UNIQUE 40 JAAR TALENT

Performer Herman van Veen:

'Zingen is gezond, ik kan het iedereen aanraden'

november 2012

'Mijn grootste talent is misschien wel nieuwsgierigheid. Ik wil altijd weten hoe het zit, wat er achter de dingen verscholen ligt. Op school vroeg ik een keer aan de meester, tijdens de rekenles: 'Waarom zijn de tomaten rood?' Hij vond dat zo'n onnozele vraag dat hij me de klas uitstuurde. Daar stond ik, op de gang, zonder te weten waarom de tomaten rood zijn. Pas tientallen jaren later, tijdens een optreden in een televisieprogramma van Midas Dekkers, kwam ik erachter hoe het zit. Tomaten zijn rood omdat ze er gevaarlijk uit willen zien. Rood is een alarmerende kleur, en bij een zachte, kwetsbare vrucht als een tomaat helpt dat om belagers af te schrikken.


Je talenten, je begaafdheden, die vallen je toe. Als kind kon ik tijdens de gymnastiekles als ik met gestrekte benen bukte, met mijn handen de vloer niet raken. Een kwestie van bouw. Zo is dat met talenten en begaafdheden ook. Je moet het kunnen, er de structuur voor hebben. Mijns inziens herken je je talenten aan de mate waarin je plezier beleeft aan wat je doet. Een van mijn begaafdheden is muzikaliteit, en ik herinner me nog als de dag van gisteren dat ik van een onderwijzer op school een viool kreeg, tweedehands natuurlijk, maar in de jaren vijftig niettemin een onvoorstelbaar cadeau. Dat was een groot geluk, nog steeds vind ik bijvoorbeeld vioolspelen een van de heerlijkste dingen die je kunt doen, naast zingen. Zingen is ook gezond, je kunt niet anders dan met heel je lichaam zingen. Mijn moeder zei: 'Je kunt niet een beetje zwanger zijn.' Zo is het met zingen ook. Als je zingt, doe Je dat met hart en ziel, en daar knap je enorm van op. Ik kan het iedereen aanraden.'


Bčtavakken


'Soms is het lastig om je talenten tot ontwikkeling te brengen. Wat helpt, is dat je omgeving je ondersteunt. Ik had het geluk dat mijn ouders dat van ganser harte deden, maar op de middelbare school had ik het niettemin lastig. Muziek is een hobby, vond men daar, dat kan nooit je beroep worden, daarvoor moet je iets doen in de bčtavakken of zo. Mijn oplossing was om me onder te dompelen in orkesten: in elk jeugdorkest in de omgeving van Utrecht was ik te vinden. Daar was ik onder gelijkgezinden, en dat was fijn in een fase dat je wel wat support kunt gebruiken. Mijn eerste ervaring als performer was onverwacht. Ik moest toelatingsexamen doen voor het conservatorium, ik speelde een vioolsonate van Vivaldi, en dat deed ik zo enthousiast dat ik de lessenaar met de bladmuziek en al omstootte. Alles lag verspreid op de grond, ik kon zo niet verder spelen. Terwijl de pianist gewoon doorging, bukte ik me om mijn papieren op te rapen en bleef intussen de melodie vrolijk verder fluiten. De examencommissie lag in een deuk, en de voorzitter zei na een tijdje: 'Herman, stop maar, dat zit wel goed.' Volkomen toevallig ervoer ik zo dat muziek en humor samen kunnen gaan, dat je als muzikant ook een clown kunt zijn. Dat gevoel heeft me nooit meer verlaten.'


Concentratie


'Plankenkoorts heb ik nooit gehad, maar voor een voorstelling ben ik wel tot het uiterste geconcentreerd. Dat begint al bij het opstaan. Ik ben op zo'n dag lastig bereikbaar, als mensen van mijn bureau me dan iets vragen, is de kans dat ik het vergeet heel groot. In het uur voor de voorstelling loopt het niveau van de concentratie steeds hoger op, ik doe meditatie- en stemoefeningen, en alles is op dat eerste moment van mijn optreden gericht. Uitstel, al is het maar vijf minuten, is fataal. Dan is het voorbij. Het kan dan nog wel een aardig optreden worden, maar niet meer dan dat.

'Naarmate ik ouder word, wordt het lichter, kan ik effectiever met mijn talenten omgaan. Je verspilt minder en minder door de ervaring waarover je beschikt. Met mijn gezelschap hebben we ruim vijfhonderd keer opgetreden in Carré, en zo'n honderd keer in New York, Parijs en Berlijn. Je weet dus op welke toetsen je kunt spelen. De scherpte neemt toe, de diepte van je ervaringen ook. Ouder worden is rijk, als je gezond bent tenminste. Ik begrijp mijn publiek beter, en mijn publiek mij. We zijn door de jaren heen bijna familie geworden. Dat is iets om dankbaar voor te zijn, en wie weet wat er nog in het verschiet ligt.'


Herman van Veen (Utrecht, Nederland, 1945) is zanger, acteur, muzikant, clown, cabaretier, schrijver, regisseur en - sinds enkele jaren - schilder. In 1965 maakte hij zijn theaterdebuut met het soloprogramma Harlekijn. Een van zijn schep pingen is de eend Alfred Jodocus Kwak, die in meerdere landen, waaronder Japan, een cultfiguur werd. Sinds 1968 bracht hij meer dan 175 albums uit, en hij treedt nog steeds zo'n 130 keer per jaar op, overal ter wereld. 'Een optreden in Rotterdam is wezenlijk anders dan in Amsterdam, en Aken is volkomen onvergelijkbaar met Duisburg', zegt hij daarover. 'Als de verschillen tussen steden al zo groot zijn, valt er over de verschillen tussen landen eigenlijk weinig zinnigs te zeggen.'