VARAgids
Claudia de Breij

COLUMN | CLAUDIA DE BREIJ DAGDROMEN

5 dec 2015

Gedichten rond mijn staat er in gezwollen letters op het schutblad. Een opschrijfboekje zoals je in de jaren 90 kon kopen bij de Xenos, waarschijnlijk Vietnamese child handmade, maar daar dacht je toen nog niet over na, als puber.


Zestien zal ik zijn geweest, want ik schreef mijzelf altijd minstens een jaar ouder. Het staat vol met poëtische pogingen waar ik me nu voor schaam, ware het niet dat ik inmiddels al weer zo veertig ben dat ik me steeds minder geneer voor vroeger - je krijgt alsmaar meer vroeger dus je kan wel aan de gang blijven. Op een zeker moment is er tijd- technisch niet meer tegenop te generen. Een gedichtje gaat over de dromen die ik heb. De dagdromen.

'Dat jij dan langsloopt
als ik aan tafel zit te schrijven
en een kus in mijn nek geeft
omdat je het niet laten kunt'

schreef ik. Haha. En maar geen verkering durven vragen, maar wel een heel nauwkeurig beeld van hoe de echte liefde er later uit zal zien. Het gedicht eindigt met:

'Dat ik dan de ring
die mijn held van zijn held kreeg
van mijn held krijg
- Claudia, wat is het antwoord op vraag 3?'

Want zo eindigden mijn dagdromen destijds meestal. De ring waar ik over schreef is de Davidsring. In boeken die ik had over Herman van Veen stonden foto's van hoe hij in 1976 van Wim Kan die ring krijgt. Kan kreeg hem tweeëntwintig jaar eerder van Heintje Davids, die hem in 1948 op haar beurt van de stad Rotterdam kreeg als eerbetoon aan haar broer, de legendarische Louis Davids, en aan andere leden van de familie die zoveel voor de kleinkunst hadden betekend. Dat mocht niet vergeten worden. Alleen al omdat er zoveel Davids nooit meer terug waren gekomen uit de concentratiekampen.
Die ring heeft Herman van Veen bijna veertig jaar gehouden. Ik dacht er wel eens aan, en sprak er nooit over. Ik dacht soms dat alleen ik nog wist dat het ding er was - totdat Matthijs van Nieuwkerk het onderwerp aansneed aan tafel in De Wereld Draait Door. Ik was toevallig tafeldame, Herman van Veen was te gast en Matthijs vroeg 'Zit degene die hem krijgt hier aan tafel?' Hou op, dacht ik alleen maar. Niet over praten. Te heilig.

Tot drie weken geleden, toen Her- man opbelde en zei: 'Ik ga jou de Davidsring geven.' Ik had net mijn fiets van het station gehaald en stond een beetje te snotteren op een plein vol forensen. Om weg te komen van nieuws- gierige blikken reed ik weg, onderwijl roepend 'Oh jezus. Herman, jezus. Wat geweldig.' Toen fietste ik een bouwput in Rond het Utrechtse stationsgebied zijn ze nogal aan het graven, en ik fietste op wolkjes dus kwam er ook glansrijk weer uit. Stuiterend, zoals ik nu nog steeds loopt te stuiteren. Het is prachtig. Ik heb er geen andere woorden voor dan 'bedankt'. En dat dan in gouden letters.

Gelukkig gaan we vanavond gewoon weer optreden.



Claudia de Breij