www.jokebeeckmans.com
Joke Beeckmans

Interview Familie Van Veen
‘We zijn als kinderen blijven spelen’

13 juni 2013

‘Mijn vader heeft een fantastisch gevoel voor dingen mooi maken,’ zegt Babette van Veen (1968). ‘Hij verzet een stoel enkele centimeters en de hele ruimte is anders.’ Ze heeft met haar halfzus Anne van Veen (1983) afgesproken in het ‘Arts Center’ De Paltz, een landgoed in Soestduinen waar hun beroemde vader Herman van Veen (1945) bouwt aan een kantoor, een expositieruimte en een concertzaal. Hij is daarvoor alles zelf aan het opknappen. Vol verbazing kijken de dochters naar wat hij sinds hun laatste bezoek allemaal heeft geschilderd, geharkt en geplant. Volgens Babette is hun vader niet te houden. ‘Hij ramt gewoon door. Hij heeft een energie waar ik al moe van word als ik ernaar kijk. Wat hij allemaal voor twaalf uur ’s ochtends doet, dat krijg ik in een hele dag nog niet voor elkaar.’

Is die gedrevenheid niet overgeslagen?
Babette: ‘Mijn vader is het extreemst van ons drieën. Hij kan zes weken met vakantie gaan en ondertussen twee boeken schrijven. Als ík met vakantie ga, dan lees ik twee boeken. Ik heb het af en toe nodig even bij te tanken. Maar we hebben alle drie een enorme liefde voor ons vak en gaan er honderd procent voor. Geen van ons kan het half. Ik zeg heel vaak dat als ik niet meer zou kunnen zingen, ik een fortuin zou uitgeven aan therapie.’

Werd die liefde voor het vak erg gestimuleerd thuis?
Anne: ‘Mijn ouders hebben alleen maar aangemoedigd wat ik zelf in me had. Ze zagen dat ik veel schreef en gaven me dan voor mijn verjaardag een vulpen of een mooi opschrijfboekje. Omdat ik veel danste, mocht ik op dansles. En omdat ik heel erg van de muziek was, nam mijn vader me soms mee naar de Free Record Shop. Maar het was niet met de zweep erover of zo. Juist heel erg relaxed.’
Babette: ‘Hij zei altijd dat we moesten doen waar we gelukkig van werden.’
Herman: ‘Ik heb ze nooit bewust gestimuleerd, maar ze hebben wel kunnen zien en beleven dat wij het mooiste vak van de wereld hebben. We zijn in wezen als kinderen blijven spelen. Er werd thuis natuurlijk veel muziek gemaakt, en anders ging het er wel over. Ik heb mijn kinderen ook regelmatig meegenomen, naar repetities, studio’s en theaters.’

Hoe was het om mee naar die optredens te gaan?
Babette: ‘Superleuk. Dan ging ik een beetje helpen met opbouwen en afbreken, zijn viool poetsen en zijn strijkstok harsen. Als hij in het buitenland speelde, vlogen we vaak over.’
Anne: ‘Toen ik zestien was, wilde ik ook wel wat rock-’n-roll en toen ben ik echt een jaar lang tijdens alle schoolvakanties met hem mee gehobbeld op tournee. Ik vond dat toen hartstikke romantisch. Het was natuurlijk veel te zwaar voor een kind, ik lag nooit voor één uur in mijn bed. Maar ik bleef altijd maar stoer volhouden dat ik niet moe was. Aan het einde van de week zag ik meestal lijkbleek en moest mijn moeder me weer oplappen met fruit en vitaminen.’

Wisten jullie al vroeg dat jullie dezelfde kant op wilden?
Anne: ‘Ik was als kind alleen maar aan het zingen, dansen en schrijven. Maar toen ik echt mijn beroep moest kiezen, ben ik daar heel moeilijk over gaan doen. Ik was bang dat de keuze voor kleinkunst niet authentiek genoeg was, te veel de-appel-niet-ver-van-de-boom. Omdat ik van iedereen uit mijn omgeving te horen kreeg dat ik toch ook echt een podiumbeest was én om te kijken of ik het überhaupt kon, ben ik uiteindelijk toch auditie gaan doen.’
Babette: ‘Ik wilde vroeger eigenlijk altijd lerares worden of iets met geschiedenis gaan doen. Maar op de middelbare school kwam ik erachter dat dat leren toch niet echt iets voor mij was. Ik zat in een bandje en wilde goed leren zingen, lol maken en de wereld verkennen. In een opwelling heb ik toen auditie gedaan voor Herman Teirlinck, de kleinskunstacademie in Antwerpen.’

Hebben jullie elkaar geholpen om ertussen te komen?
Babette: ‘Ik heb voor de auditie wel veel geoefend met Marloes Fluitsma, de moeder van Anne. Als een dramadocent heeft ze heel serieus met me gewerkt aan het lied, de tekstinterpretatie en het rolinterview. Het was een heel pittige auditie.’
Anne: ‘Mijn moeder heeft mij ook geholpen. Als ik het écht wilde, dan moest ik er van haar alles instoppen wat ik had.’

Hebben jullie voor de toneelschoolaudities dan niet geoefend met jullie vader?
Babette: ‘Het was voor de toneelschool en zij is natuurlijk actrice.’
Anne: ‘Dat durfde ik toen nog niet met mijn vader. Mijn moeder stond dichter bij me. Ik woonde bij haar en had op die manier zoveel vlieguren gemaakt dat ik daar mijn zekerheid aan ontleende. Mijn vader zag ik door de scheiding van mijn ouders en de vele tournees veel minder. De uren dat we elkaar zagen, moesten daarom paradijselijk zijn. Ik wilde me dan niet feilbaar, zoekend en ploeterend laten zien. Het zal wel het kleinemeisjessyndroom geweest zijn: papa, zie mij als een prinses!’

Is dat veranderd? Geven jullie elkaar nu wel advies?
Herman: ‘Advies niet zozeer, we delen ervaringen. Babette en Anne doen absoluut wat ze zelf willen. Ze luisteren meestal geduldig om het dan op volstrekt eigen wijze voort te zetten, een rustige gedachte. Ik heb ze ook altijd op het hart gedrukt zichzelf te blijven, het op hun eigen manier te doen. Er is maar één Anne, één Babette.’
Babette: ‘Laatst werd ik gevraagd voor Vrouw Holland. Ik kende het gezelschap niet en heb toen mijn vader gebeld om te vragen wat hij ervan vond. Het is fijn dat je dan even kunt overleggen. Bij voorstellingen vindt hij mij altijd de beste en geeft hij weinig commentaar. Als ik hem om kritiek zou vragen, zou hij wel met een lijstje komen. Maar dat doe ik niet, een voorstelling is zoiets persoonlijks. Over elk stapje is al nagedacht. Je kunt bezig blijven.’
Anne: ‘Ik heb veel aan zijn feedback en vraag hem altijd naar een try-out te komen kijken. Na afloop stelt hij áltijd vragen over bewustzijn. Ben je je ervan bewust dat je daar staat? Dat je deze keer met twee in plaats van met één muzikant speelt? Dat je je microfoon op een bepaalde manier vasthoudt? Het publiek interpreteert volgens hem alles. Soms komt hij ook met artistieke ideeën of concrete regieaanwijzingen, die ik vervolgens heel puberaal afwijs. Vaak heeft hij gelijk, maar het moet wel van mij blijven.’

Herkennen jullie elkaar in jullie werk?
Babette: ‘Anne legt altijd veel humor in haar teksten en dat probeer ik ook te doen. Ik denk dat we ook allemaal een beetje relativerend nadenken over de grote zaken des levens.’
Anne: ‘Als je mijn vader ziet toen hij mijn leeftijd had, dan schrik je van de fysieke gelijkenis. We hebben dezelfde trekken. De manier waarop we onze mond bewegen, wegkijken na een lied of een handgebaar maken is vaak precies hetzelfde.’
Herman: ‘Anne heeft heel veel typisch “Van Veen”. Babette lijkt dan weer uiterlijk én in haar doen en laten op mijn oma, die ze trouwens nooit heeft gekend. Het houdt dus niet op bij de invloed van vaders en moeders.’

In 2005 zongen jullie samen op Nekka-Nacht in het Antwerpse Sportpaleis ter ere van Hermans zestigste verjaardag. Wat gebeurt er als er drie Van Veens samen op het podium staan?
Herman: ‘Nekka trok ik bijna niet. Geflankeerd door het liefste wat je hebt, is het lastig objectief zingen. Gezamenlijke filmprojecten waren makkelijker. Je speelt dan iemand anders in een verhaal en bent veel praktischer aan het werk.’
Anne: ‘Ik weet nog dat ik die Nekka-Nacht vooral heel spannend vond. Ik was nog maar negentien, er zat iets van vijftienduizend man en ik mocht een stukje solo zingen. Dat was voor mij echt: wow. Mijn zus en ik worden nu vaker voor speciale gelegenheden opgetrommeld. Voor af en toe is dat heel leuk.’
Babette: ‘We maken er dan wat van, vooral om onze vader een plezier te doen. Maar het is wel altijd een opgave hoor. We zijn dan in zijn arena en daar is hij de baas. Mijn vader is heel streng om mee te werken. Dat is niet altijd makkelijk.’

Wat onderscheidt jullie van elkaar?
Babette: ‘Anne is veel vrijer in wat ze maakt dan ik. Ze schrijft alleen wat ze zelf mooi vindt. Ik wil ook graag op de radio gedraaid worden en houd me daarom veel meer aan de regels van de commercialiteit. Conform de norm duren mijn liedjes drie minuut twintig en bevatten ze een coupletje, een bruggetje en een refreintje.’
Anne: ‘Ik maak nummers die in Babettes ogen “moeilijk, moeilijk” zijn. Zij schrijft meer anekdotische verhaaltjes en ik poëtische “gevoelstoestanden”. Bij haar gaat het bijvoorbeeld over haar man die haar in de steek laat voor de buurvrouw, bij mij over angsten die ’s nachts aan de deur kloppen. Mijn vader en ik zitten dan weer in een heel andere levensfase. In mooie melancholische nummers blikt hij terug op zijn leven of zingt hij over zijn kleinkinderen en de naderende dood. Ik vraag me in mijn liedjes vooral af waar ik ben en waar ik heen moet. Ik wil ook nog rebels overal tegen aanschoppen. Tegenover de traditionele opkomsten en klassieke begroetingen van mijn vader ben ik iets meer edgy. In mijn laatste programma doe ik bijvoorbeeld een Nina Hagen-achtige act en een parodie op rebirthing. Dat zie ik mijn vader niet zo snel doen.’

Zouden jullie nog iets van jullie vader kunnen leren?
Anne: ‘Ik ben echt onder de indruk van zijn ambachtelijke beheersing van het vak. Hij kan een zaal als een marionettenspeler helemaal in zijn vingers hebben. Als hij wil ontroeren, weet hij precies welke knop hij moet indrukken. Hij speelt ook nog eens formidabel viool en kan zichzelf begeleiden op piano en gitaar. Daarom kan ik hem wel eens benijden. Ik ben als kind na een jaar pianoles alweer gestopt en heb het pas op de opleiding weer opgepakt.’
Babette: ‘Die gitaar heeft hij nog niet zo lang geleden vrij goed leren bespelen. Dat bewonder ik wel. Ik wil ook wel heel graag dingen leren. Maar op het moment dat ik er elke dag voor moet oefenen, laat ik het toch hangen.’

Hebben jullie last van die bekende achternaam?
Anne: ‘Het is soms wel intimiderend. Bij mijn allereerste programma had de hele zaal al bepaalde verwachtingen. Maar iedereen heeft zo zijn hang-ups. Heel mooie meisjes hebben last van een mooie toet waar niemand doorheen kan kijken. Ik moet toegeven dat ik door mijn naam ook meer publiek had dan een gemiddelde debutante. Ik ben toch een soort estafettestok, waarnaar fans van mijn vader uit nieuwsgierigheid komen kijken. Inmiddels heeft dat publiek zich een beetje gedestilleerd. Sommigen haakten af omdat het niet helemaal Herman was en anderen heb ik met mijn eigenheid veroverd. Na drie programma’s begin ik me langzaamaan een beetje te vestigen als een autonoom mens.’
Babette: ‘Ik vond het vroeger best irritant dat iedereen over mijn vader begon, maar Anne heeft het dubbel moeilijk. Bij haar begint iedereen ook nog eens over haar zus. Dat is gewoon echt lullig. Ik ben heel blij dat ze me dat niet kwalijk neemt.’

En dan is er ook nog dat liedje…
Babette: ‘Ik zou er gek van worden als ik Anne was. Dat arme kind. Iedereen zingt het. Zelfs de familie als ze haar zoeken. Dat is toch erg!’
Anne: ‘De connectie wordt altijd gemaakt. Ik ben altijd Anne van dat liedje. Maar ik vind het niet erg. Het is een prachtig nummer. Wow, had ik het maar geschreven. In zo’n zin als “Alleen de ogen van je moeder waren net zo mooi als jij” eert hij niet alleen mij, maar ook mijn moeder. Ik zie ze zo aan mijn bed staan. Door dat liedje is Anne ook de meest voorkomende meisjesnaam van mijn generatie. Dat is toch waanzinnig.’


Herman van Veen staat 8 t/m 10 juni in Koninklijk Theater Carré met het verzoekprogramma Kunt u niet nog eens (www.hermanvanveen.com). Babette van Veen speelt in Brave meisjes komen in de hemel van Vrouw Holland en werkt aan haar nieuwe cd (www.vrouwholland.nl). Anne van Veens derde soloprogramma Tegengif gaat komend seizoen in reprise. In september komt een gelijknamige cd uit met liedjes uit de voorstelling, die ze opnam in de studio van haar vader (www.annevanveen.nl).


Joke Beeckmans op donderdag,
juni 13, 2013