Patrick van den Hanenberg schreef in de Volkskrant van 13 april 1996:



Herman van Veen kan toe met bruisende kalmte en half woord

Voor velen is Herman van Veen: "Opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats, we hebben ongelooflijke haast."
Maar als er iets is waar Van Veen niet mee geassosiëerd kan worden, dan is het wel de nodeloze drukte en haast. Een beter beeld geeft de foto op het programmaboekje en het affiche. Een korrelige, grijze foto, waarop alleen de ogen lichtblauw zijn ingekleurd; Van Veen draagt een pruik van krantensnippers, legt zijn wijsvinger op zijn lippen en verzoekt om stilte. Alsof hij wil zeggen: lees de krant, denk er rustig over na, maar kalm aan, schreeuw niet zo, het is allemaal zo onecht.foto: chris janssen 1997 De foto werd ook al gebruikt voor de omslag van het tekstboek Dat tedere gevoel , dat vorig jaar uitkwam bij zijn vijftigste verjaardag, en voor de hoes van de cd My cat and I , van twee jaar terug. En als het aan Van Veen ligt dan gaat de foto tot het eind mee. Want waarom zou je iets moois wegdoen?
Daarom zitten er in de nieuwe show liedjes en grapjes die we ook al vijf jaar geleden (de vorige tour door Nederland) hoorden en zelfs nog ouder werk. Dat heeft niets te maken met gemakzucht, maar met het perfectioneren van een gouden act. En dat gebeurt tijdens lange tournees van New York naar Wenen naar Breda.
Soms wordt er iets aan toegevoegd, zoals een aantal liedjes van zijn onlangs verschenen cd Sarah. Maar ook het nieuwe klinkt vertrouwd, vooral door de herkenbare teksten van Willem Wilmink en de aangenaam droevige melodiën.

Van Veen is steeds meer een minimal clown aan het worden. Hij opent met Alles in de wind , een kinderlied met een volwassen, relativerende tekst.De bewegingen worden zuinigjes gedoseerd. Er wordt vooral gefluisterd.
Dan trekt hij damesschoenen aan met hoge hakken, schuift de broekspijpen omhoog en schakelt de benen in de hoogste versnelling. Er volgt een gedicht waaruit blijkt dat weed bij de groenteboer te koop moet zijn, en een verhaal dat duidelijk maakt dat er iets mis is met het idealisme van de jaren zestig.
Na deze fysieke en verbale eruptie is het weer rustig. Maar het is een bruisende kalmte. Waar de schrijvers vele pagina's en podiumartiesten negentig-kilometer-per-uur-conferences voor nodig hebben, daar heeft Van Veen voldoende aan een half woord.
Zelfs dat halve woord is vaak nog overbodig, want de klezmer-achtige composities van Van Veen en zijn trouwe adjudanten Erik van der Wurff en Nard Reijnders, zijn veelzeggend. Die nummers zijn, zoals de hele show, een boeiend gevecht tussen neerhangende mondhoeken en een opgewekte grijns.



terug naar de index