Steffie Kouters schreef 21 augustus 2003 in De Volkskrant

De allermooiste redding



Het spel volgt hij allang niet meer, maar voor hockeyers blijft Maarten Sikking een legende - vooral door die magische redding, dertig jaar geleden in de WK-finale tegen India. Tegenwoordig steekt de 'vliegende keep' zijn energie in derdewereldprojecten. 'Was u niet die hockeykeeper?'

Maarten Sikking
1948 Geboren in Bergen op Zoom op 13 februari
1968-1980 Hockeykeeper, komt 127 keer uit voor Nederland
1972 Olympische Spelen München
1973 Wereldkampioen
1973 Maarten Sikking Assurantiën
1974 Stichting Columbine
1976 Olympische Spelen Montreal
1989 Stichting Alfred Jodocus Kwak
1997 Herman van Veen Foundation

Getrouwd, vader van drie kinderen, woont afwisselend in Bergen en op Bali

Dat ene verstikkende beeld uit 1969 achtervolgt de vroegere hockey-doelman nog steeds. Maarten Sikking stapt zijn hotel in Bombay uit, tijdens zijn allereerste internationale toernooi. Op straat ligt een vrouw, met een jongetje ernaast - haar zoontje. Een vuilniswagen remt even af. De berijders gooien de dode vrouw in de vuilniswagen en geven gas. Haar zoontje blijft zitten.

'Ik deed niks', zegt Sikking. 'Ik was perplex. Ik was nog maar een heel klein Maartentje en wist ook niet wat ik kon doen. Nu had ik dat jongetje vastgepakt. Nu had ik voor hem gezorgd. Nu had ik gemaakt dat hij naar school kon.' Hij ziet het kind nog vaak voor zich.

'Als ik ooit iemand tegenkom met wie ik samen die mensen kan helpen. . .', dacht Sikking tijdens latere trips, struinend door de sloppenwijken van India en Pakistan - met zijn geblondeerde krullen en strakke witte korte broek een buitenbeentje in de deftige hockeywereld.
Langs een omweg, de rampzalige Olympische Spelen in München van 1972, diende de kans zich aan. Sikking zag op een paar honderd meter afstand hoe de sporters van het Israëlische team werden meegenomen door Palestijnse terroristen, om later te worden gedood. De dag erop was een grote rouwdienst in het stadion. IOC-president Avery Brundage sprak zijn onvoorstelbare woorden: 'The games must go on.'
Sikking: 'Ik ging over mijn nek. Dat kón toch niet?' Hij liep demonstratief weg, vastbesloten terug te keren naar huis. Een veldspeler was al met Sikkings beenbeschermers aan het trainen, toen de rest van de Nederlandse ploeg een zwaar beroep op de keeper deed toch door te gaan. Ze zaten immers al in de halve finale? Hij bleef, maar de bezieling was weg. De Nederlandse hockeyploeg werd vierde.

Na Sikkings actie op de Olympische Spelen belde Herman van Veen: of de doelman wilde meespelen in een benefietwedstrijd tegen het oude Ajax, ter nagedachtenis aan de slachtoffers. Het was het begin van een intense vriendschap ('We zijn broers') én de eerste stap op het pad van de liefdadigheid. Met Van Veen en prinses Irene ('Ik ken Margarita van toen ze zó'n klein meisje was') zette Sikking in 1974 de stichting Columbine op. Een organisatie die met kleine projecten over de hele wereld probeert het lot van achtergesteldekinderen en hun moeders te verbeteren.
Sikking was intussen uitgegroeid tot een beroemdheid. In de WK-finale van 1973, tegen India, zat half Nederland voor de televisie toen held Sikking in de verlenging een penalty onschadelijk maakte en in de beslissende strafballenserie nog tweemaal redde.
'Hoogtepunt van mijn leven', zegt hij. 'Ik wist gewoon: die bal gaat er niet in. En als je dat wéét, gebeurt het ook niet. Ik keepte ook altijd naar voren toe, naar de tegenstanders toe. Dat imponeert. Die Indiërs waren veel betere hockeyers dan wij, maar mentaal waren ze niet sterk. De man die in de verlenging had gemist, mocht ook de eerste strafbal nemen. Kat in het bakkie, wist ik meteen. Hij nam hem weliswaar heel goed, maar ik had de mooiste redding van mijn leven.'

Bescheidenheid is een deugd voor anderen: 'Laat mij toch op een plezierige wijze wat onbescheiden zijn.' Sikking zit op het terras van Paviljoen Noord in Bergen aan Zee, waarvan hij vroeger mede-eigenaar was. 'Uitgeroepen tot beste strandtent van Nederland. Drie zeesterren. En ik ben de grondlegger van dit verhaal.' Het paviljoen is zijn huiskamer. Naar zijn woning in Bergen gaat hij alleen om te slapen. 'Ik ken iedereen hier hè. Altijd aanloop. Ik ben de strandburgemeester.'

Sinds Sikkings herseninfarct, in februari dit jaar, zorgt het personeel extra goed voor hem. Zijn andere strandtent, even verderop, heeft hij verpacht. 'Kom jij nou maar lekker hier zitten', zei de eigenaar van Noord, 'dan gaan we jou eens verwennen.' Godzijdank valt de uiteindelijke schade mee, al werken zijn hersenen 'twee keer trager. Sommige dingen die ik wil vertellen, kan ik nu gewoon niet oproepen.'
Hockey interesseert de ouddoelman niet meer. 'Is het werkelijk?', spot hij, als hij hoort dat deze week de Champions Trophy wordt gespeeld in het Amstelveense Wagener Stadion. Hetzelfde complex waar hij dertig jaar geleden zijn grootste succes behaalde - Nederland werd voor de eerste keer wereldkampioen hockey.

In 1980 besloot Sikking dat het mooi was geweest. Zijn knieën waren kapot ('Ik kreeg een spuit en daarna zetten ze me in het doel') en de hockeybond boycotte de Spelen in Moskou. 'Ik heb mijn complete uitrusting bij elkaar geraapt en in een silo in de fik gestoken. Weg ermee. Kan ik ook niet meer terug, dacht ik, want dat is me toch een lijdensweg, van die sporters die telkens maar terug willen komen.'
Geen kwaad woord over het hockey, maar thuis voelde de zoon van een stationsrestaurateur uit Eindhoven zich er niet. 'Ik was anders. Geen blazerman. Een hip wit jasje had ik.' Hij speelde tussen - toekomstige - artsen, tandartsen en advocaten, maar was zelf geen studiehoofd. De showkeeper met zijn geverfde haren en het elastische broekje hockeyde tussen jongens met stoffen broeken tot op de knie. 'Maar altijd de mooiste vrouwen achter het doel.'

Sikking introduceerde de lichte, soepele beenbeschermers in het Nederlandse hockey. Hij haalde ze uit Duitsland, waar ze in het zaalhockey leg guards van bamboe gebruikten. Met dat ene, gestaag slijtende paar deed hij zijn hele hockeycarrière, uit bijgeloof. Na een klap op zijn gezicht leende hij een masker van een ijshockeykeeper - ook al iets nieuws. 'Ik heb het helemaal bijgevijld, het was veel te plomp.' De rest vond het raar, maar al snel volgden andere hockeykeepers, ook uit het buitenland. 'Nou zijn ze van top tot teen ingepakt hè.'

Niet Rinus Michels of Johan Cruijff, maar hi ´ ´ j heeft de meespelende, 'vliegende' keep uitgevonden, denkt Sikking weleens. Hij was altijd aanspeelbaar. Tot ergenis van zijn coach, die aan de kant stond te schreeuwen: 'Maarten, terug in je hol!!' Sikking: 'Ik ging maar buiten die cirkel en gaf de bal met mijn zware stick een ontiegelijke jens.'
Zijn medespelers vonden Sikkings eigengereide gedrag allang best. Sikking is gek, dachten ze, maar zolang ie die ballen tegenhoudt, doet ie maar wat ie wil. Opgewekt: 'Ik was sneller dan het geluid. Een enorm reactievermogen. Op de middelbare school keepte ik bij het voetbal. Als ze op doel schoten, uit een vrije trap, kon ik me eerst nog op mijn gemak omdraaien en mijn haren kammen voordat ik naar de hoek liep om de bal eruit te pakken.'

Hij is het hockey dankbaar. Zijn naamsbekendheid was handig bij het opzetten van een assurantiekantoor voor medici in 1973, waarmee hij nog steeds goed geld verdient. Zijn zoons werken er inmiddels ook.

'Maarten Sikking? Was u niet die hockeykeeper?', hoort hij zelfs nu nog, als hij zich ergens voorstelt. Door het hockey leerde eenling Sikking te opereren in een team - ook mooi meegenomen voor de rest van je leven. Maar bovenal kwam hij door het hockey in contact met Herman van Veen.

Stapelgek is Sikking op Alfred Jodocus Kwak, de sociale eend uit Van Veens animatiefilms en voorstellingen. 'Donald Duck is een domme duck, een eend die alleen in het leven is geroepen om veel geld mee te verdienen. Alfred is totaal anders, hij waggelt zelfs anders: Alfred is een eend met een hart.' Het gele stripfiguurtje bemoeit zich met grote onderwerpen als liefde, discriminatie, aids en vrede. Alfred is zo'n eend die een kanaal graaft vanuit zijn woonplaats Waterland naar Geen-Waterland.

Met Alfred wordt ook het meeste geld verdiend voor een eindeloze reeks kleinschalige projecten. In 1990 brachten Van Veen en Sikking de Alfred Jodocus Kwakkledinglijn uit, die wordt verkocht door Vroom & Dreesmann. Een percentage van de opbrengst is voor de AJK-stichting.
Dat geld gaat bijvoorbeeld naar Zuid-Afrika, waar op de mooiste plek in een wildpark, aan het meer, een leslokaal is neergezet met tien blokhutten eromheen. Mishandelde of zieke kinderen kunnen daar vakantiehouden en krijgen natuuronderwijs - het lesprogramma is opgezet door prinses Irene.
Sikking moet niks hebben van de 'marketingmachines' in de ontwikkelingssamenwerking. Hou een organisatie maar overzichtelijk en kijk uit met wie je zaken doet - vooral niet met (corrupte) regeringen. 'In Afrika geef ik geen geld aan mannen: ze zuipen het op en gaan vreemd. Aan de condooms krijg je ze niet. Daar zijn ze te trots voor. De vrouwen zijn voor mij nummer 1. Vrouwen kennen hun verantwoordelijkheid. Ik geloof alleen in vrouwen.'

Zelf is hij intussen wederom getrouwd, 'voor de derde keer, nou schei ik ermee uit', met de 'mooiste Balinese'. Sikking ontmoette haar toen hij een school opzette op het eiland. Het meisje verkocht sarongs op het strand. 'Ik zag haar en was meteen knalverliefd.' Hij rekende de hele stapel sarongs af en gaf ze weer terug: 'Wil je dit je hele leven blijven doen?' Nee dus. 'Ik ben met haar getrouwd toen ze 20 was. Toen kon het wel, vond ik.' De bruidsschat kwam uit op twee koeien en twee kalveren.
Sinds zijn hindoe-huwelijk op 1 januari 2000 woont hij beurtelings op Bali en in Bergen. Anderhalve maand op, anderhalve maand af. Zij drijft hun muziekcafé op Bali. 'Als dat café 500 euro per maand oplevert is het veel, al helemaal sinds de aanslagen. Maar wel veertien man aan het werk die ik allemaal doorbetaal. Ik kan niet kapot daar.'

Zijn oudste zoon (23) en zijn huidige vrouw schelen een paar maanden. 'Als jij maar gelukkig bent', was de reactie van zijn beide zoons op het huwelijk van hun vader. Sikking: 'Nou, ik ben héél gelukkig, zie je dat niet?'
Binnenkort vertrekt hij weer naar Bali, voor de eerste keer sinds zijn infarct. Naar zijn dochtertje van 2 en zijn vrouw, die opnieuw zwanger is. 'Charlie Chaplin werd na zijn 54ste nog acht keer vader. Dat red ik ook.'

Hij hobbelt weg op zijn rode vierwielbrommer. De dokter heeft het autorijden voorlopig even verboden.


Copyright: de Volkskrant