Gezond Gehoor
Stan Verhaag

"Ik heb het gehoor van een vleermuis"

Winter 2012

Bij alles wat zanger en violist Herman van Veen doet, speelt geluid een hoofdrol. ‘Verbluffend.’ Zo noemt hij het resultaat van de oortest die hij een jaar of tien geleden onderging. ‘De man met het medisch inzicht vergeleek mijn gehoor met dat van een vleermuis. Ik ben gezegend.’


Dankzij zijn zeer scherpe gehoor kan de vleermuis - nachtdier bij uitstek - zich uitstekend oriënteren. Hij gebruikt de echo’s van de geluidssignalen die hij onafgebroken uitzendt om te bepalen waar zich obstakels bevinden - en omzeilt ze vervolgens behendig. Ook de man die in zijn nu al 47 jaar durende carričre vele duizenden optredens gaf zijn, gebruikt zijn oren op een bijzondere manier: ‘In zo’n donkere zaal kijk ik als het ware met mijn oren,’ zegt hij. ‘Bijna elke emotie manifesteert zich in het theater of concertzaal via geluid. Daardoor wordt het adembenemend.’

Vrije tijd

Hermannus (Herman) Jantinus van Veen (Utrecht, 14 maart 1945) speelt viool, zingt, schrijft, componeert, regisseert, acteert, schildert en is activist voor de rechten van het kind. Hij maakte 175 cd’s, 21 dvd’s, hij schreef zeventig boeken, en scenario’s voor speelfilms en muziektheater- voorstellingen. In 2008 werd hij Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 2010 ontving hij de Edison Oeuvreprijs Kleinkunst voor zijn oeuvre, vioolspel en buitengewone verdiensten voor de Nederlandse muziek. Hij is vader van vier kinderen uit twee huwelijken.

Zelf groeide hij op als enige jongen in een arbeidersgezin. Hij studeerde viool, zang en muziekpedagogie aan het Utrechts Conservatorium. Zijn ouders hadden moeite met die keuze, zo blijkt uit ‘Vrije tijd’, een nummer dat Van Veen in 2007 opnam en waarvoor hij zelf de sterke tekst schreef: ‘Waar moet je, waar moet je van leven, als je zanger bent of violist? Het is maar weinigen gegeven, ik hoop dat je je niet vergist.’ Aan het eind concludeert Van Veen uit volle borst dat hij de juiste keuze heeft gemaakt: ‘Ik ken geen spijt. Ik heb alleen maar vrije tijd.’ In een interview zei hij het ooit zo: ‘Er is niets mooiers dan te kunnen zingen en vertellen en dat met hart en ziel en passie te doen. Mij maakt het niet uit of we spelen in kroegen, zalen, sportpaleizen of schouwburgen, als we maar kunnen musiceren.’

Stukje beter

Toch is hij veeleisend, de man die in 1965 zijn theaterdebuut maakte met het clowneske soloprogramma ‘Harlekijn’ en die zijn voorstellingen sindsdien wereldwijd in vier talen speelt. Hij is veeleisend als het gaat om hoe geluid moet klinken tijdens optredens: ‘Wij hebben een bijzonder goede geluidsman, die op de dag van een voorstelling uren favoriet Herman van Veen bezig is de kwaliteit van het geluid te optimaliseren’, zo verklapt Van Veen. ‘Zijn opdracht is het versterken van wat wij spelen en zingen. Maar dan wel zonder enige toevoeging, zonder enig effect. De viool met zijn karakteristieke geluid goed te laten klinken in de ruimte, dat vereist zeer zorgvuldig werk.’ Op de vraag waar het geluid het mooiste klinkt, noemt hij de mooiste zalen waar hij de afgelopen decennia speelde: ‘Carnegie Hall in New York, Queen Elisabeth Hall in Londen, Die Alter Oper in Frankfurt, l’Olympia in Parijs, Carré en het Concertgebouw in Amsterdam. Dat zijn de zalen met de mooiste akoestiek. Daardoor worden wij in die zalen ook een stukje beter.’

Magistraal geruis

Geluid en gehoor zijn belangrijk in zijn werk, maar ook privé heeft Van Veen een scherp oor voor detail. Dat bleek bijvoorbeeld uit wat hij in 2004 vertelde over zijn vrouw, een Franstalige danseres uit België: ‘We wonen op een boerderij en zij draagt buiten klompen, en dan hoor ik van: kabóem kabóem kabóem. Dat ontroert mij heftig.' Toeval of niet, als wij acht jaar later aan Van Veen vragen van welke geluiden hij het meest geniet, noemt hij als allereerste zijn vrouw: ‘Ik geniet van het geluid van haar voetstappen in de gang, die zeggen dat ze thuis is.’

Er zijn nog veel meer geluiden waarvan Van Veen geniet: ‘Het tikken van de klok, omdat ik dan weet dat ik tijd heb. Het ademen van de honden als ze slapen op mijn sloffen. Het druppelen van regen op het dak. Het water dat kookt voor de thee. De vogels in de tuin. De wind die door de bladeren streelt. In wezen, denk ik, is heel het leven geluid.’ En zoals het leven bestaat uit mooie en minder mooie momenten, zo zijn er naast mooie geluiden ook minder mooie geluiden, vindt hij: ‘Ik hou niet van het geluid van sirenes of van palen die de grond in worden geheid. Het rusteloze gezoem van verkeer. Mensen die ruzie maken.’ Liever denkt hij terug aan een geiuidservaring die diepe indruk maakte, een ervaring van lang geleden die hem altijd is bijgebleven. ‘Dat was toen ik de eerste keer de zee hoorde. Ik klom met mijn ouders door het mulle zand van de duinen. Boven aangekpmen was er dat magistrale geruis.’
Hij vertelt dat hij sterk het gevoel heeft dat geluid een helende werking kan hebben, maar ook een ziekmakende. ‘Ik voorzie in de toekomst grootse ontdekkingen. Mijn inziens zou je mensen kunnen genezen door in te spelen op de frequentie van hun ziekmakers.’

Behagelijke stilte

Kan Van Veen ook zonder geluid? Welke rol speelt stilte in zijn leven? Waar vindt hij stilte? ‘Stilte is zeldzaam’, antwoordt hij. ‘Waar moetje naartoe om stilte te vinden? Er is geen afwezigheid van geluid. Stilte is een einde van alles. Volledige stilte heb ik nog nooit meegemaakt. En als het heel stil was, hoorde ik het bonken van mijn hart. Het ruisen van mijn bloed. De behagelijke stilte is voor mij die van een bos, of een dal, een sneeuwvlakte, een leeg huis. Of de stilte tussen zinnen in een zaal.’



Stan Verhaag