Nouveau
Ciska Dresselhuys

De vrouwen van podiumkunstenaar
Herman van Veen

okt 2015

Vrouwen waren en zijn nog altijd heel belangrijk voor zijn carrière. Z'n moeder stuurde hem naar een Montessorischool en een goede vioollerares.Met zijn zakelijke partner Edith Leerkes deelt hij, behalve het bed, echt alles.En echtgenote Gaëtane is hét cadeau van zijn leven. "Ze is voor mij wat het water voor een schip is." Herman van Veen (70) vertelt Cisca Dresselhuys over zes invloedrijke vrouwen in zijn leven.


DE WAPENFEITEN VAN Herman van Veen (Utrecht, 1945) debuteerde in 1965 met het soloprogramma Harlekijn. Hij is een veelzijdig podiumkunstenaar met een indrukwekkende staat van dienst. Zo trad hij behalve in Nederland onder andere op in Carnegie Hall (New York), L'Olympia (Parijs) en het Friedrichstadt-Palast (Berlijn). Hij speelt viool, zingt, schrijft, componeert, regisseert, acteert, schildert en is de geestelijk vader van de stripfiguur Alfred Jodocus Kwak. Van hem verschenen tot dusver 178 cd's, 25 dvd's en zo'n 70 boeken, Hij zet zich al ruim vijftig jaar in voor de rechten van het kind en werd meermalen (internationaal onderscheiden. Hij is getrouwd met Gaëtane Bouchez en heeft vier kinderen, onder wie de actrice Babette en kleinkunstenares Anne van Veen.


DIEN (ALBERDINA) VERHOEF

"Ze was het Rode Kruis van onze straat, zeg ik weleens. Een vraag- baak voor iedereen. Als het even kon, zat ze buiten op de venster- bank in de Utrechtse Kievitdwarsstraat te breien, gemakkelijk aanspreekbaar voor de hele buurt. "Tante Dien, ik bloei!" en dan legde ze uit wat menstruatie was. Of iemand wilde weten hoe je bepaalde vlekken uit een trui kreeg of hoe je een broek moest verstellen. Ze was schoonmaakster en heel goed in allerlei ambachtelijke dingen, zoals naaien, verstellen, breien - ze zat in een eeuwigdurende breiclub - en andere handwerken. Ik heb haar nog nooit zo gelukkig gezien als toen de eerste naaimachine ons huis werd binnengedragen.
Bzzzzz, bzzzzz, daar ging ze. Haar hele leven heeft ze kleding gemaakt voor haar drie kinderen, de kleinkinderen, familie, buren, noem maar op. Zelf droeg ze meestal een duster, wat te maken had met haar broze gezondheid. Ze was vaak ziek, kreeg drie of vier keer een miskraam en had altijd problemen met haar darmen, maag en buik. Als ze weer wat opkrabbelde en uit bed kwam, was er die duster. Pas als de deftiger ochtendjas tevoorschijn kwam, wist ik dat het echt beter met haar ging. Alleen wanneer ze ging winkelen, in haar geliefde C&A, of wanneer ze meeging naar een bedrijfsfeest van mijn vader, zagen we haar in een jurk.

Dan zag ze er heel charmant uit, want ze was een mooie en geestige vrouw. Ook voor verjaardagsfeestjes bij ons thuis trok ze alles uit de kast: een mooie jurk, een jupon eronder zodat je de knoopjes van de jarretelles niet door de jurk heen kon zien, dunne nylons, alles pico bello. Eigenlijk had ik een thuismoeder, in een duster, en een uitmoeder, in een mooie jurk. Alles wat mijn moeder kon, en dat was veel, had ze zichzelf geleerd, vaak via de Margriet en de Libelle. Een autodidact pur sang, want bij haar thuis was geen sprake van doorleren, al helemaal niet voor een meisje. Haar moeder, een naaister, overleed jong. Haar vader was een gekke man; sigarenmaker en zoetwatervissen Knap - hij leek op Charlie Chaplin -, een stevige drinker, om het woord alcoholist niet te gebruiken. Mijn moeder had een slechte relatie met haar vader, wat veel te maken had met dat drankgebruik en de dood van haar moeder. Ik heb altijd het gevoel gehad dat er een verband zat tussen de vroege dood van mijn oma en het drankgebruik van opa, maar ik weet niet wat, want daar is nooit één woord over gezegd. Oma had zes kinderen gekregen, maar had er elf kunnen hebben.

Vijf miskramen. Met die zes kinderen woonden ze in een huisje met twee kamers. Als kind kwam ik elke zaterdag bij opa. Ik vond het daar reuze spannend. Opa had iets geheimzinnigs, iets gevaar- lijks, vooral omdat-ie altijd zweeg en mij nooit aanraakte. En dan al die bakken met vis op de binnenplaats, waar ook nog een paard stond. Elke zaterdag aten we er groentesoep met balletjes; ik was de balletjesdraaier. En er was een pick-up met zo'n glazen kap. Ik mocht daar zijn tien platen voorzichtig op leggen: Doris Day, The Everly Brothers en de Selvera's. Mijn drang om entertainer en zanger te worden is bij die pick-up begonnen, denk ik. Op haar negentiende ontmoette mijn moeder mijn vader, op de brug bij restaurant Heek in Utrecht.
Het verhaal was dat zij een Verkadetoffeepapiertje op zijn wang plakte en zei: 'Jij bent mijn man'. Mijn vader was typograaf en onderwijzer op de grafische school. Een erudiete man, die z'n hele leven is blijven studeren op avondscholen. Daarnaast stortte hij zich in het verenigingsleven en in de politiek. Hij zat in allerlei besturen; een vrolijke, hartelijke man. Tot aan hun 82ste, toen ze een paar maanden na elkaar overleden, waren ze een hecht stel. Vol liefde. Ik heb nog nooit twee mensen gezien die zoveel van elkaar hielden, ze lagen gearmd in bed. Maar één keer per jaar was het echt hommeles, dat was rond 5 mei. Mijn vader, die in het verzet heeft gezeten, was een fervent vierder van het bevrijdingsfeest.
En dan kon hij weleens goed dronken worden. Dat vond mijn moeder helemaal niks, begrijpelijk met die alcoholische vader van haar. Daar kwam nog iets bij. Mijn moeder heeft één keer iets gezegd over haar joodse achter grond. Dat was de zin: 'Jongens, vergeet niet dat mijn moeder van joodse komaf was.' Dat was het. Ze moest het één keer kwijt en daarna ging die deur weer hermetisch op slot.

Waar ik mijn moeder nooit dankbaar genoeg voor kan zijn, zijn de keuzes die ze voor me gemaakt heeft op het gebied van scholing. Zo heeft ze me bewust op een Montessorischool gedaan en bij mevrouw De Vries gepoot. Dat was een mevrouw die na school kinderen onder haar hoede nam en spelletjes en ritmiek met hen deed. Gelukkig hebben zowel mijn vader als mijn moeder nog enorm kunnen genieten van mijn voorstellingen. Ze waren bij al mijn premières.

Over de hele wereld heb ik ze meegesleept, naar Tokio, New York, Manilla, Kaapstad. Mijn moeder is, gezien haar kwakkelende gezondheid, eigenlijk enorm oud geworden. Voor een deel was dat pure wilskracht. Aan het eind van haar leven stonden we rond haar ziekenhuisbed, m'n vader, m'n twee zussen en ik. We moesten beslissen hoe het verder moest met de pijnbestrijding. Net op dat moment kreeg ik te horen dat mijn dochter Babette zwanger was. Dat zou het eerste achterkleinkind worden. Ik vertelde dat en zie nog het gezicht van m'n moeder: ze beet op haar onderlip van de pijn. Ze vroeg ons een halfuur weg te gaan. Toen we terugkwamen, zei ze: 'Ik wil het hier verder niet meer over hebben.' Ik weet zeker dat m'n moeder negen maanden langer geleefd heeft, omdat ze dat achterkleinkind nog wilde zien. En dat is ook gebeurd. Ik heb een video van de baby gemaakt en ben ermee naar het ziekenhuis gesjeesd, waar zij, zittend in de kussens, naar de nieuwe baby heeft gekeken. Twee weken later overleed ze."


TO DOORNEKAMP

"In juffrouw Doornekamp had ik er een moeder bij, maar dan een was tien, elf jaar toen ik op de muziekschool bij haar kwam. Ik zat daar met m'n viool en ze zei tegen me: 'Herman, we gaan het niet doen.' Ik dacht: 'O jee, ik krijg geen les. Maar ik kreeg wel les, alleen bij haar thuis. Vanuit de binnenstad moest ik naar haar huis in Oog en Al. Zonder fiets, dus ik moest lopen, een kolere-eind. Standaard begon onze les met 'Wil je een kopje thee?' En dan gingen we praten.

Wat ik allemaal gedaan had, hoe het ging op school. Ze heeft me letterlijk aan de hand genomen en mij de culturele geschiedenis voorgetoverd: Mozart, Bach, Beethoven, uitgelegd waarom die muziek geschreven was, voor wie, in welk jaar en bij welke gelegenheid. Ik zat daar elke week als een soort kleine prins. Toen ze me, op m'n zeventiende, afleverde bij het conservatorium, zei ze: 'Deze jongen gaat viool studeren, maar hij is geen violist, hij is een zigeuner en ook die moeten een goede opleiding hebben'. Ik werd aangenomen.
Ik vergeet nooit hoe blij zij toen was. Tot aan haar dood, twee jaar na die van mijn ouders, zijn we bevriend gebleven. Ze is mij al die jaren intensief blijven volgen. Er kwamen altijd brieven of telefoontjes als er iets belangrijks in mijn leven gebeurde. Een heel mooie lieverd, dat was ze, met haar sproeten, witte huid en van die mooie handen als ze viool speelde. Ik was zo trots dat die deftige, knappe mevrouw van mij hield. Ze kwam vaak naar mijn optredens met haar vriendin, want ze was van de damesliefde, denk ik. Maar daar hebben we het nooit over gehad."


SELMA MEERBAUM-EISINGER

"Selma heb ik lang na haar dood leren kennen, want ze is in 1944 als achttienjarig joods meisje vermoord in een concentratiekamp. Toen ik jaren geleden optrad in Schaffhausen, had iemand een klein gedichtenboekje van een zekere Selma Meerbaum-Eisinger in mijn kleedkamer gelegd. Er zat een briefje bij met de woorden: 'Dit moet je lezen, dit verandert je leven'. En dat klopte. Nadat ik die gedichten gelezen had, dacht ik: 'Dit kan niet waar zijn. Een jong meisje, dat door de spleten van haar barak naar de bomen keek en daar zo prachtig over schreef'.

Zij heeft mijn ogen geopend voor het leven zelf. Ik ben postuum verliefd geworden op iemand die vermoord is door de Duitsers. Wat had ik deze vrouw graag leren kennen. De gedichten die zij voor en over haar vriend maakte, hadden voor mij kunnen zijn. Ik heb ze, samen met Edith Leerkes, op muziek gezet, ik ben schilderijen voor haar gaan maken en heb een toneelstuk voor haar geschreven, zodat ik haar in mijn dromen kon ontmoeten.
Zij is heel groot geworden in mijn leven. Dat haar gedichten zo heftig bij mij binnenkwamen, komt doordat ze over pure liefde gaan en over de dood heen tot mij gekomen zijn."


IRENE VAN LIPPE -BIESTERFELD

"Met Irene deel ik vooral de enorme passie en bewondering voor de natuur. Ze geeft hier bij ons op De Paltz soms haar natuurcolleges en seminars en af en toe doen we samen een project.

Zo hebben we bijvoorbeeld meegewerkt aan de bouw van bacterievrije kamers in de Daniël den Hoed-kliniek in Rotterdam, voor kinderen met leukemie.
Vroeger lagen die in tenten, waardoor ze fysiek onbereikbaar waren voor hun ouders. Vreselijk, natuurlijk. Als Irene en ik elkaar schrijven, is de aanhef 'Lieve broer' en 'Lieve zuster'. Irene is een zuster en een vriendin, ik ben ongelooflijk gek op haar."


EDITH LEERKES

"Met Edith speel ik. Zij is mijn gitariste en ik werk met haar samen in onze organisatie De Paltz. We zijn dus samen in zaken er kunsten, we doen alles samen, behalve het bed delen.
Ik ken haar al 25 jaar, sedert ik voor het liedje Nina Bobo, een Indonesisch wiegeliedje, een zwangere gitariste zocht. Ik had namelijk het idee dat een zwangere vrouw iets extra's zou kunnen meegeven aar dat liedje. Via via hoorde ik iets over ene Edith Leerkes. Ik ginj achter haar aan, ze bleek acht en een halve maand zwanger Hoogzwanger is ze naar mij toegekomen in Hamburg, waar il optrad.
Het was meteen raak tussen ons, we hebben de hele nach zitten praten en zijn daar eigenlijk nooit meer mee opgehouder Ik had het maatje van mijn leven ontmoet.

We zijn net Jut en Jul we bespreken alles samen, weten alles van elkaar, eigenlijk een vorm van een huwelijk.

Ze is een briljante gitariste de beste in haar genre, en ze componeert ook nog. Ze komt uit een zelfde soort nest als ik we hebben een parallelle jeugd gehad en onz interesses voor kunst, natuur, maar ook onz zakelijke aanpak stemmen helemaal met elkaar overeen. Ik zou niet closer met iemand kunnen zijn, behalve met mijn vrouw."


GAETANE BOUCHEZ

"Wat moet ik zeggen over haar ? 'Du bist die Ruh' is een lied van Schubert. Dat is zij voor mij. Een onvoorwaardelijke liefde, hét cadeau van mijn leven. Wij zijn nu 25 jaar samen, zij is mijn tweede vrouw. We liepen elkaar letterlijk tegen het lijf in het conservatorium van Brussel. Daar liep ze, een jonge vrouw, met een grote tas met de tekst Mission Impossible erop. Ik was een veertiger, zij een twintiger.

In één oogopslag wist ik: als ik haar leer kennen, stort mijn wereld van getrouwde man in elkaar. Later zaten we samen in een kinderprogramma voor de Vlaamse televisie. Moesten we nota bene met elkaar trouwen.

Korte tijd later brak ze een voet en heb ik haar mee naar huis genomen. 'Deze mevrouw moet eventjes bij ons logeren, want ze heeft veel pijn.'
Ze is nooit meer weggegaan. Vijf jaar hebben we met z'n vieren geleefd, want mijn vrouw Marlous (Fluitsma, red.) kreeg in die tijd een relatie met een arts uit Amsterdam.

We konden het heel goed met z'n vieren vinden. Toen de kinde- ren groter waren, zijn Marlous en haar man driehonderd met verder gaan wonen. We hebben altijd een prima band gehouden. Gaëtane was klassiek danseres, maar is nu actrice. Ze do nu een stuk over de danseres Margot Fonteyn. Haar toneelwerk heeft altijd een relatie met dans. We hebben samen geen kinderen, ook al hadden we dat wel graag gewild. Maar op het moment dat er sprake van kon zijn, was zij de veertig grens al voorbij. Ze is heel hecht met mijn kinderen en ze is peetmoeder van een aantal nichtjes. Daarnaast heeft ze een passie voor paarden. Alles wat\ ik kan en doe, kan en doe ik dankzij haar aanwezigheid.

Laat ik het zo zeggen: wat water is voor een schip is zij voor mij."



Ciska Dresselhuys