woensdag 13 september 2006 schreef Pierre De Decker in BrusselsNieuws


Herman van Veen: "ik kom overal thuis"




Oudergem - "Dit is mijn leven, dat ben ik geworden. Ik ben die zanger. En stopt die zanger met zingen, dan bestaat die man niet meer. Zingen is mijn ziel, mijn zaligheid..." De Nederlandse doeal Herman van Veen weet dat hij niet zonder een podium kan. Dit najaar komt hij twee in het Frans naar Brussel.

Herman van Veen is chansonnier, cabaretier en clown, maar terzelfdertijd ook voetballiefhebber (FC Utrecht is zijn ploeg), voorman van productiehuis Harlekijn Holland en voorvechter voor De Rechten van het Kind. “Gaat het de kinderen goed, dan gaat het de wereld goed. Een kind kan niet voor zichzelf opkomen, dat dienen volwassen mensen te doen.” ‘Anne’ en ‘Opzij’ zijn hitgeschiedenis, het figuurtje Alfred Jodocus Kwak blijkt tijdloos – “Als eend kan ik mijn zegje over de wereld doen” – en zijn theatershows reizen in meerdere talen tussen Antwerpen, Johannesburg, Wenen, Tokyo, Parijs en New York.

Van Veen komt dit najaar tweemaal in het Frans naar CC Oudergem: op 10 oktober met de voorstelling Chapeau – “een eerbetoon aan die mij lief zijn en aan wie ik schatplichtig ben. Dat zeg ik ook tegen het leven: chapeau!” – en op 16 september met Mata Hari. “Het is kamermuziektheater, monoloog, dans en lied,” met in de hoofdrol zijn Belgische vrouw Gaëtane Bouchez als Anna, de hartsvriendin van Mata Hari.

De Hollandse courtisane en dubbelspionne werd in 1917 door de Fransen op beschuldiging van hoogverraad ter dood veroordeeld. U ziet dat anders. Herman van Veen: Ik heropen de zaak en bewijs haar onschuld. We kennen Mata Hari alleen als stripteaseuse, maar ze was vooral een fantastische vrouw en een beroemde danseres. Heel Europa kende haar: de kunstwereld, de adel, het grote publiek. Ze is misbruikt door de heersende politieke klasse als afleidingsmanoeuvre van de horror van de Eerste Wereldoorlog. De kranten zetten haar proces op de voorpagina, niet het bericht over 120.000 dode Franse soldaten. Ze moest worden terechtgesteld als mede-oorzaak voor het verlies van zoveel Franse jongens. Zo leg ik de relatie met de oorlog in Irak en Afghanistan. Je ziet nooit de dode soldaten, je ziet een president die uit een helikopter stapt en verklaart dat hij van plan is om de oorlog stoppen, maar intussen...

Hoe was het om samen met uw vrouw een stuk te maken?

van Veen: Erg fijn. We komen allebei uit het vak – zij uit de klassieke dans, ik uit de klassieke muziek. Je merkt parallellen. Het is geweldig om zo intensief met, maar ook los van elkaar te kunnen werken. We zijn allebei reizigers.

Gaëtane Bouchez: In ons privéleven is hij mijn man. Professioneel tracht ik hem te zien als regisseur. Ik stel me helemaal open voor zijn opmerkingen. Maar dat is niet makkelijk. Soms ga je in discussie en dan komt die man-vrouwrelatie als echtpaar natuurlijk naar boven.

Valt het doek na de voorstelling, gaat het gewone leven weer door?
van Veen: Er is hier sprake van een grote vriendschap en een grote verwantschap. Wij hebben twee grote passies in ons leven: de natuur en het theater. Dus ik kom haar in het theater of in de tuin tegen, en soms ook in mijn bed. Dat is heel mooi. Wij zijn echt maatjes.

Bouchez: Ik ben de eerste die hij feliciteert na de voorstelling: “Fantastisch!” Hij is heel trots. Maar bijna meteen komt de eerste opmerking dat iets beter kan.

U vertaalde het stuk naar het Frans, uw moedertaal. Ontdekte u een andere Van Veen?
Bouchez: Niet echt. Ik had al liedjes van hem vertaald. Hij werkt met heel veel poëzie, veel warmte en veel beelden. Dat ik zijn vrouw ben, helpt me ontzettend, want ik weet precies wat hij bedoelt. Het Frans is een rijke taal. Je hebt zoveel woorden waar je mee kunt spelen om bij de juiste geur en de juiste sfeer te passen. Hermans materiaal is trouwens een cadeau. Het is al mooi, je kunt er alleen maar mooie dingen mee maken.

In het stuk zit ook muziek. Is het niet jammer dat een liedje als ‘Tu me rends si belle’ allicht nooit de radio haalt?
van Veen: De radio is niet meer wat de radio was. Er is het internet nu. Dat maakt de wereld toegankelijk voor ons. Ook iemand uit Japan kan dit liedje horen als hij wil. De radio vandaag is toch net als de televisie over het algemeen een door reclameboodschappen gestuurd fenomeen. Dus het zegt niets over de kwaliteit als iets niet of wel wordt uitgezonden. We verkopen trouwens alsmaar meer cd’s en dvd’s omdat de wereld zoveel groter wordt. We zijn niet meer afhankelijk van een radio-dj.

U speelt in het Frans, Duits en Engels, maar begint elke voorstelling wel in het Nederlands.
van Veen: Dat is dramaturgisch noodzakelijk zodat je begrijpt waarom mijn Frans, Engels en Duits zo merkwaardig zijn. Zie het als een ontmoeting. Ik neem de moeite om die andere taal min of meer te beheersen, omdat ik dat wat ik te vertellen heb fascinerend vind en er blijkbaar mensen zijn die dat ook vinden. Als zij er niet zijn, zouden wij niet bestaan. Ik ben me geweldig bewust van mijn beperkingen, maar dat is niet altijd een zwakte. In het Nederlands wordt een voorstelling vaak volstrekt anders omdat ik veel meer ruimte heb, maar dat impliceert niet dat ze beter is. In een andere taal is mijn voorstelling dikwijls meer to the point omdat ik die vrijheid niet heb.

In interviews verwijst u graag naar het voetbal. Is er een link met uw podiumspel?
van Veen: Absoluut. Mijn voorstelling heeft een eerste helft en een tweede helft. En de dramaturgie is dezelfde. Het is een spel met de pointe, het doelpunt zo te plaatsen dat ze op het meest onverwachte moment komt. Het is een samenspel. Je speelt de bal als het ware rond met je muzikanten en het publiek is daarbij onvermijdelijk een noodzaak.

U bent 61. Waar blijft u de inspiratie halen?
van Veen: Ik heb nog nooit wat bedacht. Ik heb ook geen fantasie. Ik kan me alleen maar herinneren en de orde van die herinneringen bepaalt of men het als fantasierijk of fictie beschouwt. Dit stuk, Mata Hari, of gewoon een liedje, het is een beschrijving van een gebeurtenis die heeft plaats gevonden. Ik kan over mijn moeder of vader praten of over mijn kinderen, over mijn reizen, over wat ik lees en zie, waarvoor ik bang ben, wat ik hoop. Meer kan ik niet doen.

U noemt zichzelf een jongeman met veel ervaring?
van Veen: Ik heb twee kleinkinderen en zie dat ik niet veel anders ben dan zij. Ik weet alleen dat ik een kind ben met ongelooflijk veel ervaring, maar dat wezen in mij is niet anders. Het pak eromheen, het vel, de botten, de zak waarin je zit, dat is oud geworden. Maar dat mannetje is niet anders dan dat ventje van twee dat nu bij mij in de keuken rent. Alleen: ik weet gewoon dat ik mijn hoofd ga stoten als ik zo rondspring, dat jongetje nog niet.

Hoe gaat u om met ouder worden?
van Veen: Ik loop niet langzamer maar wel bedachtzamer. In Parijs is er een hotel waar ik al 25 jaar kom. Ik verheug me op voorhand op die bepaalde kamer, dat ene restaurant. Ik zie de barman weer en vraag: ‘Hoe is het me je?’, ‘Tja, mijn vrouw is dood.’ ‘God, neem me niet kwalijk.’ ‘Dat is niet jouw schuld.’ (lacht) En hij zet mijn borrel klaar. In elke stad zijn sporen. Je komt overal thuis.

Uw werk is sterk autobiografisch. Leven is vrolijk en ook triest. Is dat niet moeilijk om spelen en plein public ?
van Veen: Dat vind ik geen enkel probleem want dat ben ik. Ik kan niet spelen dat ik het niet ben.

Mijn voorstellingen zijn niet anders dan mijn dagelijks leven, alleen meer gecomprimeerd. Ik speel morgen in München en wat mij bezighoudt, dat zal ik zingen. ‘Heeft u dat gelezen gisteren van kanselier Angela Merkel die zich zorgen maakt over de dalende bevolkingstoewas in Duitsland, terwijl er in Somalië 500.000 aidswezen zijn?’ Ik ben nog steeds dat ene liedje aan het schrijven. Ik zoek woorden voor iets dat ik maar niet gearticuleerd kan krijgen. En daar is weer een liedje voor nodig, weer een portretje, weer een voorstelling om te zeggen: ‘Ja, maar...’



Pierre De Decker © Agenda