ZIN
LIDDIE AUSTIN

van Veen 'Mama was voor mij iemand in een ochtendjas'

31 juli 2014

Als meneer Mok, hoofd van de montessorischool, zich niet zo aan zijn gefluit had geërgerd, was Herman van Veen (1945) misschien nooit viool gaan spelen. Zo wonderlijk kan het leven lopen.


"Mijn ouders dachten dat de oorlog snel afgelopen zou zijn toen de geallieerden in de Tweede Wereldoorlog voet zetten op de kusten van Normandië. Dus haalde mijn moeder de spons die ze als voorbehoedmiddel gebruikte uit haar baarmoedermond. Zo hebben ze me dat zelf verteld. Hun gedachte kreeg vorm met mijn geboorte in maart 1945, in Utrecht. De oorlog was nog net niet voorbij.

Bij mijn geboorte woog ik negen pond en bestond ik voornamelijk uit suikerbieten, het enige wat mijn moeder in de hongerwinter had gegeten. Ondanks mijn aanzienlijke gewicht was ik in feite ondervoed. Daardoor had ik toen ik klein was een broze gezondheid. Uiteindelijk werd ik door middel van penicilline van mijn chronische nierontstekingen bevrijd. Dat heb ik te danken aan dokter Samsoedin. Die man zal ik mijn leven lang niet vergeten. Hij prikte mij niet alleen in de billen, zoals de andere dokters, maar bekommerde zich echt om mij. Hij legde zijn hand op mijn schouder of nam mijn hand in de zijne en legde uit wat er aan de hand was. Dat was zeker in die tijd bijzonder. En dan werd hij ook nog eens omringd door diaconessen met van die enorme kappen. Het had iets sprookjesachtigs."

"Het bleef bij mijn oudere zus, mijn jongere zusje en mij.

Mijn ouders hadden graag een groter gezin gehad, maar mijn moeder had een aantal miskramen. Ze wilden dat wij het in alle opzichten beter zouden krijgen dan zij en daar deden ze alles voor. Mijn vader was typograaf, letterzetter, en praktijk- onderwijzer op de grafische school. Hij verdiende 65 gulden per week. Hij was een aarts-socialist, een echte SDAP-, later PvdA-man. Als je je hem wilt voorstellen, moet je mij voor je zien - ik lijk heel sterk op hem, ik sta nu 's ochtends mijn vader te scheren - en dan het type Joop den Uyl. Hij deed van alles: zat bij sportclubs, toneelclubs, hij schaakte, was voorzitter van de grafische bond, organiseerde feesten en uitstapjes. Ik denk nu weleens: hij was drukker dan ik! Maar tegelijkertijd had ik het gevoel dat hij er altijd voor ons was. Hij was een fantastische vent, die geen blad voor de mond nam en dat ook van mij eiste. 'Je zegt het ze, hè?' zei hij altijd. Ja, pa. (schiet vol) Dat probeer ik nog steeds in de praktijk te brengen, ook al brengt het me soms in de problemen. Maar niet gezegd is niet gezegd."

"Mama was voor mij iemand in een ochtendjas. Bij speciale gelegenheden ging de ochtendjas uit en trok ze een jurk aan. In mijn herinnering, die ongetwijfeld iets vertekend is, was er altijd iets met haar. Ze had een zwakke gezondheid. Ik herinner me dat ze me op mijn eerste dag op de kleuterschool wegbracht, zodat ik de weg wist. Daarna ging ik zelf. Maar als ik thuiskwam, stond ze me in de deuropening op te wachten. Naar ouderavonden kwam ze niet, dat deed mijn vader, maar als ik op uitvoeringen op school iets mocht zingen, was ze er altijd. Als ze vrolijk was, kon ze fantastisch dansen en zingen, maar dat was dus maar zelden het geval. Mijn vader moest vrolijk zijn voor twee en dat was hij ook. De sfeer thuis was goed, ondanks alles. Er werd veel gelachen."

"Ik had altijd plannen, organiseerde een Tour de France voor jongetjes in de buurt of het wereldkampioenschap voetbal. Ik was altijd dingen aan het maken en aan het regelen. En natuurlijk was er dan ook altijd een rolletje voor mezelf. Of een rol. Maar dat was niet het belangrijkste, ik vond en vind het nog steeds het leukst om samen met anderen iets te maken. In mijn hoofd was het ongelooflijk druk. Ik dacht veel, net zoals ik dat nu doe. En ik had toen ook al de neiging om mijn gedachten te delen met anderen. Ik vond het mooi om te vertellen en wilde alles begrijpen. De vragen die ik stelde, konden door de volwassenen om mij heen vaak niet beantwoord worden. In de loop van mijn leven ben ik niet wezenlijk veranderd. Ik ben jong met veel ervaring, zo zie ik dat nu. Mijn energie is die van een 12- tot 14-jarige. Ik verheug me nog net zo op het leven als een jongen van die leeftijd. Het 'Laten we gaan voetballen' van vroeger voelt zoals het 'Laten we gaan touren!' van nu."

"Ik heb het geluk gehad dat ik altijd werd gezien. Meneer Mok, het hoofd van de montessorischool had bijvoorbeeld al snel in de gaten dat ik een bijzonder kind was. Op een wonderlijke dag moest ik op zijn kamer komen. Daar trof ik ook meneer Verheij, internist en de vader van een vriendje van mij. 'Herman,' zei meneer Mok, 'wij worden doodziek van dat gefluit van jou. We hebben er iets op gevonden. Het heet: viool.' En er hoorden ook vioollessen bij, van juffrouw Doornekamp. Ik vond het fantastisch, maar ik was zelf nooit op het idee gekomen. In het begin waren die vioollessen niet zo'n succes, dat gekras vond ik zelf ook vreselijk, maar ik haalde het niet in mijn hoofd om ermee te stoppen. Ik kon mijn ouders, meneer Mok, meneer Verheij die het allemaal betaalde en juffrouw Doornekamp niet teleurstellen. En dus studeerde ik braaf in de heilige kamer: de slaapkamer van mijn ouders, voor ons kinderen verboden terrein. De kamer was helemaal leeg. Op het zeil, dat glom als een spiegel,, stond een bed, er waren gordijnen zodat niemand naar binnen kon kijken en er was een schoorsteenmantel, die ook leeg was. Daar zette ik mijn bladmuziek neer.
Omdat de kamer zo kaal was, had je daar een prachtige akoestiek. Ik had toestemming om daar te studeren, als ik maar niet in de kast keek. Dat deed ik natuurlijk wel. En daar vond ik, achter de handdoeken en het keurig gestreken ondergoed, boekjes met titels als Als een zwaard in de schede - over seksuele voorlichting, Bob en Daphne, Lady Chatterley's lover. En boeken over de oorlog. Dat was een taboeonderwerp bij ons thuis. Alleen als hij een paar borrels op had, vertelde mijn vader iets over zijn ervaringen in het verzet, maar dat waren vooral lollige verhalen.

Ik dacht dat hij een beetje overdreef. Na zijn dood ben ik me vanuit het gemis gaan verdiepen in zijn verleden en toen bleek zijn rol in het verzet veel substantiëler te zijn dan ik dacht. Mijn moeder trok letterlijk lijkbleek weg als de oorlog ter sprake kwam. Wat er toen had plaatsgevonden, verbijsterde haar. Ze begreep niet hoe het had kunnen gebeuren. Ze was niet te beschrijven verontwaardigd over de apathie van de Nederlandse samenleving in die jaren."


'Ze bracht me op mijn eerste dag naar de kleuterschool zodat ik de weg wist. Daarna ging ik zelf"


"De middelbare school was muziek en meisjes. Ik had een grote interesse in meisjes. Er waren meisjes op wie ik verliefd was, er waren meisjes met wie ik een tijdje verkering had. Laatst kwam ik een van die meisjes van vroeger tegen. 'Joke, wij hebben toch verkering gehad?' vroeg ik haar. 'Jazeker.' 'Maar we hebben nooit gekust ofzo, we liepen alleen hand in hand, toch?' 'Ja,' antwoordde zij, 'en daarom heb ik het ook uitgemaakt. Jij deed nooit iets. Jij schreef alleen maar gedichtjes die je dan voorlas.' Zo was het inderdaad.
Het kwam niet bij me op dat je je liefde ook op een andere manier kon uiten, ondanks de boekjes uit de geheime kast van mijn ouders die ik stiekem had gelezen. Ik dacht: dat is iets wat je met jezelf doet, je gaat toch niet aan een ander vragen om dat met je te doen! Dat is gênant. Die kant van de liefde komt pas als je getrouwd bent, had ik van mijn moeder geleerd. Ik had ook veel onbeantwoorde liefdes. Ik ben eindeloos helemaal wild geweest van ene Ada, die mij totaal niet zag staan. Ik snapte niet dat zo'n interessant jongetje als ik zo oninteressant kon zijn voor Ada. Nu begrijp ik: dat had met de leeftijd te maken. Zij was net zo oud als ik en keek dus naar jongens van 16, niet naar 13-jarge leeftijdgenoten."

"In die tijd ontstond ook mijn enorme passie voor de muziek. Op mijn 13de kon ik al heel goed vioolspelen. Ik zat in een jeugdorkest; vanaf mijn 16de zat ik in het Utrechts Symfonie- orkest. Ik herinner me twee grote momenten. Het eerste was mijn ontdekking van het vibrato: dat je met een viool kon zingen in plaats van krassen. Dat gaf mij een onbeschrijfelijk geluksgevoel. En daarnaast was er het moment waarop ik Mendelsohn ontdekte. Ik had van deze of gene een lullig bandrecordertje gekregen.
Dat nam ik mee naar een vriendinnetje, bij wie ik een plaat mocht opnemen. Ik koos er wil- lekeurig een uit op basis van de hoes. De plaat werd opgezet, mijn microfoontje stond ernaast en ik hoorde Mendelsohn. Ik weet niet meer welk stuk het was. Maar toen ik die opname thuis op mijn zolderkamertje afluisterde, was ik verkocht. Dat zoiets moois bestond... Hiervan ga ik deel uitmaken, dacht ik. Ik voelde me als in een bootje op een oceaan van mogelijkheden." ?



Herman van Veen

Herman van Veen ging op zijn 17de naar het Utrechts Conservatorium om viool, zang en muziek- pedagogie te studeren. Op zijn 20ste debuteerde hij met de muziekvoorsteüing Harlekijn. Hij maakt cd's, schrijft boeken en regisseert speelfilms en muziektheatervoorstellingen. Sinds een jaar of tien schildert hij ook. Herman is al jaren actief voor Unicef en staat sinds 2012 aan het hoofd van het Herman van Veen Arts Center in Soestduinen. Hij is getrouwd met de Franse danseres Gaëtane Bouchez; uit eerdere huwelijken heeft hij viervolwassen kinderen, van wie Babette en Anne ook de theaterkant op zijn gegaan.

Dit najaar verschijnt zijn nieuwe cd en gaat hij weer toeren. Op 25 november speelt hij zijn 500ste voorstelling in Carré.

Hermanvanveen.com