AD / UN
Thijs Bentvelzen

IN DE VENSTERBANK VAN JAAP VAN DEN BERG

'Spullen verkoop ik door, verhalen houd ik'

16 aug 2016

Wie: Jaap van den Berg (70).
Waar: Adelaarstraat.

Jaap verkoopt oude spullen. Niet echt antiek, maar ook geen nieuwerwetse rommel. Dat doet hij al vanaf 1975. "Niet voor de poen, maar voor de verhalen." Want alles in Jaaps winkeltje heeft er één. Jaap: "Mijn klanten komen in de eerste plaats omdat ze hun verhaal kwijt willen. Daarna komt de handel pas. De spullen verkoop ik door, maar de verhalen houd ik zelf."


Echte openingstijden heeft het winkeltje niet. Doordeweeks blijft hij dicht en alleen in het weekend gooit Jaap de zaak een paar uur open. De meeste waar staat piekfijn uitgestald in de twee grote vensterbanken van de winkel. Wie iets moois ziet mag een briefje met zijn naam en telefoonnummer door de brievenbus schuiven, dan belt Jaap vanzelf wel een keer terug voor een afspraak. Misschien niet de meest efficiënte manier van een zaak runnen, maar daar trekt de goedlachse Utrechter zich weinig van aan.

"Ik ben graag op pad. Beetje klussen, marktjes afstruinen of de gezelligheid opzoeken. Hier zit ik maar stof te verzamelen." De honderden briefjes die over de jaren door zijn brievenbus zijn geschoven bewaart hij ook. Want Jaap is in de eerste plaats een verzamelaar. En flink trots op zijn verzameling. Met pretoogjes en een grijns van oor tot oor wijst hij in het rond. Naar een hobbelpaard dat van Herman van Veen zou zijn geweest. Een poster die hij uit het huis van judoka Dennis van der Geest heeft. Alles heeft een verhaal en Jaap vertelt ze graag. Bijzonder trots is hij op het drumstokje van de drummer van Elvis Presley dat hij van de voorzitter van de Rotterdamse Elvis Fan Club heeft gekregen. Die ligt veilig opgeborgen met andere prijsstukken zoals een gebruikte zakdoek van de Amerikaanse rhythm-and- blueszanger Fats Domino.

Maar wat is dan zijn grootste schat? Daar hoeft de verzamelaar geen seconde over na te denken. "Niks hier is zo kostbaar als de foto van mijn kleinkinderen."



Thijs Bentvelzen