AD / UN Dennis Jansen |
Herman van Veen (75): | 14 mrt 2020 |
Interview: Hij peinst er niet over te stoppen. Herman van Veen viert vandaag zijn 75ste verjaardag en wil doorgaan tot zijn 100ste. Een interview aan de hand van vijf ‘oude’ liedjes uit zijn nieuwe voorstelling. De vioolvingers omklemmen het touw, de benen wapperen in de lucht, de ogen glunderen. Herman van Veen heeft plezier: hij schommelt. Nu voor de fotograaf, maar schommelen doet hij sowieso, als hij daar zin in heeft. Het interview met de zanger, violist, schrijver, muzikant, acteur en schilder vindt plaats op Landgoed De Paltz, op de Utrechtse Heuvelrug, waar hij sinds vijf jaar kantoor houdt. Nergens is het zo mooi als hier, vindt hij. Een kronkelpad wijst de weg naar het Herman van Veen Arts Center, dat sinds 2015 in het hart van het gebied staat. Je komt er ook het huisje tegen van Alfred Jodocus Kwak, de door Van Veen bedachte weeseend, en een theatertje. In het landhuis uit 1876 exposeert Van Veen zijn schilderijen, en andermans werk. De kantoren zijn beneden, er is een café en in de galerieshop is hij alomtegenwoordig; op foto’s en aanplakbiljetten, in boeken en op cd’s. Mocht hij er ooit niet meer zijn, dan is dit zijn reusachtige nalatenschap. Het tastbare als aanvulling op de herinneringen aan duizenden voorstellingen. Zijn nieuwe show komt eraan: Herman van Veen - 75 ‘Dat kun je wel zien dat is hij’. ,,Een reis langs alle aspecten van mijn leven, de fases en ontwikkelingen’’, zegt de podiumkunstenaar die in Utrecht opgroeide, driemaal trouwde en vader is van vier volwassen kinderen. Met Marijke, zijn eerste vrouw, kreeg hij Valentijn en Babette, met actrice Marlous Fluitsma Merlijn en Anne. Inmiddels is hij meer dan dertig jaar samen met de Waalse actrice en danseres Gaëtane Bouchez. Op ons verzoek zocht hij voor dit interview een aantal liedjes uit die hij in zijn nieuwe voorstelling zingt en die betrekking hebben op zijn leven. In een mist
,,Mijn huwelijk met Marijke was een kleuterhuwelijk. Een collega van mijn vader had een dochter, mijn vader had een zoon. We groeiden met elkaar op, waren voor elkaar voorbestemd, dachten we. Het was een zoet, romantisch verhaal. Maar soms lopen dingen anders dan gedacht. De vrouw die de mijne eens was. Het is een tekst van Remco Campert, maar ik herken er veel in. Een letterlijk gebrek aan zicht op je eigen situatie. Er kwam een andere werkelijkheid dan je had voorzien. Mensen hebben grote verwachtingen, maar die worden ingehaald door de werkelijkheid. Ik zou onderwijzer worden... Ik denk dat die onderwijzer nog met Marijke getrouwd zou zijn, maar ik werd een reiziger. Daar had zij niet op gerekend, ik ook niet. Je raakt raakvlakken kwijt. ,,Dat laatste gebeurde ook in mijn tweede huwelijk. Onze paden liepen uiteen. De scheidingen waren zwaar en verdrietig, maar ik houd nog steeds van hen. ,,Mijn relatie met Gaëtane begon in de achteruitkijkspiegel. Ik bracht haar ooit naar huis in Brussel. We kenden elkaar net. Toen ze was uitgestapt, zag ik in de spiegel dat ze zwaaide. Onze liefde is onvoorwaardelijk. Bij haar vind ik rust, bij haar hoef ik niets. Vanmorgen hebben we een lange wandeling gemaakt. Dan wordt er niet veel gezegd. Er wordt geglimlacht. Gekeken. Gewezen. Kijk. Goh. Jee. Het is mooi, man. Die verliefdheid is er altijd. Ik hou ontzettend veel van deze vrouw. Al dertig jaar.’’ Anne
,,De kinderen, ik heb dat altijd geweldig gevonden. Twee meisje, twee jongens. Ze zijn allemaal het vak ingegaan. Babette acteert en zingt - vergeet dat niet, dat kan ze heel mooi -, Anne schrijft en maakt theatervoorstellingen. Merlijn heeft het conservatorium in Den Haag gedaan. Hij reist de hele wereld over, geeft seminars over geluidsopnametechnieken. Valentijn, de oudste, deed Europese studies en werkt nu hier in de organisatie. ,,De kinderen zijn mijn maatjes. We hebben het goed. Ze zijn heel dichtbij, altijd geweest. Gevoelsmatig en letterlijk. We zien elkaar veel, ook omdat ze in het vak zitten. Bovendien heb je tegenwoordig de digitale middelen. Ik ben de rotonde, de pater familias. Soms bellen ze precies op het juiste moment. Dan hangt Babette ineens aan de lijn. ‘Zit je te piekeren, pap?’ vraagt ze dan. Geeft ze advies: ‘Misschien moet je eens zus en zo’. Dat ik dan denk: hoe weet zij nu dat ik wil zus-en-zoën?’ ,,Bij mijn kleinkinderen - ze zijn 19, 15 en 6 - valt je mond open. Ze brengen je op fenomenale wijze in verlegenheid. Alleen al als ze je zien. Het is tovenarij. Edith (Leerkes, gitarist), mijn maatje op het podium, heeft ook een kleinzoon. Kobus. Dan zeg ik tegen het publiek: ‘Wilt u Edith zien lachen? Zeg dan Kobus.’ Krijgt ze zó’n smile. Niet alleen zij, maar de hele zaal. Kleinkinderen, het is een mirakel. Ik heb er weleens een grapje over gemaakt: ‘Als ik had geweten hoe leuk kleinkinderen waren, had ik die eerst genomen’.” Suzanne
,,Ik ben niet gelovig opgevoed. Mijn moeder was tegen. Mijn vader had zoiets van: als mensen geloven, laat ze hun gang gaan. Van de week reed ik ’s nachts uit Antwerpen. Was er een gast op de radio. Die zat in een enorme overdrive van het geloof. Dat is hartstikke valide. Maar het is wel zíjn geloof. Ik heb dat niet. Ik vind dat opmerkelijk; Leonard Cohen, die het liedje maakte, vond dat vreemd. ,,De vertaling is van Rob Chrispijn (een tekstschrijver met wie Herman van Veen al meer dan vijftig jaar samenwerkt). Zij geeft je pepermuntjes, want ze geeft je graag iets tastbaars. Dat staat dan weer haaks op dat geloof. Rob heeft het zo goed gedaan, elke zin is raak. Als je dit lied met biljarten vergelijkt, zijn het allemaal caramboles. ,,In het café kwam een man naar me toe. Hij zei: ‘U bent het toch? Herman van Veen? Mijn vrouw was gek op u, ik niet.’ Hij begon te vertellen. Ze was overleden. Na de dood van zijn vrouw is hij van veel dingen gaan houden waar zij van hield en hij niet. Nu ben ik een soort nieuwe minnaar van hem. Hij was van mij gaan houden. Je ontmoet als het ware jezelf door de ogen van een ander. Soms heb je dat niet in de gaten.’’ Liefde van later
,,Ik ben geboren in de Tweede Wereldoorlog, kort na de Hongerwinter. Pa zat in het verzet. Mijn ouders hadden om kwart voor 10 ’s avonds gehoord van D-day. ‘Hoeffie’, zei mijn vader tegen mijn moeder (ze heette Alberdina Verhoef), ‘de bevrijding komt eraan, laten we aan een jongetje beginnen’. Ik ben uit liefde en hoop geboren. Hoop op een betere toekomst. Dat het nooit meer oorlog zou worden. Die mensen hadden vijf jaar in de ellende gezeten. ,,Mijn vader werkte bij Het Parool in Utrecht. Hij was letterzetter/typograaf en onderwijzer op de grafische school. Later werkte hij bij een drukkerij. Hij kreeg te maken met tijdschriften en boeken, daar rook hij aan. Aan de inkt. Doe ik zelf nu ook. Het is een van de redenen dat ik na zijn dood ben gaan schilderen. Om de inkt te ruiken. Hem in leven te houden. ,,Hij liet een koffertje na. Met van alles erin. Paspoort, oorlogspapieren, diploma’s, medailles. Toen ik het opende, zag ik mijn eigen handen aan voor die van mijn vader. ‘Wat zouden jullie nu doen?’ vroeg ik aan die handen. Het antwoord was: schilderen. Hij had het altijd gewild, maar het was er nooit van gekomen. Ik geef zo nog invulling aan zijn leven en kom zelf tot rust. Ik ben altijd en overal onder de mensen, met optreden en muziek maken, behalve als ik aan het schilderen ben. Dan kan ik blijven doorgaan, al is het 3 uur ’s nachts. ,,Ik denk graag aan mijn ouders, ik kan heel blij worden van herinneringen. Mijn moeder die in de deuropening staat met haar schort om en haar armen over elkaar. Kijkend waar we bleven en dan schreeuwen: ‘Hermàààààn!’ Ik had twee fantastische ouders. Ze waren er gewoon, voor ons en elkaar. Ze sliepen bij wijze van spreken arm in arm in bed. De manier waarop zij naar elkaar keken, zo liefdevol. ,,Ze overleden in 2000, vier maanden na elkaar. Mijn vader was na de dood van mijn moeder bij ons komen wonen. Dagenlang vroeg hij of ik zijn stoel wilde halen die in de verzorgingsflat was achtergebleven. Dat duurde even. Ik vond ’m te groot en lelijk. Toen we ’m gehaald hadden met een busje, ging hij er meteen in zitten. Een dag later gingen Gaëtane en ik op vakantie. Die nacht is hij gestorven, in de stoel. Met een jenever en een glimlach. ,,In mijn vioolkist heb ik nog altijd een foto van mijn ouders. Ik durf het toneel niet op zonder naar die foto te hebben gekeken. Daar geneer ik me niet voor. Ik put er kracht uit. Ik kan letterlijk vragen: ‘Pa, hoe zou jij dat doen?’ Dan weet ik meteen wat hij zou zeggen. Het kan nog steeds gebeuren dat ik een vlek op mijn broek krijg en denk: even moe vragen. Sterker, ik loop nog weleens naar de telefoon om haar te bellen. Om dan ineens te denken: o shit, ze is er niet meer.’’ Later
,,Ben ik nu in het later? Of is dat over tien jaar? Twintig misschien? De kans dat er een later is, hangt af van ongelooflijk veel aspecten. We sterven heel bedaard, schrijft Carmiggelt. Als je het hebt over ouder worden, komen er meer vragen. Terwijl je vooraf denkt: er komen minder vragen, want er zullen wellicht meer antwoorden zijn. Dat is niet zo. Je hebt meer zicht op de zaak, op wat is geweest. Je wilt weten hoe sommige dingen in het leven gegaan zijn. Welke knopen je er nog uit kunt halen. De antwoorden liggen in de geschiedenis. En die geschiedenis wordt almaar subtieler en genuanceerder. Terugkijken is fascinerend, bijna therapeutisch. ,,Vijf-en-zeven-tig ben ik. Holy fuck. Ik vond vijftig jaar al bijna niet te doen. Maar ik heb het gevoel dat ik toen veel ouder was dan ik nu ben. Ik ben fitter en actiever dan ooit, speel 140 à 160 voorstellingen per jaar. Natuurlijk, je raakt ongelooflijk veel mensen kwijt. Aan de andere kant: er komt ook van alles bij. ,,Ik zie het terug in de theaters. Laatst nog op zondagmiddag in de Koningin Elisabethzaal in Antwerpen. Toen het zaallicht aanging dacht ik: hè, dit kan niet waar zijn. Mijn generatie, of wat daar nog van over is, zat er, maar ook hun kinderen, en hún kinderen. Dat is mooi. ,,Mensen vragen: ‘Meneer Van Veen, hoe komt het dat u zo vitaal bent? Wat doet u dan?’ Het is genetische mazzel, daar begint het mee. Maar ik dans, ik speel. Het houdt me fit. De longen, de spieren, het denken. Mijn huisarts zegt: ‘Mensen die ouder worden zouden juist méér moeten doen. Stilzitten is niet oogsten’. ,,Natuurlijk denk ik weleens aan de dood, maar ik hoop dat ik er niet bij ben. Spelen is leven. Remco Campert heeft al 26 keer gezegd: ik stop met schrijven, maar hij is beter dan ooit. En wellicht ís hij zo oud, omdát hij blijft schrijven. Als ik niet meer kan spelen, dan is het gedaan. Dan is het op. Spelen is voor mij het grootste geluk. Als het niet meer kan, dan is deze meneer niet meer aanwezig. Ik zal proberen tot mijn honderdste op te treden. Er zijn mensen die zeggen: ‘Moet dat nou nog?’ Dan zeg ik: ‘Vooral blijven zeggen, en niet komen’.” Naar aanleiding van zijn verjaardag verschenen de verzamel-cd Een keuze live thuis en het boek Bevrijdingskind, geschreven samen met Rob Chrispijn (Thomas Rap, €22,50). Herman van Veen - 75 ‘Dat kun je wel zien dat is hij’ is tot en met 18 oktober in het hele land te zien. Daarna staat Herman van Veen tot en met 5 december in Carré in Amsterdam. |