Noordhollands Dagblad
Hans Visser

Herman van Veen betovert publiek in koninklijk theater

Gloeien van geluk in Carré

4 december 2012

Herman van Veen kwam niet. Toen het dieprode doek van het Koninklijk Theater Carré vrijdagavond week, stond hij daar gewoon. Vorstelijk magiër op een vorstelijk toneel, dienaar van zijn publiek, een lange avond lang.

Als cadeau voor het theater dat vandaag 125 jaar geleden zijn deuren opende en waar hij honderden malen speelde, brengt hij daar deze week de voorstelling "Kunt u nog niet eens" liedjes en praatjes dat het publiek dat hem daar sinds 1 mei 1971 zag optreden nog eens zou horen. Een prachtig cadeau. Al toen de zaal volstroomde hing daar een echte verjaardagstemming. Mensen van alle leeftijden, onbekenden voor elkaar, knikten en glimlachten vol verwachting over en weer. Er schuilt een gevaar in het idee om repertoire te brengen uit zo'n lange periode. Gretig loert het monster van datering en misplaatste nostalgie, maar bij Van Veen kreeg het geen kans. Met zijn acht musici knalde hij er meteen in met een soort mix van Balkan en akoestisch bijna-rock.

Daarna volgde er een stoet van oud en nieuw, bekend en onbekend, werk. Op basis van pure grote poëzie, geschreven door onder anderen Hans Lodeizen, Judith Herzberg, Rob Chrispijn, Willem Wilmink, Jacques Brel en natuurlijk Herman van Veen zelf, raakte hij aan grote gevoelens van alle tijden en mensen.
Ook de muziek draagt daar alles aan bij, gekleurd door zijn begeleiders met wie hij een soort artitieke symbiose vormt. Onder hen nu weer oudgedienden als blazer Nard Reijnders, violiste Jannemien Cnossen, gitariste Edith Leerkes en pianist Erik van der Wurff, met wie hij al vijftig jaar optreedt.
Zelfs "Suzanne", dat hij al bij zijn Carré-debuut zong, klonk fris."Cirkels, rond als de wijnvlek van eergister" had nu zelfs een diepste laag. Want de boodschap "Er bestaat geen medicijn tegen oud en eenzaam zijn", heeft nu een lading van een 67 jarige gekregen. Om nog maar te zwijgen als het gaat om "Liefde van later". Het publiek leek te gloeien van geluk. Dit was een tijdloos repertoire waarmee menigeen was opgegroeid, gezongen door die fluwelen, sensuele toverstem die slechts aan zeggingskracht lijkt te winnen.

Even leek Herman te zijn geraakt. Goddelijk begeleid door Erik van der Wurff begon hij aan "wijs me waar de toetsen zitten", maar stopte snel. Het publiek hield de adem in en zag zwijgend toe hoe hij zich herpakte. Een moment van ware liefde tussen publiek, artiest en theater. Op het toneel kwamen "oude bekenden" voorbij zoals "Anne, de voetbalsupporter. de tenniser en op muziek van Bach ook de moeder Maria". Steeds onderdeel van een logische theatrale eenheid. Dit was een gelegenheidsproduktie, maar daar leek het zelden op.

Om kwart voor elf viel het doek, maar zoals zo vaak in Carré, begon Herman aan een extraatje. Terwijl de theaterdeuren al open stonden en de koude buitenlucht in de zaal mengde met de warmte van publiek en podium, manifesteerde zich hier een artiest zoals dit hoogst zelden worden waargenomen, een magiër.


Hans Visser