de Volkskrant
Eric van der Velde
Herman van Veen: de irritatie van de zelfvoldaanheid 15 september 1992

AMSTERDAM — Herman van Veen doet er in zijn nieuwste theaterprogramma opvallend het zwijgen toe. Voor de humor doet hij hoofdzakelijk een beroep op zijn mimische talenten. De uitgekozen liedjes beho- ren tot de minst directe van zijn repertoire; teksten die je het gevoel geven dat je ze minstens twee keer moet horen wil je de diepte op z'n juiste waarde kunnen schatten. .


Van Veen maakt zich op voor een tweede poging om Broadway te veroveren. De serie voorstellingen in Carré is het vertrekpunt van een wereldwijde tournee die hem in november via Chicago naar New York moet gaan brengen. De eerste keer in 1982 liep het slecht af. Toen hoonde de machtige criticus van The New York Times hem weg als zijnde 'te prekerig'. Die kritiek zal hij nu niet krijgen. 'De nieuwe Charlie Chaplin draagt klompen', 'Hollandse mix van Marcelle Marceau en Jacques Brei', 'Klassieke clown met introverte luisterliedjes' zijn de kr.antekoppen waarnaar hij ditmaal lijkt te solliciteren.

Het kan niet anders of ook de Amerikanen moeten onder de indruk komen van zijn charisma. Het is bijna beangstigend om te zien wat voor een macht hij over het publiek heeft. Hij is letterlijk in staat om het applaus te dirigeren. Soms lijkt het erop alsof hij aan het uittesten is .hoe ver hij kan gaan. Minutenlang vult hij het toneel met vrijwel niets anders dan het gegeven van zijn aanwezigheid. Alleen hij en wat huppelpasjes, een goocheltrucje, wat losse zangregels of de herhaling van een enkel woord (droom).
Bevreemdende momenten zijn dat. Aan de ene kant voelde ik bewondering voor de absolute vrijheid die Van Veen voor zichzelf op het podium heeft gecreëerd, de oude theaterwetten gelden klaarblijkelijk niet meer voor hem, en aan andere kant ergerde ik me1 toch ook aan de zelfvoldaanheid waarmee hij zijn charisma aanwendt.


Onevenwichtig


Strikt genomen zit zijn pro- gramma onevenwichtig in elkaar. Hij brengt traditionele poëtische clownsacts a la Charlie Chanlin en Ponov. maar ook burleske eigen pantomimes, zoals een overigens nogal al flauwe parodie op een samourai.
Hij komt regelmatig terug op zijn favoriete thema's kind, dood en droom, maar door de bij elkaar geharkte opzet blijft het bij het oproepen van vluchtige sferen.

Voor de duidelijkste lijn in het programma zorgt nog de muziek. In samenwerking met Erik van der Wurff is Van Veen er in geslaagd om een eigen sound te ontwikkelen: aanstekelijke melodieën met de opgewektheid van het circus, waarbij tegelijk van een melancholische onderstroom sprake is.

Van mij had Van Veen 'prekerig' mogen blijven. Dat is een typisch Hollandse traditie, en daarvan hebben we er al zo weinig. Een Van Veen die een half clownsprogramma brengt, die zijn eigen thema's maar voor de helft uitwerkt, en die de betekenis van zijn songteksten verhult achter een gordijn van poëzie, is mij te vermoeiend.



ERIC VAN DER VELDEN