Coen Verbraak schreef 22 januari 2005 in Vrij Nederland

"Scoren is niet het doel"



Herman van Veen is een fenomeen. Verguisd in de grachtengordel, bewonderd in Carré en tot ver over de grenzen. Een naïeveling vinden sommigen, volgens anderen nu eens een babyboomer die zijn idealen niét heeft verraden. Op zijn zestigste kijkt Van Veen met VN naar Freek als hofnar, naar Willem Wilmink als leermeester en naar zichzelf als jong talent. 'Ik heb toen ik jong was een geweldige gêne gevoeld voor wat ik kon.'

Vierhonderd avonden heeft hij er al gestaan. In totaal speelde hij meer dan een jaar in Carré. En vanaf maart komen er nog weer dik zes weken bij.Zes weken Carré, dat doet behalve Youp van 't Hek niemand hem na. En toch ziet Van Veen het weerzien met het theater met lichte twijfel tegemoet. Carré is grondig verbouwd. Mooi voor het publiek, dat nu ruimer en comfortabeler zit. Maar wat betekent het voor de man op het toneel? 'Het is wel Carré, maar er is iets mee gebeurd waarvan ik de invloed nu nog niet kan overzien. Er is veel hout uit de zaal weg. De stoelleuningen zijn nu allemaal van kunststof. Wat betekent dat voor de akoestiek? Hoe gonst die zaal straks? Dat weet ik niet. Ik ben er één keer doorheen gelopen en vond dat het qua inrichting en stoffering een beetje in de richting van een hotel is gegaan. Ik weet niet of comfort de artistieke effectiviteit bevordert. De scherpte van "ongemakkelijk zitten" geeft een andere concentratie.' Hij heeft het meegemaakt met Olympia, het vermaarde theater in Parijs waar Van Veen regelmatig speelt. 'Dat hebben ze verbouwd en vijftien meter naar rechts verplaatst. Daarmee is het dezelfde zaal niet meer.'

Hij praat nog altijd in zinnen waarvan elk woord per lettergreep gebeeldhouwd wordt. Vaak wonderlijk traag, soms onverwacht snel, met vreemde zinswendingen die toch altijd weer naadloos naar een punt vloeien. Herman van Veen, fenomeen. In Nederland nog altijd wat lacherig bejegend door de grachtengordel en omstreken -'ze doen maar'-en tegelijk diep bewonderd door een veel grotere groep trouwe fans. In het buitenland is hij ongeveer de beroemdste Nederlander na Johan Cruijff. Hij treedt op in Japan en Zuid-Afrika, speelt in Carnegie Hall en in Olympia en is een grote ster in Duitsland en Oostenrijk. Tien jaar geleden zag ik hem in Duitsland een sporthal met drieduizend mensen toespreken: 'Hallo, vijftien procent fascisten in de zaal.' Er ging een siddering door het publiek: wat dacht die Hollander wel? Drie uur later stonden ze bijna allemaal op hun stoelen, met roodgeklapte handen. Pas na tien toegiften mocht hij naar de kleedkamer verdwijnen.

Wat hij op het toneel doet, is nog altijd moeilijk te omschrijven. Van Veen drumt, speelt viool en zingt, meanderend van lyrische liedjes naar uitzinnige clownsnummers. 'Als ik zijn regisseur was, zou ik zijn armen en benen eraf hakken,' oordeelde Wim Sonneveld destijds. Inmiddels is Herman van Veen ouder dan Sonneveld geworden is. In maart wordt hij zestig. Hij is er nog niet zo bewust mee bezig. Al dringt de onvermijdelijke slijtage zich steeds vaker aan hem op. 'Als ik 's ochtends mijn sokken aandoe - staande - overweeg ik af en toe of ik toch niet moet gaan zitten. Of ik denk: die borrel moet ik maar niet nemen. Anders kan ik morgen misschien niet doen wat ik van plan was.' Hij denkt het ook steeds vaker wanneer hij een stad in Frankrijk of Duitsland binnenrijdt: hoe vaak zal ik hier nog komen? 'De oneindigheid is weg, de vanzelfsprekendheid is aan het veranderen. Ook in het theater. Ik denk nu: als jullie me wéér zo'n klotekleedkamer bezorgen waar ik zelf de plee moet schrobben, dan ga ik weg. Vroeger stond ik daar geen moment bij stil. Ik ging er met een geweldige energie in: ik zal jullie eens wat laten zien. Dat bekijk ik nu anders: ik kom hier als ambachtsman, die geweldig van zijn vak houdt. Maar het moet wel van twee kanten komen. Als de omstandigheden niet respectvol zijn, dan kunnen we beter nokken.' Om die reden is hij al heel lang niet in Maastricht geweest. Hij houdt van de stad, en van de schouwburg. 'Maar er is een nieuwe zaal gekomen waar je niet ontvangen wordt op de manier die ik verwacht. Het is er een hels kabaal, met kleedkamers waar grote buizen doorheen knallen. Als ik dan moet kiezen tussen Heerlen of Maastricht, kies ik voor Heerlen.'
'De oneindigheid is weg, de vanzelfsprekendheid is aan het veranderen'

In zijn vak is er geen sprake van slijtage, zegt hij. Integendeel. Hij kan steeds beter hoofdzaken van bijzaken onderscheiden. 'Ik kom steeds meer tot de kern.' Hij kon het allemaal nog eens goed zien toen hij voor een dvd-compilatie zijn shows in Carré van de afgelopen vijfendertig jaar opnieuw bekeek. Het was wonderlijk om zo met zichzelf geconfronteerd te worden. 'Als ik naar die man kijk, zie ik wat ie probeert. Af en toe lukt dat, meestal lukt het niet. Soms is het geweldig, soms denk ik: gottegot.'

Zesentwintig was hij toen hij voor het eerst in Carré speelde. Een vat vol dynamiek en energie, een jongen die inmiddels makkelijk zijn zoon had kunnen zijn. Toch kan hij er objectief naar kijken. Daarom praat Van Veen ook in de derde persoon, wanneer hij over zijn vroegere ik spreekt.
'Er staat een stuk op de dvd dat maar één avond bestaan heeft. Hij speelt een lifter die niet meegenomen wordt, en vervolgens woedend en wanhopig wordt. Daar zit ik gefascineerd naar te kijken: prima. Goed gastje. Maar er zijn ook momenten dat ik hem de mooiste teksten van de wereld hoor zingen, zonder dat het mij raakt. Ik heb toen ik jong was een geweldige gêne gevoeld voor wat ik kon, omdat ik dat geen verdienste vond. Goed zingen was een talent, waarop je niet het accent moest leggen, vond ik. De inhoud was essentiëler. Daarmee heb ik mezelf tekortgedaan. Ik had meer moeten kiezen voor mijn bekwaamheden. Dat zie ik nu, dertig jaar later. Dan zie ik hem iets goeds doen. Kijk, denk ik, zó moet het.' Geërgerd: 'Maar nee, hoor, daar gaat ie weer. Daar begint ie alweer te springen en te dansen.'
Begin jaren tachtig maakte hij de voorstelling Onder water, over de zee die steeds meer vervuild begon te raken. Onder water was bedoeld als een pamflet. Van Veen had ook verschillende biologen benaderd, om zijn onderneming te ondersteunen. Dick Hillenius schreef een vriendelijk briefje terug: 'Geachte heer Van Veen. Dank voor uw verzoek. Mijn antwoord is: nee. De zee zorgt wel voor zichzelf.' Misschien had hij daar beter naar moeten luisteren, dacht hij, toen hij de band van Onder Wflterterugzag. 'Ik dacht: holy foley. Man, wat doe je nou? Je speelt twaalf voorstellingen tegelijk! Maar in al die uren materiaal zat één moment waar ik kaarsrecht van overeind ging zitten. Een liedje van drie minuten, waarin het totale verhaal van de voorstelling werd verteld. Goed verteld, aardig gezongen, opgebouwd zoals ik dat nu nog zou doen. Dat is dan een doelpunt.' Of hij vaak ge- scoord heeft? Ach, dat vindt hij moeilijk te zeggen. 'Scoren is ook niet het doel. Het gaat om de muziek.'

Hij heeft het geluk gehad dat hij in zijn carrière op het juiste moment de goede mensen heeft ontmoet. Allereerst Wim Kan natuurlijk, die diep onder de indruk raakte van de conservatoriumstudent Van Veen. Toen Van Veen begin jaren zeventig in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag speelde, ging Kan op eigen initiatief met een viltstift de hele stad af om op alle Van Veen-affiches te schrijven: Van harte aanbevolen! Wim Kan. Dan was er Frits Knol, dirigent van het Utrechts Symfonie-orkest, die hem de finesses van het vioolspel bijbracht.
Maar de man die mede bepaald heeft wie hij als artiest werd, was Willem Wilmink. Van Veen noemt de overleden dichter 'een zeldzaam betrouwbaar mens'. Hij kende Wilmink vanaf zijn zeventiende. 'Willem gaf colleges en betrok daar ook muziekstudenten zoals ik bij. Hij bracht wonderlijke gezelschappen bij elkaar, met mensen als Misja Men- gelberg, Han Bennink, Hans Dorrestijn en ikzelf.
Hij liet Mengelberg muziek schrijven op gedichten van Piet Paaltjens, die vervolgens door mensen van het conservatorium werd uitgevoerd in cafés en sociëteiten.' Wilmink opende zijn ogen voor de literatuur. Hij wees Van Veen op de gedichten van Hans Andreus en op de existentialisten. 'Ik was in die tijd niet in staat iets rechtstreeks te zeggen. Willem zei: "Jij moet Camus lezen.'"

Ondanks hun vriendschap van veertig jaar ontbrak Van Veen in de televisiedocumentaire die de NPS vorig jaar over Wilmink maakte. 'Ik ben er niet voor gevraagd.' Ja, dat vindt hij zelf ook tamelijk wonderlijk. 'Ook omdat ik Willem mede een stem heb gegeven. Letterlijk.' Hij zou niet precies weten hoeveel liedjes van Wilmink hij heeft gezongen, maar het moeten er tientallen zijn (waaronder 'Hilversum III', 'De bom valt nooit' en 'Signalen'). Het mooie van Wilminks werk, zegt Van Veen, is de eenvoud. 'Zijn werkelijkheid was teruggebracht tot de straat, de boom, het huis. Meer kan een mens niet weten, vond hij. Dat herken ik. Ik heb verstand van lantaarnpalen, bomen en kopjes koffie, maar niet van "God" of "de dood". Willem zocht altijd de metafoor: deur, moeder, jongetje. Alles teruggebracht tot een kernachtige wereld, waarin ieder woord zorgvuldig werd gekozen.'

Ze maakten kort voor de dood van Wilmink samen nog een liedje: 'Huiswerk', over de oorlog in Irak.

(fragment)

In de krant zie ik een foto
Van een dappere soldaat
Die toch eigenlijk wel blij is
Dat ze weer naar huis toe gaat

Ze is een Amerikaanse
En ze ligt op een brancard
En omdat ze nog een kind is
Vraag ik haar

Was je huiswerk al wel af?
Was je klaar met ieder vak?
Voor je zo gewond moest raken
In Irak

Wilmink heeft het liedje zelf niet meer kunnen horen. Van Veen kon het aanvankelijk ook nauwelijks zingen. 'Het lukte me niet zonder dat ik begon te janken.' 'Huiswerk' zal in elk geval op zijn nieuwe cd komen, die half maart zal verschijnen. Hij heeft zich heilig voorgenomen om voortaan in elke voorstelling iets van Wilmink te zingen. 'Ik wil hem blijven eren. Hij heeft mij woorden gegeven.' Dat is de schaduwkant van ouder worden: de wereld begint langzaam leger te worden. Een paar jaar geleden overleden zijn ouders, kort na elkaar. Van Veen was er altijd van uitgegaan dat ze ooit bij hem zouden intrekken. Maar zijn moeder wilde hun flatje in de Utrechtse wijk Oog in Al niet uit. Ze kon haar dagelijkse rondje langs C & A en de Hema niet missen. 'Daar kende ze iedereen. Dat was haar wereld.' Toen zijn moeder overleed, trok zijn vader alsnog bij hem in. 'Die hing minder aan C&A.'
Vier, vijf maanden woonde vader Van Veen in zijn huis in Soest. 'Kort, maar ongelooflijk bijzonder.' Niet dat ze nou van die opmerkelijke gesprekken met elkaar voerden. Helemaal niet. Zijn leven was er rijk genoeg voor geweest, daar niet van. De oude Van Veen deed in de oorlog verzetswerk, en werkte nadien als typograafbij Het Parool. Maar hij was niet zo'n prater. Bovendien werd hij die laatste maanden gekweld door het gemis van zijn vrouw. 'Hij liep met rode ogen door het huis. Pa, vroeg ik dan, wil je een borrel? Ja, doe er maar drie. En dan kwamen de tranen, "jochie, ik mis je moeder zo." Hij viel ook voortdurend. Opeens kwam hij uit de badkamer met een dieppaars scheenbeen. "Moet je toch eens kijken..." Had hij weer een tia gehad.' Thuis, in Utrecht, had zijn vader jarenlang zijn eigen stoel gehad. Zo'n log zwartleren gevaarte, dat alle modieuze trends decennialang weerbarstig had weerstaan. Tuurlijk, zijn zoon had óók mooie fauteuils. Maar de oude Van Veen zei geregeld:

'Toch zou mijn stoel hier niet misstaan.' 'Ik zei tegen mijn vrouw: weet je wat ik doe? Ik huur een busje, vraag een knakker en haal die stoel van pa.' Enfin, busje gehuurd, knakker gevraagd en die stoel gehaald. En wat was zijn vader blij, zegt Van Veen. 'Ik zie hem weer helemaal stralen. Drie dagen later is hij gestorven. In zijn eigen stoel, met een gelukzalige glimlach op zijn gezicht.' Inmiddels is hij er wel overheen. Al spelen zijn ouders nog altijd een rol in zijn kop. Laatst speelde hij in het Concertgebouw samen met violiste Janine Jansen. 'Dat meisje is alles op die viool geworden wat ik ooit had willen zijn. Hoe die twee tonen elkaar vervolgens raken... die ervaringsrijke muzikantentoon van mij versmeltend met die van een fenomenale instru-mentaliste. Echt heel bijzonder. Even dacht ik: pa, hoor je dat? Hoor je hoe je zoon hier staat te spelen met dat bloedmooie mokkeltje?'
Van Veen volgt de jonge generatie theatermakers zoveel mogelijk, wanneer hij tenminste in Nederland is. Hij heeft een zwak voor Claudia de Brey - 'zij probeert andere dingen dan alleen maar cabaret' - bewondert de chansonni'ere Wende Snijders en is gefascineerd door Hans Teeuwen. 'Vooral in de uitersten, in dat almaar dóórrollen.' In het voorjaar gaat hij zes weken les geven aan studenten van de theaterschool. Het zou goed kunnen dat zijn eigen dochter Anne daartussen zit. 'Maar ik bepaal de indeling natuurlijk niet.' Toch is hij zelf ook nog steeds niet volleerd. Hij is nog altijd te jong om die grote clown te zijn, die hij ooit wilde worden. Misschien streeft hij ook wel naar iets dat niet bestaat. 'Je zoekt naar de ultieme voorstelling. Het opperste geluk van een zeiler die de wind en zijn schip niet meer hoort. Dat is het mooiste: de onbevangenheid van vroeger combineren met het vakmanschap van nu. Ik wil een jongeman zijn met veel ervaring.'
Zijn idealen van vroeger zijn in elk geval nog stuk voor stuk intact. Nog altijd zet Van Veen zich in voor Unicef, voor kinderrechten. Ze mogen hem best een naïeveling vinden, een idealist die allang is ingehaald door de tijd. Kan hém wat schelen. Van Veen ergert zich op zijn beurt juist aan de manier waarop de Nederlandse samenleving wordt gestuurd door 'adrenaline en pessimisme'. Hij was natuurlijk óók diep geschokt door de moord op Theo van Gogh. 'Maar het tumult van daarna leidt af van de werkelijke oorzaken. Als je terrorisme wilt bestrijden, moet je armoede bestrijden. De ideologie van Bin Laden en zijn trawanten wortelt in de oneerlijke verdeling van rijkdom in de wereld.' Er is hem de afgelopen tijd in interviews en talkshows in het buitenland vaak gevraagd wat er pre- cies mis is met de Nederlandse tolerantie. 'En ik zeg elke keer weer dat er volgens mij niets mis is met die tolerantie. Nederland is nog steeds een fenomenaal land. De moord op Van Gogh is in mijn ogen een symboolmoord, die je in een veel groter verband moet zien. Waarom lees ik bijna nergens dat er een verband bestaat met onze schandalige aanwezigheid in Irak? Natuurlijk heeft dat ermee te maken. Wij realiseren ons niet wat de constante stroom aan beelden uit Irak en Palestina voor uitwerking heeft op het bewustzijn van de samenleving. Het is erg naïef om te denken dat dat soort extremen hier dan niet in beweging zouden kunnen komen.' Ik vraag wat hij vond van het bezoek dat Freek de jonge vorig jaar bracht aan de Nederlandse troepen in Irak. Nou ja, laat ie zeggen dat hij daar 'geweldig van opkeek'. 'Ik heb respect voor Freek en zijn keuzen, vind hem een grote meneer. Maar zelf zou ik het nooit gedaan hebben. Omdat het een statement is dat de aanwezigheid van de Nederlandse troepen onderschrijft en legitimeert. Dat vind ik een historisch misverstand. Het past een beetje bij iemand die een hofnar wil zijn. Als je veel reist, zie je het overal gebeuren. Je ziet in Frankrijk of Amerika een acteur naast een politi- cus staan, terwijl je denkt: realiseer jij je wel wat je doét? Door daar te gaan staan, zeg jij eigenlijk wat hij ook zegt.'
Straks, tijdens zijn tournee door Nederland, zal hij vooral zoeken naar saamhorigheid. Daar zou best een lied over Van Gogh bij kunnen zitten, alleen weet hij dat nu nog niet. 'Ik ga zingen wat ik voor mezelf van belang vind. En ik zal zeker reageren op de werkelijkheid. Dat kan gewoon niet anders. Laatst gaf ik een concert in Amsterdam, waarbij ook Job Cohen aanwezig was. Ik heb hem vanaf het toneel toegesproken, gezegd dat ik het buiten elke proportie vind hoe hij als zwart schaap wordt afgeschilderd. Daarna heb ik een lied voor hem ge zongen. Na afloop kreeg ik een omhelzing van hem.'

Of het uiteindelijk nog goed met ons kan komen? Van Veens ogen blauwen op van verontwaardiging. 'Hoe kun je zo'n vraag stellen?' reageert hij geschokt. 'Ik heb ook geen pasklare antwoorden. Ik begrijp heel veel dingen net zo min als de meeste mensen. Maar er gebeuren nog steeds fenomenaal schitterende dingen. Ik kom net terug uit Zuid-Afrika, waar we samenwerken met twee art sen. Ik heb daar mensen uit de dood zien opstaan. dankzij aidsremmers. Je kunt als mens een verschil maken, al is het maar voor één man of vrouw. Daar wil ik in blijven geloven. Zolang ik adem, zal ik daarover blij ven zingen.'