AD magazine
DENNIS JANSEN

Lenny Kuhr:
Nog altijd boordevol muziek

2 feb 2019

Net 19 was Lenny Kuhr toen zij in 1969 het Eurovisie Songfestival won, volgende maand vijftig jaar geleden. Aan de hand van foto's uit haar privéalbum haalt ze herinneringen op.


Jongensmeisje

"Met vier maanden moest ik met een gordeltje worden vastgebonden, vertelde mijn moeder. Ik kon er niet tegen ingesloten te zijn en klom bijna uit de kinderwagen. Blijkbaar had ik toen al een soort verlangen om uit te breken. Heb ik altijd gehad. Ik zag de wereld groter.
Ik was levendig. Speelde graag buiten. Klom in bomen. Jongensachtig, ja. Herman (Pieter de Boer, met wie ze twaalf jaar een relatie had, red.) zei later dat ik 'een garconeske loop' heb. Ik denk dat dat komt omdat ik mijn vader zo geweldig vond. Ik liep zoals hij. Zwierig, niet al te vrouwelijk. Ik was een stoer meisje. Mijn moeder vond het leuk mij een rattenkop te laten knippen. Had ik pas erg in toen in de zesde klas het meisje dat naast mij zat ziek was en de hoofdmeester met een nieuwe jongen kwam aanzetten. 'Ga jij maar naast die jongen zitten', zei hij en hij wees naar mij. Vanaf toen liet ik mijn haar groeien.

Als ik ziek was en thuis bleef, luisterde mijn moeder naar Arbeidsvitaminen op de radio. Daar hoorde ik muziek die ik stuitend vond. Ik vond liedjes óf heel mooi, of ik kon ze niet verdragen. Smartlappen bijvoorbeeld. Dat kauwgumachtige, dat hangen in medelijden en verongelijktheid. Moeder mag ik in de Kaspische Zee gaan zwemmen, was er zo een. Dat klonk dan als 'in de kas piesen'. Heel flauw."

Natuurmens

"Eén pop had ik, Liesje, maar je ziet ook een bal. Ik was geen meisje voor poppen. We woonden aan de rand van Eindhoven, dicht bij de bossen. Ik weet nog altijd niet waarom mijn moeder dat goed vond, maar ze liet ons gaan. 8 jaar, alleen met een vriendinnetje, maar ook alleen. De bossen hadden voor mij de geur van sensatie, van spanning. Zijn er misschien tóch kabouters, wat zit er in die holen in de grond, de bomen, de dieren. Het ongewisse. De natuur als belofte.
Dat had ik ook met sneeuw. Ik denk dat ik 5 was toen ik 's avonds met mijn ouders naar kennissen ging. De krakende sneeuw, het schijnsel van de lantaarns, het hele decor, ik werd erdoor gegrepen. Als kind had je dan het gevoel dat de hele wereld voor je openlag. Het had zo'n romantiek voor mij."

Beginneling

"Hier ben ik aan het stemmen. Als ik mijn hoofd op de gitaar leg, stroomt de muziek als het ware door mijn lichaam. Muziek, ik heb het altijd zoiets geweldigs gevonden.
Eigenlijk dacht ik dat iedereen dat vond. Op de Jan Ligthart School had ik in de eerste klas zo'n ontzettend leuke juf, juf Posthuma. Ze speelde blokfluit en leerde ons canon zingen. Kom mee naar buiten allemaal. En dan die tweede stem. Kom mee. Die derde stem. Kom mee. Allemaal in een rijtje in de klas. Door elkaar zingend. Ik kreeg tranen in mijn ogen, zo mooi. Mijn eerste ontroering van muziek. Toen we kort daarna een cultureel uitje hadden met school, zag ik iemand gitaar spelen. Die vingers over die snaren. Die klanken, zo mooi. Dat wilde ik ook.
Het was vlak na de oorlog. We hadden het niet breed. Mijn vader werkte zich een ongeluk, als huis- en reclameschilder. Een gitaar was in mijn ogen iets wat wij ons thuis nooit zouden kunnen veroorloven. Op mijn tiende verjaardag kreeg ik er een. Ingepakt in een foedraal, maar nog durfde ik het bijna niet te geloven. Wie weet was het een grapje. Ik deed die rits open en ben nooit meer zo gelukkig geweest als toen ik die gitaar eruit haalde. Mijn vader had een zoveelstehands op de kop getikt, die had hij hier en daar met een kwastje bijgewerkt en de snaren zaten er denk ik al tien jaar op, maar hé, ik had een gitaar, ik kon spelen. Ik mocht op les bij Muziekschool Van Erp. Dat bekostigde mijn vader door klusjes te doen voor die muziekschool.

Mijn ouders snapten wel waar mijn hart lag. Ik kom uit een familie met kunstenaars. Mijn oom Jan Kuhr was kunstschilder en mijn opa schilderde afbeeldingen op bioscopen. Mijn vader had een heel mooie stem, alleen al als hij sprak, maar ook als hij af en toe zong. Dat deed hij zonder woorden. Een soort kindertaal. Libelibedada. Bij mij kwam het zingen omdat ik de gitaar uiteindelijk niet spectaculair genoeg vond. De eerste keer dat ik solo zong... Met een orkestje van de muziekschool erbij. Voor een zaal met ouders van medeleerlingen. Er ging een wereld voor me open. Ik was op mijn 12de via school naar Polen geweest en ik zong een Pools volksliedje. Ik kreeg iedereen mee."

Talent

"Hier sta ik met de beker in de hand nadat ik in 1967 het Cabaret der Onbekenden had gewonnen. Een thuiswedstrijd, want het werd gehouden in het Carlton aan de Markt in Eindhoven. Het was het moment dat ik werd ontdekt, op mijn 17de. En ook voor het eerst dat ik in het Nederlands zong. Ik koos daarvoor altijd andere talen. Vanwege mijn zachte g. Dat vond ik in liedjes niet mooi. Vanaf m'n 12de deed ik mee aan talentenjachten. Mijn buurjongen schreef mij overal voor in. Joep heette hij. Hij nam al mijn liedjes met een bandrecorder op. En toen, op een dag, stond Phonogram aan de deur, een platenmaatschappij, die hadden van mij gehoord. Of ik mee wilde doen aan het Cabaret der Onbekenden, een talentenjacht voor wat je nu singer-songwriters zou noemen. Zeg maar de voorloper van Idols en The Voice. Toen ik vertelde dat ik niet in het Nederlands zong, stelde Phonogram voor een liedje te laten vertalen door Armand. Dat vond ik te gek. Tegelijk dacht ik: natuurlijk kan ik in het Nederlands zingen. Mijn moeder komt uit Amsterdam. Die kan ik altijd nadoen. Dan verbloem ik mijn zachte g en is er niets aan de hand. Vanaf dat moment zing ik in het Nederlands."

Winnaar

"Begin januari 1969 speelde zat ik op mijn kamer een liedje te spelen toen mijn moeder opgetogen naar boven riep. Ze had een brief opengemaakt, waarin ik werd uitgenodigd voor het Nationale Songfestival, in het Circustheater. Ik weet nog dat ik niet meteen naar beneden ging. Misschien besefte ik de impact niet. De brief die ik terugstuurde, kwam ik laatst nog tegen. Daarin schreef ik dat ik een ander nummer dan De troubadour geschikter achtte. Dat was Mais non monsieur. Misschien kwam het omdat ik dat als laatste had gemaakt.
Het laatste liedje vind je meestal het mooist. En het had iets internationaals, vond ik. De troubadour was uiteindelijk nog internationalen De tekst is geschreven door David Hartsema die ik leerde kennen tijdens een liedjesbeurs. Daar kwamen tekstschrijvers en componisten samen. Met hem ben ik aan de slag gegaan. Een schot in de roos. Toen ik zijn tekst ontving, was ik heel enthousiast. Ik ben meteen naar boven gegaan om de muziek te componeren en doorgegaan tot in de nacht. Ik wist: dit wordt te gek. Ik weet nog dat ik de slaapkamer binnenliep van mijn ouders, maar die lagen te slapen. Mijn vader mompelde iets van 'hartstikke mooi schatje, ga nu maar lekker slapen'. De troubadour is een voorspelling van mezelf geweest. Ik herkende me in hem.

'Hij zat zo boordevol muziek
Hij zong voor groot en klein publiek
Hij maakte blij, melancholiek.'

Hij ging rond om zijn verhaal te vertellen. Dat doe ik ook, nog steeds. Op het Nationaal Songfestival zei Willem van Kooten, die in de jury zat, dat ik het met De troubadour niet zou redden. Niet commercieel genoeg. Gelukkig vonden andere leden van de vakjury dat niet. En ook het publiek niet, dat had ook een stem. Ik toerde in die tijd rond met Herman van Veen, maar ik was een relatief onbekende tussen Rob de Nijs, Patricia Paay, Conny Vink en Dave. Toch vond ik het niet raar dat ik won. De troubadour had en heeft nog steeds een bepaalde magie.

De volgende dag kwam Herman van Veen mij een serenade brengen op zijn viool. We zaten aan de eettafel van het Kurhaus, waar ik logeerde. Hij kwam binnen, ging op zijn knieën en begon te spelen. Heel erg leuk. Later ging ik terug naar Eindhoven, met de trein. Toen ik overstapte in Utrecht, wist ik ineens wat roem was. Iedereen op dat station keek naar me."

Silhouet

"Wat ik me van de aanloop naar het Eurovisie Songfestival goed herinner, is dat de arrangementen, de muziekstukken die je speelt met het orkest, er niet waren. Die waren bij de douane blijven steken. Daardoor kon ik niet met het orkest repeteren. Echt druk maakte ik me er niet over. Ik dacht: dan doe ik het liedje toch gewoon samen met Piet Souer, die mij begeleidde op de gitaar. Uiteindelijk kwamen de muziekstukken net op tijd.

Een week lang zaten we daar, voorafgaand aan het songfestival. Die week zat helemaal vol. Persbijeenkomsten, feesten, fotoreportages, je moest overal opdraven. De jurk had Frank Govers ontworpen. Hij was dezelfde als voor het Nationaal Songfestival, maar dan geen groene maar een rode. Zonder tierelantijnen. Hij vond: we moeten het beeld sober houden, je bent zelf zo puur. Je hebt je gitaar en je haar. Vroeger heette dat dan: je moest als artiest een 'silhouet' hebben. Zoals Juliette Gréco, Mireille Mathieu, vooral Franse artiesten hadden dat. De dag zelf, begon bij de kapper. Ik weet nog dat ze zei: wat heeft u toch een mooi haar. Het hing altijd voor mijn ogen, dus had ik een speldje in. Nadat ik gewonnen had, wilde iedereen zo'n speldje.

De hele dag had ik kriebels in mijn buik. Bij de kapper, de visagie, de generale repetitie. Het moment dat je dan opkomt. Vol adrenaline. Of je wordt zo nerveus dat je niets meer kunt, of je gebruikt je energie om plezier op te wekken. Bij mij lukte dat, al leek het alsof ik buiten mezelf trad. Het was zoiets groots. Het optreden ging goed en ik dacht: als ik ergens in het midden eindig, dan ben ik tevreden. Je beweegt je dagenlang tussen al die anderen, leert ze kennen en hoort hun liedjes tien keer voorbijkomen. Die ga je dan ook mooi vinden.

De puntentelling was heel eng. De stemmen op mij kwamen langzaam op gang. Het rare was dat België altijd wel punten gaf aan Nederland, minstens één, maar nu voor het eerst niet. België was bang dat ik zou winnen, hoorde ik later. Als ze één puntje hadden gegeven, was ik de enige winnaar geweest. Ik neem ze niets kwalijk, maar ik vond het wel raar. Landen die zo met elkaar verwant zijn, zeker qua taal. En je zong toen nog in je eigen taal, hè. In ons geval geen taal waarmee je eventjes wint. 'Lenny, Lenny, je hebt gewonnen', hoorde ik, maar het drong amper tot me door. Ze moesten me bijna het podium opduwen, zo beduusd was ik. Dat we met z'n vieren wonnen (Frankrijk, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Nederland kregen allemaal achttien punten, red.) was best een beetje vreemd, maar kon mij niet schelen. Het winnende lied nog een keer zingen, dat gaf euforie, zeker toen het publiek ineens ging klappen.

De Nederlandse pers was niet verrast, ze hadden me na het Nationaal Songfestival goede kritieken gegeven. Ik was zelf euforisch, maar ik heb altijd de betrekkelijkheid van de roem gezien. Het is heerlijk af en toe gelauwerd te worden en er middenin te zitten, maar ik kan er ook van een afstandje naar kijken. Bij mijn platenmaatschappij hadden ze zich destijds niet gerealiseerd dat ik kon winnen. Dan hadden ze wel meer pr-materiaal gehad. Nu moesten er mappen worden bijgemaakt."

Familiemens

"Op Schiphol wist ik niet wat me óverkwam. Iedereen was er. Familie, vrienden, fans en mijn vriendje. Voor hem was het ook heftig. Uiteindelijk is het op niets uitgelopen. Hij vond het niet fijn dat ik zo vaak weg was, terwijl ik totaal vrij wilde zijn. Er was een heuse persconferentie belegd. Op deze foto staan mijn zusters Ine en Tineke achter me. Naast me zit David Hart- sema, mijn tekstschrijver. Dat hij niet mee mocht naar Madrid was heel raar. Er waren ontzettend veel mensen mee die absoluut onbelangrijk waren, maar zichzelf wel belangrijk vonden. Ook mijn ouders waren niet uitgenodigd. Ik denk ook dat ze het amper hadden aangekund. Thuis hadden ze het al moeilijk. Tijdens de puntentelling gingen mijn moeder en Ine naar boven. Lagen ze op hun buik op bed, zo spannend vonden ze dat.
Des te leuker was het dat ze er op Schiphol waren. Het was groot feest op het Lavendelplein, waar we woonden. Een zee van bloemen. Iedereen was blij, kwam langs. Vergeet niet, Brabant liep in die jaren achter op de rest van Nederland. Het waren grauwe jaren. Het was altijd sappelen. Als je dochter dan goud wint op het Eurovisie Songfestival dan geeft dat zo'n elan aan je leven." Het was het moment om mijn vleugels uit te slaan, in muzikaal en breder opzicht. Maar ons gezin is altijd hecht gebleven. Een prachtige verdienste van mijn ouders. Ik ben blij dat ik zelf ook een goede band met mijn dochters heb. Ze waren aan de ene kant trots op mij; de muziek hebben ze als positief ervaren. Zeker in de tijd dat ik een relatie had met Herman was er altijd muziek in ons huis. Dan werd er gespeeld, gerepeteerd, een vrolijke boel. Aan de andere kant moesten zij hun moeder altijd met het publiek delen. Voor hun was ik hun mama, maar ik ben ook de zangeres. Ik was vaak weg. Ze wonen nu al een tijdje in Israël; ik reis minimaal vijf keer per jaar naar Tel Aviv. Zij komen ook vaak naar Nederland. We facetimen bijna dagelijks.
Mijn ouders hebben mijn hele carrière meegemaakt. Mijn moeder stierf vijfjaar terug, mijn vader nog maar twee jaar geleden. Hij is 95 jaar geworden. Een knappe, bijzondere man. Wat ik zo mooi aan hem vond is dat hij nooit oordeelde. Er woonde ooit een crimineel bij hem in de straat; die kwam nog bij hem op bezoek'in het verzorgingshuis. Dat niet-oordelen hebben mijn zusters ook van hem.

Ik hoor zijn stem nog levendig in mijn oor. We hebben nog veel gesprekken gevoerd. Een groot aantal heb ik opgenomen. Tot het laatst was hij bij. Scherp en attent. Nooit zeuren. Altijd vriendelijk. Hij zag hoe je gekleed was, of je je haar mooi had zitten.

Hij hoopte dat we erbij zouden zijn als hij zou gaan. Dat is gebeurd, ik zat met mijn twee zusters aan zijn bed. Hij richtte zich op. 'Threefaces oneface', zei hij opeens in het Engels dat hij eigenlijk amper sprak. 'I love youfrom the bottom of my heart', en hij schonk ons een glimlach vol overgave.
Gekust door de eeuwigheid, vond ik.
Ik heb er mijn laatste album naar vernoemd.
Zo liefdevol.
Een groots moment."



DENNIS JANSEN