterbij; je wordt van vader-dochter ineens ook eikaars gelijken en voert dan gesprekken over onderwerpen die je bij een kind minder snel aansnijdt, die dieper gaan.
Het beweeglijke is altijd gebleven, we hebben een snelle manier van 'elkaar verstaan' en zijn graag in eikaars fysieke nabijheid. Dat was altijd al het geval, ook toen ik een kleintje was. Maar zoals het een ouder-kindrelatie betaamt zijn er goddank ook onzekerheden, krabben wij ons weleens op het hoofd. Gelukkig kunnen we dat uiterst goed in elkaar waarderenen plaatsen. Je moet elkaar ook kunnen laten."

Waarin lijken Jullie op elkaar, waarin zijn Jullie verschillend?

Anne: “We lijken op elkaar in het onderzoekende. We lezen graag - ook het pak hagelslag. We houden alles voor mogelijk, zijn alert en hebben zo onze nuffigheden. 'Gevoeligheden.' zou jij zeggen, pap. We houden van gezelschap maar ook van op onszelf zijn, we houden van de natuur en alles wat daar met ons leeft. Waarin we verschillen? We maken verschillende teksten, schrijven verschillend. We komen anders tot een theatervoorstelling, we laden ons anders op, we eten anders en onze invalshoeken zijn anders, onze ideeën soms ook* We hebben een heel andere jeugd gehad, zijn sowieso van twee totaal verschillende generaties en werelden. Dat ja, dat zul je ook teruglezen in ons boek."

Wat leer Je nog elke dag van de ander?

Anne: “Ontspannen. Scherp blijven. Groeien. Tot een betere articulatie van je gedachten of gewenste creatie komen. Vaktechnische dingen. Lef houden. Liefhebben. Gunnen. Er staat een hoofdstuk in ons boek over wat Herman me vroeger bijvoorbeeld leerde... Dat houd ik hier nog even voor me."

Hoe ontstond het idee voor Jullie boek? En hoe gingen Jullie te werk?

Anne: “Er werd een pandemie afgekondigd. De hele wereld viel in een soort leegte, een stilte. )e kon weinig, dat gaf niet, maar zo was er ineens tijd. En er was het pakket aan maatregelen en adviezen: 'Houd afstand!' Dat deden we. Zo wilde het dat ik gedurende twee jaar meer en meer stil kwam te staan bij mijn vader, zijn wezen, onze band: wat zou hij nu doen, nu hij niet speelt? Hoe vult hij zijn uren, waar gaan zijn gedachten naar uit? Kijkt hij ook een film? Dat waren vragen die opborrelden, heel huiselijke vragen. Maar ook grotere vragen. Vandaar-uit ontstond tussen mij en onze uitgever een plan. Ik vroeg mijn vader of hij iets met me wilde schrijven en hij wilde. De werkwijze ontstond organisch. Ook hierin heb ik bijvoorbeeld een heel waardevol ding van hem kunnen leren en leerde hij weer van mij. Dat is gaaf."

Doen Jullie nog eens zo'n vader-dochterproject denken jullie?

Herman: “Anne was wat sip omdat het boek af was. Ze had van het maken zeer genoten. We hebben toen besloten samen een opera te gaan schrijven."



PRODUCTIE: DANlELLE BRONSGEEST