Peter Liefhebber 22 april 1996 in De Telegraaf

Herman van Veen: om van te likkebaarden

Herman van Veen verwerkt in zijn nieuwe show hier en daar materiaal uit vroegere programma's. Of hij verwijst ernaar. Toch teert hij niet gemakzuchtig op oude successen en eigenlijk is het onzin om in zijn geval onderscheid tussen 'oud' en 'nieuw' te maken.

Want beide categorieën, oud en nieuw, komen even fris èn even bekend over, foto: chris janssenliefdevol overkoepeld als ze worden door het tot volle wasdom gekomen kunstenaarschap van Van Veen, door het meesterschap van pianist Erik van der Wurff en saxofonist Nard Reijnders, door de onnavolgbare Van Veen-sound die hij zowel aan teksten als aan de melodieën meegeeft.

foto: will dekkers

Zelfs grote toppers-van-toen laat hij zo onbevangen en vers klinken, zo wars van sentimenteel achterom kijken, dat hij bij een sensitief publiek zelfs de reflex tot herkenningsapplaus de kop indrukt.

Oud of nieuw, weg dus ermee. "Goed" is het enige criterium dat bij hem nog geldt, en goed (nee: uitnemend) is de show waarmee hij nu door Nederland toert, na vijf jaar van successen elders. Veelzijdiger dan Herman van Veen is niemand in dit genre. Niemand ook heeft zo'n neus voor nummers die gevoelig zijn zonder soppig te worden, die hun betekenis eerder vinden in lyrische associatie dan in klip en klare mededelingen.

foto: chris janssen

Van Veen is zo langzamerhand de kampioen van het weglaten geworden. Van alles en nog wat vertrouwt hij toe aan het invullingsvermogen van het publiek. Meer dan ooit is dat nu ook van toepassing op zijn fysieke presentatie: de kleinkunstenaar is op geen enkele overbodige beweging meer te betrappen. Zijn handgebaren naderen soms het onzichtbare, maar springen tegelijk, door zijn nagenoeg perfecte beheersing van podium en publiek, verbazend in het oog. Hij heeft, lijkt het, de grens overschreden van het gebied waar gebaren een onderstrepende functie hebben, naar een terrein waar ze autonome, aan ritueel verwante oerbeelden oproepen.

Dat dit aspect me zo is opgevallen, houdt niets ten nadele in van Van Veens andere kwaliteiten die zich (ook al: meer dan ooit) in volle glorie vertonen. En die eveneens een gang meemaken naar verstilling, verfijning, verkleining. Stel u gerust: Van Veen kan nog steeds uitpakken met kolderteksten en dwaze klankliedjes, is in geen enkel opzicht een andere Van Veen geworden. Maar zijn altijd al grote kunde is nu over de hele linie uitgegroeid tot kunst van een frapperende subtiliteit en trefzekerheid. Zoals hij een ode brengt aan Jacques Brel, niet door Brel na te zingen maar door Van Veen (en Van der Wurff) op hem los te laten, is eenvoudig weergaloos.

Zo uitgebalanceerd en homogeen sterk is het programma, dat je eigenlijk nauwelijks nog pieken of dalen ontwaart: een hoogvlakte, dat is het. Het tekent daarom slechts de benepenheid van de recensent, om desondanks een mug te willen ziften. Van Veen spreekt het publiek keer op keer toe met de naam van de stad van optreden. "Bedankt, Nijmegen." Wellicht moet dat bekendheid suggereren, of intimiteit, of de anonimiteit een beetje opheffen. Het gekke is dat, in mijn gevoel, het omgekeerde gebeurt. Veeleer brengt het de boodschap over: vandaag sta ik hier, morgen daar en overmorgen nog weer elders, en u bent voor mij slechts een station onderweg. Dat is natuurlijk wel zo, maar het klinkt zo klinisch.

Maar da's dan ook m'n enige bedenking bij een show om van te likkebaarden.

Herman van Veen vertrouwt van alles en nog wat toe aan het invullingsvermogen van het publiek.





terug naar de index