DAGBLAD vh NOORDEN
JACQUES J. D'ANCONA

Visscher: ‘Meestal sta ik te springen’

3 augustus 2020

GRONINGEN Uit de maand maart staan nog vijf voorstellingen open in Carré. Bert Visscher zal ze in april inhalen. Intussen zingt hij en leest verhalen. De opmaat naar een nieuwe zetting op tournee.


De meester van de opwinding houdt zich af en toe geweldig in. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de invloed van pianist/arrangeur Reinout Douma, de muzikale maestro. Het was de bedoeling dat ze samen op pad gingen met de 42 leden van het Noordpool Orkest, maar dat kan nu even niet.

Ze hebben er iets op gevonden. In de eerste plaats een warmbloedig strijkkwartet van vier vrouwen uit het orkest, die alles beeldend verklanken tussen het stampende Bella Ciao, Morricone en Louis Armstrong. Dan heb je dus meteen een concert. Bovendien, waar Visscher verschijnt, ligt een gekke titel voor de hand. In dit geval: Hoor de engelen zingen. Akkoord. Dit weekeinde waren ze één avond in De Oosterpoort en drie keer in Oosterwijtwerd.

De jaren tachtig. Het begin van wat aanvankelijk totaal niet op een mateloos succesvolle theatercarrière leek, heeft Bert Visscher gedeponeerd in twintig anekdotische observaties uit het barre leven van een starter. Zijn boek komt omstreeks oktober uit. Bril op, brilletje af vestigt hij zich met stemverheffing op een kruk. Zich af en toe verbazend over wat hij heeft opgeschreven, lijkt het. „Zo vaak lees ik niet voor. Meestal sta ik te springen...”

Soms kwam er nul man publiek, soms was de vraag of er voor zes of acht personen toch gespeeld zou worden. De mensen moesten wennen aan het personage van een Eskimo op zeehondenjacht. Het aura van de horecabaas in zaal Meursinge in Westerbork was in die dagen om-vangrijker dan dat van Visscher. Hij doorstond het, de vernederingen die hem te beurt vielen bij allerminst culturele samenscholingen van studenten in Utrecht en Groningen. „Laat die gozer zijn grapjes maken.” Maar gaandeweg werd duidelijk dat Bert pathos pakt als je ’t hem gunt, al vroeg hij zich op weg naar Zevenaar in die tijd af wat hij daar te zoeken had en of hij er niet beter aan deed te stoppen.

En als hij de komiek drastisch uit zijn frame verwijdert, borrelen de vocalen op. Opgestuwd door Douma, Dionne Nijsten (cello) en de violistes Hieke Dam, Danna Paternotte en Annelieke Marselje, laveert Visscher van Kaandorp en een woeste versie van Mooi (Maarten van Rooz-endaal) naar een imponerende reconstructie van Marieke van Jacques Brel. Legendarische namen. Daar is hij van. Dus komen Toon Hermans en Herman van Veen voorbij en bewijst hij dat hij hen met een ingetogen vertolking recht doet. Ach ja, als Reinout Douma zich wil uitleven op Cinema Paradiso van wijlen Ennio Morricone, kan dat. Een subliem eerbewijs.

Op een gegeven moment raken de uitersten elkaar en hoor je repertoire van Ramses Shaffy, Tom Waits en Bram Vermeulen. Hij staat er weer, Visscher heeft het theater zeer gemist.
Dat voel je.



Jacques J. D'ANCONA