Herman van Veen schreef 12 maart 2005 aflevering 13 in het Utrechts Nieuwsblad

Ome Frans: Van toen ze naar Antwerpen gingen



Herman's Utrecht is een serie herinneringen (op elke eerste zaterdag van de maand) van een Utrechts jochie van 59 jaar dat opgroeide in de Utrechtse Vogelenbuurt. Aanstaande maandag viert Herman van Veen zijn 60e verjaardag in de Utrechtse Stadsschouwburg met een speciale voorstellingen familie, vrienden en meer dan 600 lezers van deze krant. Dan wordt ook het boek Zonder Jas gepresenteerd waarin de afgelopen dertien afleveringen zijn gebundeld.

Laatst kreeg ik een briefje van een voor mij onbekende dochter van mijn Ome Frans, de broer van mijn moeder. Wist helemaal niet dat hij nog een dochter had. Belde met mijn zusje die over het algemeen alles over onze familie weet, maar ook zij was reuzeverbaasd. Ome Frans blijkt buiten de kinderen die wij kennen er nog een aantal te hebben.
Ga binnenkort met Lydia, de dochter, in Utrecht eten om haar alles wat ik van mijn oom weet, te vertellen. Zij zag haar vader maar twee keer. Eén keer als kleuter, op de markt. En de tweede keer als kind, in het stadhuis.

Ome Frans. Zat zaterdags in de synagoge, zondags in de kerk. Hij was een zakenman. Stond op de mart. Was gespecialiseerd in damesondergoed en herensokken. Voor de kraam van Ome Frans was het altijd gezellig druk. Frans leek met zijn donkere ogen, zijn onafscheidelijke borsalino en zijn zwartgemaakte snor een beetje op een Italiaanse filmster.

Hij was samen met mijn Ome Piet de beste makker van mijn vader. Elk jaar gingen ze samen ergens een weekje vissen en kwamen dan terug met voor twaalf maanden verhalen. Ome Frans kon verkopen wat hij wilde. Ook al wilde jij dat absoluut niet hebben, hij kon iemand overtuigend duidelijk maken dat hij of zij zonder slagroomklopper geen leven zou hebben. Dus kochten de mensen bij hem er soms twee. Maar zijn specialiteit was toch ondergoed. ,,Mevrouw? Zes voor een knaak. Prachtige onderbroeken van formidabele kwaliteit. U moet ze wel zelf vullen."

Soms verdiende hij wat bij als privé-chauffeur van zijn oude klasgenoot, professor Max Funkelstein. Niet dat dat een professor was, maar zo zag hij eruit. Max Funkelstein was eigenlijk een onderwijzer met als hobby het vertellen van joodse verhalen, grappen en anekdotes. Dat deed hij zeer professioneel, als een Professor Droogkloot. "Sam zegt tegen Moos: "Moos, jouw vrouw bedriegt ons." Funkelstein had een echte Oldsmobile, die glom als onze kachel. Frans en Funkelstein leken op elkaar als Jansen en Janssen. Funkelstein was vooral een knappe vent en om zijn humor een graag geziene gast. Maar mijn Ome Frans deed niet onder voor de prof.
"Op een dag...," zo vertelde mijn vader telkens weer, "heb ik dat verhaal verteld van Frans? Van over toen ze naar Antwerpen gingen?" Niemand van ons dorst te zeggen: ja, want we wisten hoeveel plezier mijn vader had als hij dit weer vertellen kon.
Op een dag reden Ome Frans en Max in een Citroen van Utrecht naar Antwerpen - omdat Funkelstein het verdomde in een Volkswagen te rijden - naar Antwerpen voor een discussie aan de Germaanse faculteit. Net over de grens vroeg Ome Frans: "Zeg Funkel, zullen we ruilen? Ik zou ook wel eens in het middelpunt van de belangstelling willen staan. Dan ben ik de prof en jij mijn chauffeur."
"Waarom niet?," moet Funkelstein gezegd hebben. Bijzonder hartelijk werden Ome Frans en zijn kersverse chauffeur op de Universiteit van Antwerpen ontvangen. Onder vriendelijk applaus stapte Ome Frans achter het spreekgestoelte. De eerste vraag werd in het Hebreeuws gesteld: "Adon Funkelstein, ma ata gosjew, hajiem elo-hiem met?" Frans, die geen woord over de grens sprak, moest ongelooflijk lachen. Zei met tranen in zijn ogen:
"Deze vraag is zó simpel, die kan zelfs mijn chauffeur beantwoorden."

En dan had mijn vader tranen in zijn ogen. En ook wij lagen weer in een deuk.

Hoop dat Lydia dit net zo leuk zal vinden.


Volgende week zaterdag het slot van deze serie met de publicatie van het titelverhaal Zonder Jas uit de gelijknamige bundel Utrechtse herinneringen van Herman van Veen.


"Adon Funkelstein, ma ata gosjew, hajiem elo-hiem met?" betekent: "Adon Funkenstein, wat denk je, is God dood?"