RUUD MEIJER schreef 16 november 2005 in het AD?UN


'Soms moet ik mijn tong afbijten'

Herman van Veen: 'Een vader kent zijn kind. Want eigenlijk ben je het zelf.'


woensdag 16 november 2005 Door RUUD MEIJER Dat Herman van Veen zijn zestigste verjaardag én zijn 40-jarig artiestenjubileum viert met een dvd die Vaders heet, is niet verwonderlijk.

Herman van Veen: 'Een vader kent zijn kind. Want eigenlijk ben je het zelf.'
Buiten het theater staat zijn leven voor een groot deel in het teken van het vaderschap.
Onder de metalen spanten van Gustav Eiffel, op de majestueus gerestaureerde zolder van Koninklijk Theater Carré, filosofeert Herman van Veen over de vele incarnaties van het vaderschap. ,,Met de dood van mijn ouders ben ik een andere vader geworden,’’ mijmert hij. In het bovenlicht achter zijn markante kop dompelen grauwe wolken de Amstel in diepe rouw.

,,Mijn kinderen hadden een achterwacht in mijn grootouders, dus konden ze om hun eigen ouders heen. Wanneer er iets was tussen hen en mij, dan hadden ze altijd opa en oma. Die hadden soms een andere kijk op de zaak, of wisten toch een opening in het conflict te vinden. De kinderen konden altijd met hun kleine zorgen bij opa en oma terecht.’’

Van Veen weet dat met het krijgen van kleinkinderen de situatie wéér verandert. ,,Ik heb twee kleinkinderen gekregen en daardoor heb ik iets ontdekt van het wonder dat mijn ouders ervaren moeten hebben met het krijgen van hún kleinkinderen. Ik ben nu opa van twee jongetjes. Het rare is dat die kereltjes mij ongelooflijk bekend voor komen, maar het zijn de mijne niet. En toch is alles aan hen vertrouwd en dat geeft een hele breekbare, rijke ervaring.

Het zijn voortdurend verschuivende werkelijkheden. Dat vind ik dus heel bijzonder, maar ook onvoorstelbaar confronterend. Wanneer ik zie hoe goed het ons gaat en dat vergelijk met dat wat we dagelijks óók zien… daar kan ik af en toe ongepast woedend over worden.

En dan zou ik wel tegen mezelf we willen zeggen, ’hou daar nou toch eens mee op!’ Maar naarmate ik ouder word, word ik daar steeds fanatieker in.’’ Van Veen doelt dan op zaken als armoede, mensenrechten en, in het bijzonder, de rechten en het welzijn van het kind. Sinds jaar en dag zet de Herman van Veen Foundation zich in voor betere leefomstandigheden van het kind.


Voelt hij zich een beetje vader van alle hulpbehoevende kinderen op de wereld? ,,Nee, dat kan niet. Maar wanneer je ziet wat er op de wereld aan de hand is, moet je wel je verantwoordelijkheden nemen. Dan moet je een helpende hand uitsteken. Maar één ding heb ik wel geleerd: hulp mag nooit afhankelijk maken. Zoals het nu is, maakt iedere vorm van hulp uit het westen economisch afhankelijk. Hulp moet onvoorwaardelijk zijn, net zoals de liefde van ouders voor hun kinderen.’’
Maar is de liefde van ouders wel onvoorwaardelijk? Moet er óók door kinderen niet een prijs voor die ouderlijke liefde worden betaald? Creëren ouders vaak niet een soort emotionele afhankelijkheid? Van Veen: ,,Mijn ouders probeerden geen voorwaarden te stellen voor hun liefde. Ik begrijp nu dat zoiets bijna ondoenlijk is. Mijn moeder wilde erg graag horen dat het zeil glom. En als ik daar dan niets over zei, dan fronste ze en zei ze: ’heb je verdomme dan niet gezien hoe het glimt! Die emotionele exploitatie is er, ongewild, altijd.

Mijn moeder zei ook wanneer ik de dag ervoor nog op visite was geweest ’goh, kon je ’t nog vinden?’ Zelfs als ik drie keer per dag zou komen, zou het nog vier keer te weinig zijn.’’ Moeten de kinderen van Herman van Veen ook een prijs betalen voor de onvoorwaardelijke liefde van hun vader? ,,Ik probeer mij niet schuldig te maken aan emotionele exploitatie,’’ zegt hij met een verontschuldigende glimlach, ,,maar soms moet ik wel mijn tong afbijten.
Ik kan mij nog wel herinneren dat mijn dochter thuiskwam met een man van mijn leeftijd aan wie ik kon zien dat hij haar alleen maar een stukje mooi fruit vond. Toch moet je ook dan de keus van je kind respecteren. Je kan zo’n vogel niet even apart nemen en in elkaar rammen… Dat gaat niet. Zelfs je zorg uiten is al gevaarlijk. Je moet het laten gebeuren. Maar je weet als geen ander hoe het af zal lopen. Ik heb mij daar nog nooit in vergist. Een vader kent zijn kind. Want eigenlijk ben je het zelf.’’