het Parool
Arno Gelder

Ik ben nog altijd uiterst nieuwsgierig"

25 okt 2017

Herman van Veen is terug in Carré met zijn nieuwe show Kernachtig Carré2017. 52jaar geleden stond hij voor het eerst in dit theater. 'Ik ken elke traptrede, ieder kraakje.'


AMSTERDAM De eerste keer in Koninklijk Theater Carré?
Natuurlijk herinnert hij zich dat. "Hoe oud zal ik zijn geweest? 26 misschien? Die eerste keer, het was 5 mei 1971, zaten er 271 mensen in de zaai. De helft uit mijn straat, wat familie, een paar verdwaalde passanten en een handjevol pers." "Tien dagen later waren we uitverkocht, zeg ik met enige trots. Carré is voor mij het begin en het einde van een reis. Ik moet er meer dan vijfhonderd keer hebben gespeeld, ben er kind aan huis. Ken elke traptrede, ieder kraakje. Een zaal die speelt als een goedlopend biljart. Dè juiste temperatuur, perfect licht... Het rólt daar gewoon." Herman van Veen (72) speelt 31 voorstel open wond die maar slecht wil helen. Zozeer zelfs dat Van Veen er voor koos nooit meer een pianist aan te trekken.
"Dat kan niet als je ruim vijftig jaar met iemand hebt gespeeld. Die is onvervangbaar. In de voorstelling speel ik nu zelf piano. Dat vind ik fair." "Erik overleed, maar ook Harald Siepermann, de tekenaar van Alfred Jodocus Kwak. Die was vijftig... Mensen die mij zo na aan het hart lagen - het emotioneert me nog steeds. Je neemt af- scheid en staat buiten. Het stoplicht springt op rood, de bus stopt, de zon schijnt, de trein rijdt, mensen steken over... Het gaat allemaal door en jij blijkbaar ook." Is de voorstelling, zegt hij, heeft hij er een stukjeover. "Mijn moeder lag nog na te smeulen, op muziek van Louis Amstrong. En we liepen met het water in onze ogen naar buiten. En alles ging door. Alsof er niets was gebeurd. Bij de cake heb je het, of je nou wilt of niet, bij wijze van spreken over FC Utrecht-FC Twente. Ergens is dat maar goed ook. Naarmate je ouder wordt, lingen van zijn nieuwe show, die kernachtig Carré 2017 heet. Onlangs verscheen zijn 182ste(!) album, Vallen of springen, een prachtige, verstilde cd waarop de Nederlandse kleinkunstenaar bewijst nog even eigentijds te zijn als aan het begin van zijn carrière. Nu 52 jaar geleden.

Het is - saillant detail - bovendien zijn eerste plaat waarop hij geen viool speelt als gevolg van een gebroken pols. "Op het album speel ik nu mondharmonica. Basaal en sober." Daarbij schrijft en componeert de artistieke atteskun- ner meer dan ooit. "Dat begon al met het ver- scheiden van mijn leermeester Willem Wil- mink. En met de dood van Erik van der Wurff stond ik er alleen voor."

Geur van regenjasjes

Het overlijden van Van der Wurff (1945-2014), zijn vaste begeleider en verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van zijn repertoire, is een ,culmineert het verleden almaar in het heden. Tijd lijkt te verdwijnen."

Grapjesopa

Hij had het laatst nog toen hij zijn kleindochter naar de montessorischool bracht. "Alsof ik voor het eerst naar school ging. Zo dicht kwam dat op elkaar. De geur van regenjasjes... Ik hoor mijn juffrouw Boissevain nog zeggen: 'Jochie, wil jij blokkendoos spelen? Ga je gang.' Vanaf dat moment miste ik mijn moeder niet meer. En latermeester Mok, die zei: 'Stop eens met dat ge- fluit. Hier heb je een viool'."

Natuurlijk wordt hij, steeds vaker, geconfron- teerd met zijn eigen sterfelijkheid. Tijd, zegt hij, is meedogenloos. "Ik heb genetische mazzel. Een gezond en sterk lijf, waar ik zorgzaam mee omga. Op het loten de klok heb je geen invloed, maar je kunt wel 50 kilometer per uur rijden als er- 50 staat. En ik weet: ik moet matig leven of anders uit dit vak stappen. Gelukkig gaat het plezier dat ik in mijn werk heb gepaard met discipline. Ik speel als zeventiger wel 140 voorstellingen per jaar."
"Zonder zou ik niet kunnen. Dat is mijn leven, dit ben ik. Fascinatie houdt mij op de been, ik ben nog altijd uiterst nieuwsgierig. Ik hoef niet zozeer iets te begrijpen, maar ik wil me wel kunnen verwonderen. En eigenlijk wil ik alleen wat ik een halve eeuw geleden al deed. Dat raampje opendoen en roepen: 'Kijk eens wat een mooi tuintje we hebben'."

"Ik lijk erg op mijn vader. 'Jongen, ik heb nou toch een viswatertje gezien. Daar gaan we volgende week naar toe.' Mijn vader was heel enthousiast, nam me overal mee naar toe. Achter de dingen kijken, de gein ervan inzien."

Van Veens kleinkinderen noemen hem 'de grapjesopa'. "Ik ben nogal een verteller merk ik aan Lia, mijn kleindochter van vier. Nee, ik hurk in haar aanwezigheid nooit, spreek evenmin in verkleinwoorden. Sebastiaan wl naar de Filmacademie om scenarioschrijver te worden. De jongste, Silvijn, heeft het ook al helemaal bedacht: voetballer. Hij heeft absoluut talent. Daar is deze grootvader tevreden over, want het verschaft mij een alibi om lekker met hem te voetballen." Als we samen zijn heb ik het bewust zo min mogelijk over "vroeger".
Cabaretier Richard Groenendijk heeft eens gezegd: 'Zo goed als het vroeger was, is het nooit geweest.' Zo is het. Ik ben geen man die in nostalgie zwelgt. Vroeger was anders - niet beter of slechter."



Arno Gelder