OH GOD!
interview: Piet De Loof



"Geloven is een recht"

mei 2021

Herman van Veen is 76 jaar geworden, een ‘jonge schilder in een oude muzikant’. Meestal volgt daarna de bedenking hoe vitaal hij nog is en hoe vaak hij nog optreedt, maar misschien is zijn-grootste kracht wel zijn blijvende evolutie, hoe hij en zijn werk blijven vervellen. Met liedjes van vroeger vertelt hij verhalen van nu in een muzikale stijl die nooit heeft opgehouden te evolueren. Door ontmoetingen en samenwerkingen, de laatste tijd misschien ook door het afscheid van zijn vaste begeleider-pianist Erik van der Wurff. Tijdens de lockdowns is Van Veen anders gaan schilderen, ‘matelozer’ zegt hij zelf, alsof de energie die hij op geen podium kwijt kon andere uitwegen vond.


‘Ik ben het voorbije jaar meer op muziek gaan schilderen. Als het ware kleurendansen. Bonte, vrolijke doeken, in een spel van licht en evenwicht.

Ik ben ook meer met kwasten gaan schilderen. Matelozer, een kleurrijk voorrecht.’

Op welke muziek schildert u dan?

‘Meestal op muziek van Bach. Hij is de dirigent van mijn kwasten. Ik dans als met een partner. Zelfs naar de verf toe beweeg ik op zijn maat.’

U bent pas begonnen met schilderen na de dood van uw vader. Kon of wilde u dat niet vroeger doen?

‘Het was op een sombere zondagmiddag, zo’n twintig jaar geleden, dat ik naar zolder liep en het oude, door mijn vader nagelaten grammofoonplatenkoffertje opensloeg. Met gevouwen handen keek ik naar wat daar lag: zijn paspoort, portemonnee, horloge, diploma’s... Mijn blik gleed naar mijn handen, handen die verbluffend veel op die van mijn vader lijken. In gedachten vroeg ik ze: Wat zouden jullie gaan doen, als jullie van mijn vader waren? Iets in mijn wezen zei: schilderen.
Ik heb toen doeken gekocht, tubes acryl, spuitbussen, kwasten, messen, borstels, sokken, T-shirts... en ben aan de slag gegaan. Licht in kleur gaan vangen, alsof je sneeuw bewaart.’

Zijn recentste schilderijen hangen, samen met werk van andere kunstenaars, verspreid over drie verdiepingen van het Herman Van Veen Arts Center,

Ik speel wat ik niet zingen kan. Schrijf wat ik niet schilderen kan. Eén groot vrolijk reddend zwemmen’

een witte villa in Soest te midden van een natuurdomein. We kijken een tijdje naar een tweeluikvan geschilderde woorden op een kleurrijke achtergrond. Het blijkt geen tekst te zijn, maar een zwierige, betekenisloze taal zoals in Van Veens onverwoestbare Harlekijn lied uit zijn beginjaren. Een kruisbestuiving van veelzijdigheid.

U zingt, schrijft, schildert, acteert. Heeft u die veelzijdigheid nodig?

‘Ik speel wat ik niet zingen kan en schrijf wat ik niet schilderen kan. Eén groot vrolijk reddend zwemmen. Ik heb me in die veelzijdigheid gespecialiseerd. Misschien wel geïnspireerd door de naamgever van onze onderneming: de harlekijn, een veelzijdig personage in de commedia dell’arte. Iemand die gekleed ging in een pak van lapjesstof. In een van mijn voorstellingen droeg ik ooit een jas gemaakt van stofjes uit kledingstukken van mijn ouders, kinderen en lieven.’

U speelt in normale omstandigheden gemiddeld 160 voorstellingen per jaar. Hoe heeft u die lockdowns en de coronacrisis persoonlijk beleefd?

‘Ik dacht telkens: volgende maand mogen we wel weer, het zal zo’n vaart niet lopen. Maar het liep zo’n vaart. Door de pandemie konden wij een jaar niet spelen. Hoe langer het duurde, hoe'onrustigerikwerd. Ik heb mijn hersenen telkens moeten uitleggen dat het even niet kon, en nóg even niet, en wéér even niet.
Ze weigerden het, na vijftig jaar wél spelen, te begrijpen. Ik heb toen. moeten besluiten zonder publiek te gaan spelen. Tot grote opluchting van mijn grijze cellen.’

‘Ik koppel de oorzaak van de pandemie aan de teloorgang van de biodiversiteit. Veel planten en dieren sterven uit. Dat betekent dat bestaande virussen het moeten doen met steeds minder beschikbare gastheren en dus springen ze van de ene naar de andere soort. Het coronavirus hield zich misschien wel miljoenen jaren schuil in bijvoorbeeld vleermuizen. Zonder die vleermuizen en andere levende wezens schade te berokkenen. Nu is het overgesprongen op de méns en zitten we wereldwijd ^ met de gebakken peren.’

Vijfjaar ygleden nam u deel aan een artistiek project in de Sint-Anna-ten-Drieënkerk in Antwerpen. Ook toen vanuit die veelzijdigheid: beeld, muziek, installaties. Hoe inspireert een kerk u?

‘Religie zie ik als een vorm van verbeelding. Voorstellingsvermogen. Zonder dat kunnen wij mijns inziens niet bestaan, leder geeft daar een eigen invulling aan en doet dgt op zijn eigen manier, of in een groep. Verbeelding is mijns inziens nodig als evenwicht van de werkelijkheid. Als contrapunt, zoals je in muziektermen zou zeggen. Ik las zojuist in een wetenschappelijk werk over geur dat geurmoleculen er eerder waren dan de gewassen. De geur ging als het ware voor de roos uit. Inspiratie als startpunt van materialisatie. Hoe prachtig is dat? Eerst was er de adem.’ ‘God is de wind, je ziet alleen wat hij, het, zij, beweegt. Een mens zonder voorstellingsvermogen is als een steen. De vraag blijft: uit wiens voorstellingsvermogen zijn wij?’

Uw ouders waren niet gelovig, uw opa wel. Waar bevond u zich als kind tussen die uitersten?

‘Ik geloofde wat mijn opa zei, en wat mijn vader zei en mijn moeder, ook al vonden zij het tegenovergestelde. Voor mij was het zo: dit is wat opa gelooft, dit is wat mijn vader gelooft enzovoort. Ik zag mijzelf nog niet aan de beurt. Nu, met 76, begrijp ik de functie van dat geloven.’

Heel wat zangers gingen in de jaren 1970 hevig tekeer tegen Kerk en geloof. Dat deed u niet. Was dat een bewuste keuze?

‘Geloven is een recht. Een vorm van meningsuiting, overtuiging. Zo lang je het een ander maar niet oplegt. Ik denk nu aan mijn opa die mij ooit vertelde van een geworpen steen, van hij die van zonden vrij is.'

U nam meer dan één cd op rond Kerstmis - die met Ton Koopman werd een echte klassieker. Is Kerstmis voor u iets bijzonders?
‘Ja, misschien wel omwille van het getal drie. Mijn grootvader vertelde ooit van die drie-eenheid: lichaam, geest, ziel. De vorm van een kerstboom, een oud Germaans geloven. Met Kerstmis kwam bij ons alles bij elkaar. Wij en de opa’s en de oma’s. Dan werd er verteld, gelachen en -gezongen. Kerstmis was ‘thuis’. Voor mij is dat altijd zo gebleven.’

Zit er nog altijd een oud Mariabeeldje in uw vioolkist?

‘Jawel. Voor elk concert kus ik een klein sieraad van plastic, waarin zich een afbeelding bevindt van Maria. Ik kreeg dat ooit, zo’n 45 jaar geleden, van een oude mevrouw, die mij uit het niets benaderde omdat ze gevoeld had dat het met mij friet zo goed ging. Ze sprak me aan in Antwerpen over de heilige onverschilligheid. Gaf me als taak dat te leren begrijpen. Na de thee gaf ze mij dit kleinood. Ik koester dat - vraag me niet precies waarom. Alles aan die vrouw was hartelijk. Toen ze stierf, liet ze me vijfduizend gulden (ong. 2.500 euro, red.) na met de opdracht dat te besteden aan kinderen die het moeilijk hadden. Mevrouw De Vries. Ik denk vaak aan haar als het eventjes niet meezit. In sprookjes zou je zeggen: ze was een engel.’

Wat betekent dat voor u, ‘heilige onverschilligheid’?

‘Christus zegt: zij zeggen het. Dat is heilige onverschilligheid. Ze weten niet beter. Die attitude, die is heilig onverschillig, die is met respect onverschillig, om het zo te zeggen. Een steen is heilig. Die zegt niet sorry als je er over struikelt. Die zegt: pense un peu.’

Het thema van de vorige editie van dit magazine was ‘Schoonheid - Goedheid - Waarheid’. Hoe verhouden die drie zich tot elkaar volgens u?

‘Ik zie de schoonheid als de moeder van de waarheid.’
In en rond het Arts Center in Soest organiseert Harlekijn Holland voorstellingen, concerten, festivals, exposities, lezingen en wandelingen. Jong talent v kan er zich tonen.

Die jonge kunstenaars zijn soms een halve eeuw jonger dan u. Is het voor hen moeilijker om nu een jonge kunstenaar te zijn dan toen u dat was?

Toen wij studeerden, schreven we alles op. Er waren geen mobiele telefoons of laptops. Wilde je telefoneren, moest je naar een telefooncel, wachten in een rij. Wilde je iets weten? Dan moest je een zwaar deel van een encyclopedie van een hoge plank tillen of naar een muziekbibliotheek voor een partituur. We leefden in het tempo van een potlood. Op je brief kreeg je een week later antwoord. Er is nu een onwaarschijnlijk aanbod.
Als jonge kunstenaar kun je getuige zijn van honderdduizenden artistieke initiatieven. Als je je daar niet voor kunt afsluiten, heb je een probleem.
Ik zou niet weten hoe daarmee om te gaan, dat hoef ik ook niet. Maar het lijkt me niet eenvoudig.’

Wat wilt u voor hen zijn?

'Jonge mensen kunnen bij ons voorat getuigen zijn van hoe wij, de inmiddels oudere mensen, het doen. Een beetje in de traditie van de oude

kleinkinderen brengen je op fenomenale wijze in verlegenheid’

?

ambachtslieden. Zo ontstaat er een dialoog. Dan vliegen ze uit. Het zijn er inmiddels honderden. In ons Gallerycafé hangen de meeste van hun portretjes.’

Door wie bent u zelf beïnvloed -misschien zelfs meer dan u op dat moment kon denken?

‘Ik heb om niemand zo hard gelachen als om Toon Hermans. Was, denk ik nu, verliefd op Bob Dylan. Jaloers op Jacques Brei. Wou soms dat ik zo kon schrijven als Judith Herzberg of Marguerite Yourcenar, kon dansen als Michail Barysjnikov, schilderen als James Ensor, gitaarspelen als Edith Leerkes. Er zijn zoveel mensen die mij gekleurd hebben. Het is een hele rij, bij mij wanneer ik wil.’

Wat hebben uw kinderen/kleinkinderen u geleerd?

‘Schoon kijken. De kracht van de verwondering. De spiegels die ze zijn. Kleinkinderen brengen je op fenomenale wijze in verlegenheid. Alleen al als ze je zien. Het is... tovenarij.

Op Spotify kan je zien welke liedjes het meest worden gestreamd. Bij u zijn dat Hilversum 3, Anne, Toveren, Opzij en Suzanne. Wat opvalt: dit zijn, met uitzondering van Suzanne, allemaal vrolijke, optimistische liedjes. Verrast u dat?

‘Nee. Ik ben immers over het algemeen een vrolijke man. Opmerkelijk vind Ik wel dat drie van de vijf kinderliedjes zijn.’

Veel mensen zullen u niettemin verbinden met melancholie, hun eigen leven, herinneringen. De arrangementen van oudere nummers dragen daar ook toe bij. ‘Dat tedere gevoel’, ‘In de jaren 60’, ‘Cirkels’... klinken in hun oorspronkelijke LP-versies veel speelser en meer onbezonnen dan nu.

‘Het zou vreemd zijn als dat niet zo was. In die jonge jaren was het vaker een tasten wat je deed, een voorzichtig zoeken. Nu vaar je op ervaring naar het ongewisse.’



‘Soms ontdek ik er weer eentje uit vervlogen dagen. Ik zing dat dan een tijdje en leg uit waarom. Door het verstrijken van de tijd krijgt veel van je werk vaak een andere betekenis.
De meisjes uit vervlogen dagen, bijvoorbeeld. Toen ik dat zong, wist ik nog niet dat de schrijver Willem Wilmink het had over een meisje dat op een woonboot
woonde waarvan hij het adres daarna niet meer kon vinden.’ ‘Dat kantelen mag ik graag gebruiken. Denk nu aan wat Judith Herzberg ooit schreef: Het is altijd anders dan je denkt. Ook als je denkt het zal wel anderszijn dan ik denk. Dan is het nog anders dan je denkt. ’

Zijn er dingen die u graag vroeger had ontdekt in uw leven?

‘Daarover denken is zinloos.’

U zei ooit dat u van uw vader bij een vallende ster een wens mocht/moest doen, maar dat het ‘zelfs na 50 jaar proberen’ nooit is uitgekomen. Wilt u toch nog eens een poging doen?

‘Vrede op aarde en een welbehagen in alles wat er is en leeft.’



interview: Piet De Loof