Algemeen Dagblad
Theo Hakkert

Weduwe Willem Wilmink: Hij was een man van wie je moest afkicken

19 jan 2019

Wobke Wilmink, de weduwe van de in 2003 overleden schrijver/dichter Willem Wilmink, had na diens overlijden 15 jaar nodig om bij te komen.


Wat gebeurde er toen je Willem Wilmink voor het eerst ontmoette?
,,De allereerste keer was in Amsterdam bij Piet de Leeuw, een restaurant aan de Noorderstraat waar hij iedere avond zat te eten. Dat wist ik toen nog niet. Ik was goed bevriend met Frank Kramer, de oud-voetballer en commentator. Die at daar ook af en toe. Ik geloof dat Willem er die avond al zat. Frank zei dat hij bij ons aan tafel moest komen zitten. Zo hebben we ons eerste contact gehad. Die man moet helemaal gek van mij geworden zijn. Ik zat bij de Rode Vrouwen, bij de feministes. Moest hij niets van hebben. En ik zat in een heel moeilijke situatie met mijn ex."

Was dat toen al wel je ex?
,,Nee, maar wel bijna, hoor. Willem kwam ook uit zo'n situatie. Toen zijn wij naar zijn etage op de Prinsengracht gegaan, diezelfde avond nog. Frank wilde graag een belangrijke voetbalwedstrijd zien, ik weet niet meer welke. Willem zei: 'Kom bij mij kijken. Ik heb net een nieuwe kleurentelevisie gekocht.' Toen interesseerde voetbal me nog geen ene malle moer. Ik kreeg een boek van Willem in mijn handen gedrukt: Voor een naakt iemand. Dat had hij helemaal geschreven op de scheiding met Noor, zijn eerste vrouw. Ik las het en dacht: deze man snapt precies waar ik mee zit. Toen ik die avond thuiskwam, dacht ik: hem wil ik wel eens spreken. Ik vond het zo aantrekkelijk iemand te weten die wist van de problemen waar ik in zat. Gelukkig stonden er maar drie Wilminks in het telefoonboek van Amsterdam, ik kreeg hem al snel aan de lijn. Jouw boek sluit aan bij mijn situatie, zei ik. Leuk, kom maar langs, zei Willem. Ik weet waar je woont, zei ik, maar ik wist helemaal geen huisnummer. Heb ik 'm in een eetcafé in de buurt weer gebeld. Woonde hij drie huizen verder. Ik aanbellen. Het was meteen kaboem raak. Dezelfde avond nog lagen we in bed."

Heb jullie het überhaupt nog over het boek gehad?
,,Over het boek? Welk boek? Welnee, ha ha ha, dat heeft nog nooit iemand gevraagd. Ik heb het nog wel." Als er iemand is die weet hoe je café Het Bolwerk in stijl binnenkomt, dan is het Wobke Wilmink (70). Ze staat nog, haar jas half uit. ,,Een Duvel graag, maar niet uit de koeling. Dat is te koud." De serveerster haalt voor haar een flesje uit de kelder. ,,Helemaal goed. Het is nog maar 13.00 uur, maar dit was Willems stamkroeg. Dus. Proost!" Wobke Wilmink was de laatste 27 jaar van diens leven de vrouw van Willem Wilmink (1936-2003), de dichter uit Enschede die naar Amsterdam trok en naar Enschede terugkeerde. Hij schreef een ongekend groot aantal gedichten en liedteksten, voor televisieprogramma's onder andere. De film van ome Willem, De Stratemakeropzeeshow, Kinderen voor Kinderen. Bekende liedjes zijn Hilversum 3 bestond nog niet, Frekie, De bom valt nooit. Het onsterfelijke gedicht Ben Ali Libi is van hem. Het scenario voor Het Verhaal van Kees. Te veel om op te noemen, en iedereen kent het. Dinsdag verschijnt de grote biografie van Willem Wilmink, geschreven door Elsbeth Etty. Het boek wordt volgende week zondag gepresenteerd tijdens Lutterzand Literair.

Maar nu terug naar het bed van Wilmink, ergens op een zolder aan de Prinsengracht.
,,Het is nooit meer uitgegaan, omdat Willem en ik echt besloten: we gaan niet buiten de pot pissen. Daar hadden we onze bekomst van. Het is altijd bijzonder en leuk gebleven, met z’n moeilijke tijden.”

Niet om te oordelen, maar wat ging het ongelofelijk snel, ook daarna.
,,We woonden al kort daarna samen. We hadden allebei behoefte aan geborgenheid en vertrouwen. Allebei meteen. Bij Willem is dat later een beetje doorgeslagen omdat hij angst kreeg dat ik weg zou gaan. Hij dorst ook nooit ruzie te maken. Ik heb hem dat moeten leren, ruziemaken. Soms heb je iets waar je fel over wilt discussiëren. Ik wil op een gegeven moment kunnen zeggen waar het op staat. Maar dan trok hij zich terug en deed helemaal niks meer. En dat was, heb ik geleerd uit deze biografie, uit angst dat ik zou zeggen: bekijk het. Dat is wat zijn hele leven beheerst heeft: angst. Echt angst. Hij kwam uit een relatie. Zijn vrouw hield er openlijk andere mannen op na. Moest hij ook maar doen, met andere vrouwen naar bed. Daar kon hij niet mee omgaan.”

Ze vertelt hoe ze begin januari 1978 samen op een feestje waren.
,,Op een moment stond ik met een man te kletsen. Want dat doe je op zo’n avond. Geen idee meer hoe hij eruit zag of wie het was. Willem werd steeds kwader. Hij was zo bang dat ik zo’n man leuker zou vinden.”

Een minderwaardigheidscomplex?
,,Dat zal er ook mee te hebben maken. In de biografie zie je dat ook. Hij schreef de prachtigste gedichten voor de meisjes, maar met hem naar bed wilden ze niet.”

Het lijstje met vrouwen met wie hij het heeft geprobeerd is zo pijnlijk lang dat het bijna komisch wordt.
,,Op de een of andere manier vond hij het ook wel leuk er een gedicht over te maken. Hij zat toentertijd in een keurslijf. Ik zei ook wel eens tegen hem dat ik helemaal niet voldeed aan het soort vrouw waar hij altijd mee wilde gaan. Zijn ex-vrouw, Noor, was een heel mooie vrouw, slank en zo. Dan dorst hij niks meer te zeggen. Hij vond het vreselijk als ik erover begon. Maar het was wel zo. Hij wilde altijd hogere meisjes. Tutjes. Maar gestudeerde tutjes.”

Kende je zijn werk toen al wel?
,,De film van ome Willem, De Stratemakeropzeeshow. Ik wist alleen niet dat hij daaraan meedeed. Je keek niet naar de aftiteling. Ik kende hem eigenlijk helemaal niet, ook niet van naam.”

Wat veranderde er voor jou toen?
,,Heel veel. Eigenlijk heb ik door Frank Kramer geleerd dat het ook anders kan met je leven. Je hoeft niet te blijven hangen. Met Frank kon ik ontzettend goed praten. Gingen we rijden in zijn oude Eend, met allemaal rotzooi erin. Gingen we praten en praten. Reden we naar Wijk aan Zee, niet eens het strand op. En maar praten. Daardoor besefte ik dat ik niet goed wijs was om in die situatie te blijven zitten. Je hebt iemand nodig die jou laat zien dat je niet goed bij je hoofd bent dat je het allemaal pikt. Een paar dagen later leerde ik Willem kennen. Dat sloeg ook meteen enorm in.”

Wat een merkwaardige week.
,,Zeg dat wel. Hoe je daar allemaal doorheen komt. Je kan dan ook alles. Ik was nog maar 29. Dan heb je een vreselijke energie. Toen ben ik door mijn ex min of meer het huis uitgegooid.” Haar stiefvader bouwde op dat moment woningen in Capelle aan de IJssel. Hij kon ervoor zorgen dat de eerste woning voor hun was. “Ik wilde een uur van Amsterdam. We hebben het daar fijn gehad. Willem was altijd aan het rekenen. We hebben precies duizend nachten in Capelle gewoond.”

Deed hij dat, rekenen?
,,Hij deed niets anders dan rekenen. Het gaf hem een bepaalde ordening in zijn hoofd, dat had hij nodig. Dan had hij zijn brein weer op orde.” Nu we toch in Het Bolwerk zitten een sprongetje: jullie gingen naar Enschede. Voor jou een stap, voor Willem was het thuiskomen. ,,Kerst daarvoor waren we in Enschede. Zijn moeder woonde hier op de boulevárt, zoals hij dat zei. Hij liet mij de Javastraat zien. Zijn geboortehuis. Het was te koop en ook twee huizen in het stuk waar wij later terecht zijn gekomen. Een van de huizen had een opkamer. Vonden we mooi. Konden we voor een habbekrats kopen. Ik merkte meteen een verandering bij Willem. Zijn connectie met Enschede.”

Wobkes dochters maakten de Havo af in Zeist. Willem en Wobke gingen alvast naar Enschede.
,,We hadden heel leuke Enschedese verhuizers. Ze hadden zo’n lol. En de mannen waren heel kien. Er stond een krat Duvel in de verhuiswagen. Die zetten ze eerst in de keuken. En daarna de bank. Dus Wim ging zitten op die bank, met een Duveltje en zei alleen maar: ‘Zo!’ Ik wist meteen: die gaat hier nooit meer weg.”

Ben je nog veel met hem bezig?
,,Nu weer door de biografie, maar ik ben niet voor niets vijftien jaar alleen geweest. Ik had dat echt wel nodig. Denk ik, achteraf.”

Hoezo?
,,Het was wel een man van wie je moest afkicken, om het zo te zeggen. Ik bedoel het niet naar. Nu door de biografie zie ik hoe ik daarmee bezig ben geweest, dat met Willem. Hoe ik dingen voor hem moest regelen, maar ook wat ik voor hem moest achterhouden. Mijn meiden waren er ook zo op ingesteld. We hadden een soort driespan. Niet tegen Willem, maar voor Willem. We wisten van sommige dingen meteen: als hij dit weet, is hij daar dagen kapot van. Dat hielden we dan stil. Ik ben vijftien jaar alleen geweest. Dat was nodig. Om mezelf te resetten. Nu kan ik ook gemakkelijk over hem praten.”

Heb je veel van zijn creatieve proces meegemaakt?
,,Het begin en het einde. Het begin was altijd een drama van een uur. ‘Moet ik dit weer doen voor het geld?!’ Maar dan ging hij aan het werk. Van het proces zelf hoorde ik alleen de typemachine.”

Las hij dan later voor?
,,Niet wat hij voor televisie maakte. Wel eens als hij zelf tevreden was over een gedicht. Ben Ali Libi liet hij mij lezen. Hij zag het als een ambacht. Klokslag half 6 kwam hij beneden. Dan hoorde je zo’n Grolschflesje open gaan en ging hij zitten. ‘Zo, ik heb het weer verdiend.’ Een biertje, bedoelde hij. En natuurlijk had hij zijn licht-autistische trekjes. Hij sloeg zo hard op zijn typemachine, dan sloegen de o’tjes door het papier. Ging hij een hele middag aan de achterkant een stukje papier plakken zodat de o’tjes weer dicht waren. Dat was nou Willem.”

Hij had een hechte band met Harry Bannink, de componist.
,,Een enorme vriendschap bestond er tussen deze twee Tukkers. Willem was helemaal kapot toen Harry overleed. Dat is ook niet best geweest voor zijn gezondheid. In die tijd kwam Willem Twente al niet meer uit. Toen zijn jongste zoon trouwde, Rutger, kon hij er niet naartoe. Ik wist van tevoren dat hij het niet kon. Ik zei: ‘Zeg nou eerlijk dat je het niet redt. Dan kan hij zich daar op instellen.’ Maar hij zei niets. Wat voor een enorme verwijdering heeft gezorgd. Ze trouwden op de Keizersgracht. De mensen stonden op het bordes te wachten. Kwam er geen Willem uit de auto. Ik hoorde ze zeggen: ‘Dan hebben we voor niks gewacht’. Een mens zit soms moeilijk in elkaar.” En ondertussen bestierde Wobke Wilmink het huishouden. ,,Als de belasting was geweest, maakte ik speklappen. Dan schrok hij altijd en vroeg: ‘Moet ik weer wat doen voor geld, Wob?’ Mensen zeggen dat Willem moeilijk met geld omging. Is niet waar. Prijzengeld, daar was hij op gesteld, dan kon hij weer eens nee zeggen. Als Willem geld had willen verdienen, had hij met Joop van den Ende in zee kunnen gaan. Joop wilde dat graag. Maar iemand die daar werkte, waarschuwde hem: Joop belt je ‘s nachts wakker dat je meteen naar Aalsmeer moet komen om een tekst ter plekke te veranderen.”

Lange tijd was er dat gevecht om erkenning.
,,Toen hij hier woonde niet meer. Hij werd in Enschede meteen opgenomen. Vond hij geweldig. Mensen gingen aan de gang met zijn teksten. Het gaf hem zo’n vertrouwd gevoel dat mensen hem hier weer waardeerden. Het is misschien een beetje eigenwijs van mij, maar bij het Willem Wilmink versus Harry bannink gedoe dat soms de kop opsteekt, denk ik: een Tukker is een Tukker. Willem is weggegaan en is teruggekomen. Harry is weggegaan en wilde helemaal niet meer naar Enschede. Hij kwam af en toe bij ons, maar hij was altijd blij als hij Enschede uit kon. Dat is helemaal niet erg. Maar Willem wist dat ze hem hier erg waardeerden ook omdat hij terug was gekomen. Net als Jan Cremer, dat is ook zo’n geval. Cremer heeft eens gezegd: als ik Enschede uitga, draai ik in de stilstaande trein nog een drol. Dat waardeert een Tukker niet. Willem zei: de Twentse mensen zijn blij dat ik er ben. Het heeft hem enorm goed gedaan. Hij heeft moeilijke tijden gehad, maar hij heeft het langer volgehouden door hiernaartoe te komen. Met mij, dat weet ik wel zeker.”



Theo Hakkert