Dirk Willem Rosie schreef 16 april 1991 in het Rotterdams Dagblad
"Met de billen bloot en dan zo mooi mogelijk vallen"
Herman van Veen was lang onderweg. Voor Foster Parents was hij in
Indonesië en India, in New York voor de Wereldtop voor kinderen. Van Veen zong
bij een boomplantceremonie in de tuin van het gebouw van de Verenigde Naties
en haalde er de voorpagina van de New York Times mee. Op de kunstpagina's van
kranten in Zwitserland, Denemarken, Engeland en de Verenigde Staten stonden
de recensies: 'Zoiets hebben we nog nooit gezien' is daar een redelijke
samenvatting van.
Voorjaar 1990 stond Van Veen zeven uitverkochte weken in Carré. Zoveel mensen
moesten worden teleurgesteld, dat een reeks voorstellingen in het land voor
de hand lag. Vanaf 16 april staat hij een aantal dagen in het Rotterdamse Luxor
Theater. Voor louter uitverkochte zalen natuurlijk.
Nooit heeft Van Veen zich onderworpen aan het bioritme van het Hollandse theater.
Niks schrijven, try out-en, première, en dan maar spelen tot je groen en geel ziet.
De shows van Van Veen groeien met de tijd mee. Zo is de voorstelling waarmee hij nu
door het
land trekt in principe dezelfde als die van Carré 1990, maar de
clown-muzikant-cabaretier-theatermaker is in de tussentijd, zoals
hij het zelf zegt 'wat ouder, wat wijzer, wat grijzer' geworden.
Leningrad
Waar Toon en Freek faalden, slaagt Herman.'Wat is de achtergrond van zijn
internationale carrière. Is het een zakelijke onderneming, of
een artistieke of misschien een hachelijke?"
Van Veen: ,,Het is veel eenvoudiger. Je wordt gewoon uitgenodigd.
Voor festivals, door directies die interessant vinden wat je doet.
En natuurlijk ook door promotors die eraan willen verdienen. Het is
een markt en wij zijn voor de beweging. Voor ons is het over het
algemeen geweldig werk. Je bent even van de straat: Olympia, Carnegie
Hall, maar ook de hele kleine huizen. Veertig man in Marseille,
twaalf in Connecticut, geen hond in Leningrad."
De laatste entertainer met ouderwets maatschappelijk engagement is
inmiddels in een dwangbuis afgevoerd. Herman van Veen blijkt er nog
te zijn. Hoe
verklaart hij het aanhoudende succes van zijn geëngageerde theater?
Van Veen: ,,lk zou eigenlijk het liedje 'Lieg alsjebief niet tegen me' van
Judith Hezberg moeten citeren, dat is het beste antwoord op die vraag. Theater is een
bekentenis, een démasqué. Je gaat met de billen bloot en probeert zo mooi
mogelijk te vallen. 0ndanks de euforie stond onze beschaving er mijns
in-ziens nooit zo slecht voor. En iedereen die dat ontkent naait
zichzelf een oor aan. Een enorm voedselprobleem, catastrofaal milieu,
oorlog, Aids, het ineenstorten- al dan niet terecht- van het Oostblok,
de geallieerde arrogantie, de ondergang van de PvdA, Feijenoord-SVV."
De shows van Van Veen hebben de perfectie benaderd. De toeschouwer beleeft
een avond met Van Veen als een chemische reactie van taal, beweging en muziek.
Voor de maker ervan is het in de eerste instantie 'een opluchting'. "
'Natuurlijk ben je een heleboel: tuinman, vader, chagrijn, minnaar,
angst-haas, wereldkampioen, verliezer, en's avonds vier je dat dan."
De laatste tijd krijgt de dood een accent. "Dat is mijn
enige zekerheid. Het is een zekerheid die ik op één of andere manier
probeer te ontlopen door er min mogelijk bang van te zijn, wat mij
absoluut niet lukt."
Wat opvalt is de trouw van Van Veen aan de mensen om hem heen. Aan zijn muzikanten
Erik van der Wurrf, Nard Reijnders, Chris Lookers en Cees van der Laarse. Maar ook
aan schrijver Willem Wilmink die hem al sinds jaar en dag van teksten voorziet.
,,Willem Wilmink legt als het ware de wereld op een vensterbank," aldus
Van Veen ,,Hij brengt die wereld bij je thuis, op het dorpsplein, in de
straat. Hij is één van ons. Bij hem is de taal van hout".
Over de
'Harlekijn-subcultuur: ,,We houden allemaal van jenever, van
Eric Clapton, van knutselen, van slap ouwehoeren. We zijn sentimenteel
als we over onze kinderen praten, verontwaardigd over een verkeerde bas.We hebben
een overdreven zwak voor vrouwen, zijn religieus, ieder op zijn eigen manier en als de dood
om zonder elkaar verder te moeten."
Dirk Willem Rosie
terug naar de index